Verslag Het achtste jaarcongres van Stichting Hoogbouw op 17 september stond in het teken van duurzaamheid. Niet zozeer in de bekende energetische zin, maar meer in relatie tot stedelijke en maatschappelijke ontwikkelingen. Met onder meer aandacht voor de rol van hoog bouwen binnen stedelijke verdichting en de kansen om met andere materialen en bouwwijzen de CO2-uitstoot terug te brengen.
Op weg naar de congreslocatie (bioscoop Kinepolis, Jaarbeursterrein) valt eens te meer op dat het centrum van Utrecht aan deze westkant van het spoor een flinke transformatie ondergaat – ook in verticaal opzicht. De ambitie van verdichting rondom stationslocaties krijgt hier behoorlijk invulling. Het nieuwe stadskantoor (2014) en het WTC (2018) hebben gezelschap gekregen van onder meer de torens SYP (2019), Central Park (2021) en Wonder Woods (2024). De zieltogende Galaxy Tower wacht ondertussen nog steeds op voltooiing (nadat bouwbedrijf Ballast Nedam de bouw 2023 stil legde); de gemeente liet begin september weten dat de bouwplaats inmiddels weer is vrijgegeven. Daarmee zou de oplevering van onder meer ruim 300 woningen weer dichterbij komen.
Dat er ook bij een ander Utrechts station plannen zijn om flink de lucht in te gaan (met de gebiedsontwikkeling MARK, bestaande uit drie torens), onderstreept de analyse van Stichting Hoogbouw-bestuurslid Emiel Arends dat deze bouwvorm flink in de lift zit. In zijn eigen stad Rotterdam zijn er acht torens met een hoogte boven de 150 meter in aantocht. “Nemen we 70 meter even als grens, dan zijn er in Nederland 301 torens gereed die deze hoogte halen. 57 zijn er in aanbouw en 147 in ontwikkeling.” Veel van de torens worden in stedelijk gebied gerealiseerd en dat vormde een mooi bruggetje naar de inleiding van Rijksbouwmeester Francesco Veenstra, de eerste spreker tijdens het Stichting Hoogbouw-jaarcongres. Hij pleitte voor “verstandig verdichten”, een ambitie die hij eerder met Spoorbouwmeester Marianne Loof aan het papier toevertrouwde. Daarbij vindt hij hoogte minder belangrijk dan de manier waarop hoge gebouwen uiteindelijk ‘landen’ in de stad: “Kijk naar de hoogbouw die in het centrum van Den Haag is gerealiseerd. Dat is verdichting maar in termen van een goede buitenruimte – die bijdraagt aan de gezondheid van mensen – is sprake van een mislukt experiment. We moeten van een ‘dichtheid door gebouwen’ naar een ‘dichtheid door mensen’.”
Rol van het Rijk
Alvast vooruitkijkend naar de nieuwe agenda van het College van Rijksadviseurs (die een dag na het congres zou worden gepubliceerd, onder de titel ‘Gedeelde Grond’), maakte Veenstra duidelijk dat hoogbouw bekeken moet worden binnen het brede palet aan mogelijkheden om de ruimte in Nederland zo zorgvuldig mogelijk te gebruiken. Nieuwe steden in zoet IJsselmeerwater passen wat hem betreft niet daarbij, zoals onlangs door D66 werd geopperd. “Voortbouwend op de Nederlandse traditie van ruimtelijke ordening is het zaak voldoende adaptief te zijn en tegelijkertijd betrouwbaar te zijn in het beleid, om daarmee zekerheden af te geven aan de partijen met wie het Rijk samenwerkt.” Principes als “het Rijk als goede buur” (oog houden voor de omgeving) en “het Rijk als rentmeester” (goed beheren wat er al is) spelen daarbij een belangrijke rol.
Laten we proberen om de CO2-uitstoot bij iedere stedenbouwkundige keuze mee te wegen
Kijkend naar de groei van de bevolking en die van het aantal huishoudens, stelde Veenstra dat Nederland zich in een “permanente transitie” bevindt – hij gebruikt dat woord liever dan “crisis”. De urgentie is niettemin groot, met een woningtekort dat mogelijk kan oplopen tot 600.000 à 700.000 woningen en een noodzakelijke woningproductie van misschien wel 2,5 miljoen woningen. Het creatief hergebruiken van de bestaande woningvoorraad kan helpen om hierin te voorzien. “Als we gaan bouwen zoals bij de Vinex gebeurde, hebben we steeds meer grond nodig. Daar zijn grenzen aan. Er is geen weg terug naar hoe we de afgelopen decennia hebben gebouwd.”
Stedenbouwkundige keuzes
Die grens bestaat niet alleen letterlijk uit de hoeveelheid schaarse grond die in Nederland beschikbaar is, maar ook uit de hoeveelheid CO2 die de bouw produceert – en die de mensen daar met hun levensstijl nog eens aan toevoegen. Valerie Heerakkers, architect/onderzoeker bij het Rotterdamse bureau Cityförster (letterlijk: de stadsboswachter), maakte in haar presentatie duidelijk dat er behoefte is aan carbon based urbanism, een insteek die verder gaat dan carbon based design. Daarbij gaat het om de relatie tussen stedenbouw en CO2-uitstoot, die Leerakkers onderzoekt aan de hand van onderzoeksresultaten in 12 Rotterdamse buurten – van stedelijk tot suburbaan. Drie G’s gaan daarin gelijk op: gebouw, gebied en gebruiker.

‘Wonderwoods Utrecht’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)

‘Galaxy Tower Utrecht’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)
Uit het onderzoek blijkt dat de suburbs de hoogste CO2-uitstoot te hebben: meer vierkante meters aan woningen, meer auto’s, meer gebruik van fossiele brandstoffen. Vandaar haar pleidooi om bij duurzaamheid verder te kijken dan alleen bouwmaterialen en energieverbruik en ook de gebruiksdimensie mee te nemen. “En laten we proberen om de CO2-uitstoot bij iedere stedenbouwkundige keuze mee te wegen. Denk aan het aantal vierkante meters per persoon, compacte bouwvormen, hogere dichtheden, lagere parkeernormen, minder afstand naar de voorzieningen en verbreding van de functiemix.” Wie dergelijke principes inzet, draagt volgens Leerakkers ook bij andere duurzaamheidsambities als de 15-minutenstad, de gemengde en gezonde stad en het uit de VS overgewaaide Transit Oriented Development (het eerder genoemde bouwen in hogere dichtheden nabij openbaar vervoer).
Geen vlees
Als het over gedrag en gebruik gaat: de medewerkers van het eveneens in Rotterdam gevestigde ontwerpbureau MVRDV eten inmiddels geen vlees meer op kantoor en compenseren hun vliegreizen via de zelf opgerichte Green Dream Foundation. “Maar we bouwden nog wel steeds volop met beton,” zo gaf Sanne van der Burgh (hoofd van MVRDV NEXT) aan. Omdat de bestaande graadmeters onvoldoende aansloten bij het terugdringen van klimaatverandering, besloot MVRDV zelf een instrument te ontwikkelen: Carbon Space. “Het is een open source online tool waarmee binnenkort iedereen de materiaal gebonden CO2-emissies kan doorrekenen en terugbrengen.” De zoektocht die het bureau heeft doorlopen om hierbij uit te komen (en die eerder uitmondde in het opstellen van “Carbon Guidelines”), is inzichtelijk gemaakt met de reizende tentoonstelling “Carbon Confessions”, die vorige week in Parijs werd geopend.
Volgens Van der Burgh doet de gebouwvorm niet zoveel voor de CO2-uitstoot, veel bepalender is de constructie. Aan de hand van gebiedsontwikkelingen als ‘Tour & Taxis’ in Brussel maakte ze duidelijk dat met onder meer de toepassing van houtbouw forse reducties mogelijk in CO2-uitstoot. “In het Duitse Heilbronn realiseren we een nieuw innovatiepark en daarbij is niet alleen sprake van een financieel budget voor de gebouwen maar ook van een CO2-budget. Daar moeten opdrachtgevers en ontwerpers verplicht binnen blijven.” Uiteindelijk is niet-bouwen nog de meest duurzame variant en ook dat kan tot bijzondere resultaten leiden, zoals een herontwikkelde toren in het Chinese Shenzhen laat zien. Het zijn deze en andere projecten die ertoe hebben geleid dat de ontwerpers van MVRDV inmiddels liever over “climate” dan over “sustainability” praten.
Houten toren
Het tweede deel van het congres van Stichting Hoogbouw ging met name in op de materialen die bij hoogbouw worden gebruikt – en hoe. Beton en staal krijgen daarbij in toenemende mate concurrentie van hout, hoewel TBI-betonspecialist Niki Loonen liet zien dat er ook bij de traditionele materialen stappen worden gezet om deze te verduurzamen. De ontwerpers en ontwikkelaars van het houten woongebouw SAWA in Rotterdam zagen dat laatste zes jaar geleden in ieder geval niet als de weg voorwaarts: Robert Winkel (MEI Architecten) en Marc Compeer (NICE Developers, mede-ontwikkelaar naast ERA Contour) pleiten voor een integrale oplossing die zelfs verder gaat dan alleen het CO2-vraagstuk. Ook aspecten als biodiversiteit en sociale inclusiviteit maken deel uit van het NICE-concept. Dat daarbij het nodige leergeld is betaald, is volgens ERA Contour-directeur Job van Zomeren evident: “Maar als ik dan zie dat veel jonge mensen juist bij ons bedrijf komen werken om aan dit soort projecten te werken, dan zegt dat wel iets.”
We lopen al achter, dus het is zaak om de ambities zo hoog mogelijk op te schroeven
Dat met dit concept ook hoogbouw mogelijk is, moet de realisatie van de NICE Tower bewijzen: een toren van 140 meter die geheel uit hout wordt opgetrokken en aan de gemeente Rotterdam is aangeboden (een concrete locatie is nog niet gevonden, ook andere steden hebben inmiddels belangstelling). Volgens Winkel is het de enige manier om de CO2-uitstoot in de bouw terug te dringen: “We lopen al achter, dus het is zaak om de ambities zo hoog mogelijk op te schroeven.” Daarbij kunnen ook overheden een belangrijke rol spelen, zo blijkt uit de Canadese praktijk waarin de provincie Ontario recent houten gebouwconstructies met een maximale bouwhoogte gaat toestaan.
Cover: ‘Congres Stichting Hoogbouw Utrecht 2025’ door Kees de Graaf (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)