Opinie De aanbevelingen voor het nieuwe kabinet tuimelen over elkaar heen deze weken. In het FD doet Joris Winters van Arcadis de suggestie van meer regie uit Den Haag, om de woningbouwproductie aan te jagen. Hij verbindt dat pleidooi met een blik op de Franse praktijk. De aanpak van het Grand Paris-project kan ook hier zoden aan de dijk zetten.
Wie zich verdiept in de verkiezingsprogramma’s van de formerende partijen, komt tot de conclusie dat het nieuwe woningmarktbeleid zich waarschijnlijk op de regio zal richten. Zo stelt de PVV dat de (rijks)overheid ‘keihard gefaald’ heeft op de woningmarkt. De partij pleit voor de bouw in steden en in dorpen, en nadrukkelijk ook buiten de stad, onder meer via ‘een straatje erbij’.
NSC wil een minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening aanstellen, vooral voor de regie op de volkshuisvesting. De nieuwe partij ziet voor de provincies een belangrijke rol weggelegd bij het concretiseren van de woonopgave voor de regio en het maken van ‘integrale ruimtelijke afwegingen’. De termen ‘regio’ en ‘lokale’ komen in het NSC-verkiezingsprogramma dan ook 92 keer voor.
Dat is ruim tweemaal zoveel als in het programma van de VVD. De liberalen willen ‘een nieuw Masterplan om ons land in te richten’. BBB, tot slot, stelt dat ‘waar gebouwd dient te worden geen zaak voor de landelijke politiek is.’ Interessant wordt ook hoe de partij zich gaat opstellen bij de vraag naar woningbouw op landelijke locaties. Landbouwgrond mag volgens BBB immers pas voor woningbouw worden gebruikt als ‘andere oplossingen zijn onderzocht’.
Regionaal geworteld
Wat zijn de contouren van de kaart van Nederland in zo’n regionaal georiënteerde benadering? Die zullen gelijkenis vertonen met één van de vier scenario’s voor de inrichting van Nederland in 2050 die het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in maart publiceerde. Dat ‘regionaal geworteld’ scenario zou kunnen aansluiten op de woningvraag, want het gaat uit van geconcentreerde groei in of aan (kleinere) steden en dorpen, verspreid over het land. Het kan daarmee ook tegemoetkomen aan de behoefte om water- en bodemkwaliteit sturend te laten zijn in locatiekeuzes – bijvoorbeeld door minder dan de geplande 420.000 woningen in Noord- en Zuid-Holland te bouwen.
Keerzijde is dat bij een ‘regionaal geworteld’ scenario de lokale en regionale gemeenschappen de dienst uitmaken bij de besluitvorming over het te voeren beleid. Dat bemoeilijkt ruimtelijke coördinatie op landelijke schaal. Zo zou in dat scenario bijvoorbeeld een nationale omgevingsvisie afgeschaft worden.
Die fragmentatie brengt een groot risico met zich mee voor de effectiviteit van de plannen en de uitvoeringskracht. Want de ruimtelijke opgaven omvatten naast woningbouw óók infrastructuur, natuur en energietransitie. De vraag is dan ook hoe de aansturing van de zogenoemde Novex-gebieden gaat verlopen. Deze zeventien locaties, waaronder regio Schiphol, Groene Hart, Zuidelijke Randstad en Zuid-Limburg, zijn door het demissionaire kabinet aangewezen als gebieden waar grote ruimtelijke transities vragen om een ‘apart ontwikkelperspectief’ door rijk en regio’s.
Grand Paris-project
De aanpak in Frankrijk biedt hiervoor wellicht inspiratie. Daar werd in 2007 een ministerie voor Transition écologique et de la cohésion des territoires opgericht, waaronder ook de minister van Volkshuisvesting valt. Dit nieuwe ministerie initieert nieuwe, grootschalige ruimtelijkeordeningsprojecten, waarbij vooral de samenhang en structuur van het Grand Paris-project indrukwekkend is. Binnen dit project werkt de uitvoeringsorganisatie – de Société du Grand Paris– aan 200 kilometer spoorlijn en 68 metrostations, met daaromheen zo’n 325.000 nieuwe woningen. Bij deze aanleg zijn circa 5.000 bedrijven en ook lokale overheden betrokken. Deze centrale uitvoeringsorganisatie kent niet alleen een sterke governance, maar scoort ook goed op het behalen van milieu- en sociale doelen. Zo wordt met dit project veertig miljoen ton aan broeikasgasemissies vermeden.
‘binnenstedelijk wonen parijs’
Wat valt te leren van deze Franse benadering? Onder aanvoering van woonminister Hugo de Jonge is een sterke start gemaakt met meer regie voor politiek Den Haag in de ruimtelijke ordening. Desalniettemin zijn de beoogde doelen voor nieuwbouw van woningen nog lang niet in zicht. Een nieuw kabinet doet er dus goed aan deze lijn voort te zetten, zeker bij een ‘regionaal geworteld’-scenario.
Maar voor extra slagkracht is meer nodig. Richt daarom, naar voorbeeld van het Grand Paris-project, één uitvoeringsorganisatie per Novex-gebied op, waarin alle betrokken partijen samenkomen. Denk daarbij aan overheden en projectontwikkelaars, maar ook aan infrastructurele bedrijven, netbeheerders en waterschappen.
Private financiering
En steun die uitvoeringsinstanties financieel met een op te richten Novex-fonds, naar model van de klimaat- en stikstoffondsen van het demissionaire kabinet. Daarbij hoeft het niet alleen om publiek kapitaal te gaan, maar kan ook private financiering een bijdrage leveren. Zo plaatsten de Fransen via het Grand Paris-project voor 26 miljard euro aan groene obligaties bij beleggers. Mogelijk een mooie bijvangst voor de formerende partijen, waarvan de meeste nog geen enkele duidelijkheid gaven over de investeringen voor het ruimtelijk domein.
Dit artikel verscheen eerder in Het Financieele Dagblad
Cover: ‘Illustratie van Hein de Kort voor Het Financieele Dagblad’ door Hein de Kort (bron: Het Financieele Dagblad)