8 februari 2013
5 minuten
Onderzoek Van overheden in Nederland wordt verwacht dat zij vorm geven aan een ‘goede ruimtelijke ordening’. Volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geven ze leiding aan de ruimtelijke ordening van een gebied ‘teneinde het ontstaan van een voor de gemeenschap zo gunstig mogelijk geheel te bevorderen’ (Memorie van Toelichting Wro 28 916, nr. 3, blz. 9). In de praktijk betekent dit een afweging van alle relevante, soms tegenstrijdige belangen. Ruimtelijke ordening is de verdeling van de ruimte voor verschillende functies. Daarbij worden keuzes gemaakt omdat ruimte schaars is.
Aanwijzingen en aanbevelingen
In het kort
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vastgelegd dat de
ruimtelijke ordening een samenhangende afweging van alle
belangen behelst. Tot die belangen wordt ook het cultureel
erfgoed gerekend. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is
daarom de verplichting vastgelegd om in de ruimtelijke
ordening “rekening te houden met aanwezige cultuurhistorische
waarden en in de grond aanwezige of te
verwachten monumenten”. Om aan deze verplichting te
voldoen is cultuurhistorisch onderzoek noodzakelijk. Deze
richtlijnen geven aanwijzingen en aanbevelingen voor de
uitvoering ervan.
In de belangenafweging hoort ook de zorg voor ons cultureel erfgoed thuis. De eis cultureel erfgoed mee te laten wegen in de ruimtelijke ordening is vastgelegd in diverse internationale verdragen, nationale wet- en regelgeving en beleid (zie voor een overzicht: Poelstra, de Graaf en Schramm 2011, 23-25 (internationale verdragen) en 29-35 (nationaal beleid) en 37-90 (nationale wet- en regelgeving)). Dat is logisch want cultuurhistorie heeft vaak positieve effecten op de vastgoedwaarde van gebouwen en terreinen; het draagt bij aan een aantrekkelijke woonomgeving en vestigingsklimaat, het biedt aanknopingspunten voor nieuwe ontwikkelingen in stedenbouw, natuurontwikkeling en waterbeheer; het trekt toeristen en geeft trots en identiteit aan bewoners.
Overheden hebben verschillende instrumenten om cultuurhistorie een plaats te geven in de ruimtelijke ordening. Soms gaat het om een mogelijkheid, zoals de erfgoednota (zie hoofdstuk 4.1), soms om een vereiste, zoals de structuurvisie. De Wro verplicht overheden een structuurvisie ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening vast te stellen voor hun gehele grondgebied. De visie bevat de uitgangspunten voor het ruimtelijk beleid en een schets van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen. De structuurvisie biedt de mogelijkheid om aan te geven welke cultuurhistorische waarden de betreffende overheid binnen zijn grondgebied belangrijk vindt en op welke wijze deze een plek krijgen in de ruimtelijke ordening.
Een structuurvisie wordt vertaald in ruimtelijke instrumenten. Op gemeentelijk niveau is dit het bestemmingsplan. Op basis van een bestemmingsplan wordt bepaald voor welke ingrepen een omgevingsvergunning verplicht is. Vanaf 1 januari 2012 zijn gemeenten op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), verplicht cultuurhistorische waarden mee te laten wegen in de totstandkoming van een bestemmingsplan. In de toelichting op een bestemmingsplan wordt daarom:
“een beschrijving [gegeven] van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” (een wijziging in het Besluit ruimtelijke ordening, artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a).
Het is al jaren verplicht dat de in het bestemmingsplan “aanwezige en te verwachten archeologische waarden” een plek krijgen in de besluitvorming. Met de nieuwe Bro is de gemeente dus gehouden om breder te kijken dan alleen de archeologie. Ook de architectuurgeschiedenis en historische (steden)bouwkunde, bouwhistorie, tuinhistorie) en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel al bij wet of verordening beschermde (“waardevaste elementen of gebieden”) als niet formeel beschermde objecten en structuren (“waardevolle elementen of gebieden”): van rijksmonument tot het vermoeden van een archeologische vindplaats.
“Rekening houden met aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten” is alleen mogelijk als voorafgaand aan plan- en besluitvorming onderzoek naar deze waarden heeft plaatsgevonden. Deze opdracht sluit aan bij de Algemene wet bestuursrecht, waarin is vastgelegd dat een overheidsbesluit goed gemotiveerd moet zijn. Het is immers niet mogelijk om rekening te houden met cultuurhistorische waarden zonder te weten waarover men het heeft. In deze richtlijnen zijn voor dit onderzoek aanwijzingen en aanbevelingen vervat. Hieronder wordt beschreven ‘hoe’ cultuurhistorisch onderzoek in het kader van de ruimtelijke ordening het beste vorm kan krijgen. De beschrijving sluit aan bij de rijke onderzoekspraktijk die in de laatste jaren in Nederland tot stand is gekomen. Dat betekent dat in deze richtlijnen niet gekozen wordt voor de beschrijving van één specifieke, gedetailleerde werkwijze. De nadruk ligt op een beschrijving van de factoren die van invloed zijn op de kwaliteit van onderzoek en welke invloed de opdrachtgever daarop heeft. In veel gevallen gaat de beschrijving pas ‘leven’ als er naar goede voorbeelden wordt verwezen. Deze zijn te vinden op de website Handreiking Erfgoed en Ruimte. Dat maakt het mogelijk steeds nieuwe voorbeelden toe te voegen.
Voor een goede erfgoedzorg in de ruimtelijke ordening is cultuurhistorisch onderzoek alleen niet voldoende. Een beschrijving en waardering van de cultuurhistorische kenmerken van een gebied behoeft ook een vertaling ervan in een advies over de wijze waarop de zorg voor de cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkelingen samen kunnen gaan. In veel gevallen is het mogelijk een aanbeveling te doen met het oog op het behoud van het erfgoed door uitgangspunten en randvoorwaarden voor de toekomstige inrichting en functies te geven. Ook kunnen aanbevelingen worden gedaan hoe erfgoed(zorg) en ruimtelijke ontwikkeling samen kunnen gaan en elkaar kunnen versterken. Deze adviezen worden op hun beurt betrokken in de vormgeving van ruimtelijke plannen en instrumenten. Deze opgave valt echter buiten het bestek van deze aanwijzingen en aanbevelingen, omdat advisering en juridische verankering geen onderdeel uitmaakt van het doen van onderzoek. Deze richtlijnen zetten alleen uiteen ‘hoe’ cultuurhistorisch onderzoek het beste vorm krijgt. In de Handreiking Erfgoed en Ruimte is informatie te vinden over de wijze waarop cultureel erfgoed een betekenisvolle plek krijgt in de ruimtelijke ordening en de wijze waarop dat in regelgeving en beleids- en planvorming vorm kan krijgen. Een mooi voorbeeld is de matrix waarin wordt aangegeven hoe specifieke cultuurhistorische waarden een plek kunnen krijgen in een bestemmingsplan. Tot slot moet hier worden vermeld dat deze tekst ook geen opgave biedt van literatuur en bronnen betreffende concrete cultuurhistorische waarden. Gekwalificeerde onderzoekers kunnen hierin voorzien.
Zie voor de volledige publicatie:
Cover: ‘Thumb_renovatie en herbestemmen_0_1000px’