Persoonlijk Het zal je maar gebeuren: je bent architect en krijgt te horen dat je door een erfelijke afwijking blind zult worden. Het overkwam Jan Meerpoel, die bleef doorwerken tot hij niets meer kon zien. Sindsdien zet hij zich op diverse manieren in om gebouwen en hun omgeving beter toegankelijk te maken voor mensen met een visuele of andere lichamelijke beperking. Simon Kooistra sprak met Meerpoel en vroeg hem: wat kunnen ontwerpers en bestuurders van zijn ervaringen leren en wat is in zijn ogen een ideale wijk?
Na zijn studie bouwkunde aan de HTS in Haarlem en militaire dienst kreeg Jan Meerpoel een baan bij de bouwafdeling van de AMRO-bank. In de avonduren studeerde hij architectuur. Op zijn dertigste kreeg hij te horen dat hij blind zou worden door de erfelijke aandoening Retinitis pigmentosa, waarbij de staafjes en kegeltjes op het netvlies geleidelijk hun werking verliezen. De bank wilde hem niet kwijt en maakte hem hoofd van de afdeling werkvoorbereiding en calculatie. In die functie ging hij op stap met architectenbureaus, op zoek naar de beste locaties voor regio- en districtskantoren van de bank. Toen hij op zijn vijftigste werd afgekeurd, bleef hij nog een tijdje actief als architect, tot hij op zijn 58ste helemaal niets meer kon zien.
‘Jan Meerpoel’ (bron: Eigen archief)
“Dankzij mijn uitgebreide netwerk kreeg ik toch enige opdrachten: vooral woningen, maar ook een winkelgalerij in de Keukenhof. Ik ontwierp huizen voor mensen zonder visuele of motorische beperking, maar daar kunnen ze later wel mee te maken krijgen. Daar hield ik in mijn ontwerpen rekening mee. Let bijvoorbeeld op een logische indeling binnenshuis en buitenshuis, zodat mensen zich altijd kunnen oriënteren en uit de voeten kunnen. Zorg dat ze vanaf de straat makkelijk de ingang vinden van een huis, winkel of publiek gebouw. Vermijd trapjes van de openbare weg naar toegangsdeuren en voorkom obstakels voor mensen met kinderwagens of rolstoelen. In al mijn werk let ik op toegankelijkheid, bereikbaarheid en bruikbaarheid.”
Geen last van de palen
In zijn hoofd ontwerpt Meerpoel (84) nog steeds woningen. “Ik heb honderden ontwerpen in mijn hoofd: groot, luxueus en energieneutraal. Maar ik kan er niets mee; ik kan het niet overdragen. Ik doe het als een soort hersengymnastiek. Ik ben nu eenmaal een bezige bij.” Om zich toch nuttig te maken voor zijn vak- en lotgenoten, zette hij zich na zijn werkzame leven vrijwillig in voor mensen met een fysieke beperking. Tot vorig jaar was hij lid van de Bouwpool van de Landelijke Ondersteuning Cliëntenraden in de zorgsector (LOC). In die functie adviseerde hij bij de bouw van complexen van zorgorganisaties, zoals verpleeghuizen en GGZ-instellingen. Binnen de Vereniging voor blinden en slechtzienden was hij lid van de commissie toegankelijkheid. “Daar hoorde ik veel verhalen van blinden die de grootste moeite hadden om vanuit huis bij de bushalte te komen of naar het stadhuis in hun woonplaats.”
Meerpoel trad ook toe tot het Landelijk Overleg Consumenten Openbaar Vervoer (LOCOV) van de NS. Zo is aan hem te danken dat alle liften op NS-stations zijn voorzien van spraakmodules. Verder werd hij actief in het gemeentelijk platform gehandicaptenbeleid in de regio Leiden. In die hoedanigheid dacht hij eind vorige eeuw mee over de inrichting van nieuwbouwwijk De Zanderij in Katwijk. “In het straatprofiel moeten de trottoirs het vaak ontgelden. Wij hebben gepleit voor trottoirs van minimaal 1,80 meter breed, in kleur onderscheiden van rijwielpaden. Zo kunnen twee rolstoelen elkaar gemakkelijk passeren. Verder hebben we bepleit dat lantaarnpalen niet op de grens van voet- en rijwielpaden staan, zoals vaak het geval is, maar met lange uitleggers in de voortuinen van de aanliggende woningen. Zo hebben voetgangers, de meest kwetsbare verkeersdeelnemers, geen last van de palen. Deze adviezen zijn allemaal overgenomen.”
Bushalte onvindbaar
Van de 350.000 visueel gehandicapte Nederlanders zijn er 50.000 helemaal blind. Deze aantallen zullen met een vergrijzende bevolking alleen maar toenemen, verwacht Meerpoel. Hij heeft aan den lijve ondervonden hoe ingrijpend de consequenties zijn als met deze doelgroep geen rekening wordt gehouden. Hij heeft met zijn gezin jarenlang een vrijstaande woning gehad op de grens van Sassenheim en Lisse. Dankzij oversteekplaatsen met verkeerslichten en rateltikkers kon hij zelfstandig de dichtstbijzijnde bushalte vinden. Totdat de provincie Zuid-Holland van de kruising een rotonde maakte zonder oversteekplaatsen. De gemeente toonde begrip voor zijn situatie, maar kon niets veranderen aan het provinciale beleid. Ze heeft wel geregeld dat hij een half jaar lang taxikosten naar de dichtstbijzijnde bushalte kon declareren. Een doekje voor het bloeden, want het was geen echte oplossing, dus voelde hij zich gedwongen te verhuizen.

‘Wandelbord voor gehandicapten’ door Foto Para Ti (bron: Shutterstock)
Nu woont hij met zijn vrouw Toos in een ruim appartement vlak buiten het centrum van Leiden, de stad waar hij is opgegroeid. Zowel de instap- als uitstaphalte is dichtbij en er is een uitstekende verbinding met beide NS-stations in de stad. Dankzij geribbelde geleidelijnen komt hij vrijwel zonder hulp op zijn bestemming. Hij kent de stad op zijn duimpje. “Ik heb veel herkenningspunten. Aan de geur van een schoenenwinkel, de tocht uit een steegje of de weerkaatsing van het geluid van een luifel als ik met mijn taststok op de straat tik, herken ik waar ik ben. Niet dat ik een betere neus heb dan een ander of betere oren, maar als blinde heb ik geleerd die zintuigen effectiever te gebruiken. Daardoor ervaar ik de ruimte ook anders.”
“Laatst liep ik langs het herbestemmingsproject van de Leidse Meelfabriek en dan valt me op dat de gebouwen te dicht op elkaar staan. Dan krijg je de zogeheten venturi, de wind die er doorheen jaagt. Je kunt niet spreken van een ontwerpfout, want de gebouwen stonden er al. Maar ik vraag me af of de architecten zich dit voldoende hebben gerealiseerd. Niet alleen de wind, maar ook de akoestiek is een lastig probleem. Je denkt misschien dat je op zes, zeven hoog minder last hebt van lawaai beneden, maar het tegendeel is het geval. Het geluid klimt tegen de gevels omhoog. Dat kun je onderbreken door uitkragende balkons of bomen op de begane grond, die het geluid absorberen.”
De ideale buurt
Meerpoels ouders hadden vroeger een naaimachinewinkel in de Breestraat in het centrum van Leiden. Later verhuisde het kinderrijke gezin naar de Professorenwijk, in de ogen van Meerpoel een ideale buurt vanwege de doordachte en ruime opzet met veel groen en een gevarieerde bebouwing. Overal brede trottoirs en parkeerruimte aan weerszijden. Het stratenpatroon is overzichtelijk met haakse kruisingen, waardoor zelfs blinden zich kunnen oriënteren. “Als een oversteek niet haaks op de weg staat, is het voor hen lastig aan de overkant te komen,” zegt Meerpoel.

‘Drone foto van Leiden’ door JaySi (bron: Shutterstock)
Kunnen huidige ontwerpers lering uit trekken uit het succes van deze wijk? “Jazeker”, zegt Meerpoel. “Maar alles moet tegenwoordig goedkoper. Er wordt op alle fronten geknepen om de bouwkosten te drukken, laat staan dat er ruimte is voor bredere wegen en trottoirs, want die leveren niets op. De Zanderij in Katwijk, waarover ik heb mee mogen denken, is in dit opzicht een uitzondering. De huidige trend van prefab woningbouw leidt tot eenheidsworst. In de vrije sector kunnen architecten zich nog uitleven, maar dat helpt niet bij de oplossing van de woningnood. Bouwondernemers hebben vanwege de kosten weinig keus. Gemeenten zouden meer kunnen doen. De prijs van een nieuw huis bestaat vaak voor meer dan de helft uit grondkosten. Ik wil niet zeggen dat gemeenten zich als speculanten gedragen, maar het lijkt er soms wel op.”
Aan de andere kant kost het gemeenten steeds meer tijd om met een goed plan te komen. “We zijn een bureaucratisch land geworden. Als je ergens wilt gaan bouwen, komen er steevast allerlei bezwaarschriften binnen. Daar moet je zorgvuldig mee omgaan. De nieuwe Omgevingswet heeft het niet eenvoudiger gemaakt. Ontwikkelaars worden vaak aan het lijntje gehouden, omdat gemeenten te weinig ambtelijke capaciteit hebben om een plan vast te stellen. Minister Keijzer wil de bouw versnellen door allerlei regels te schrappen, maar ik vraag me af of die het gewenste effect hebben. Ze gooit ook goede regels overboord. Ik vind het absurd dat ze de minimale plafondhoogte wil verlagen en steilere trappen wil toestaan. Die laatste zijn levensgevaarlijk voor ouderen. Ik heb altijd zogeheten luie trappen gebouwd, omdat die veel veiliger zijn.”
Meer ouderenhuisvesting
Meerpoel vindt ook dat ouderenhuisvesting meer prioriteit moet krijgen. “In Nederland leven momenteel 720.000 tachtig-plussers. In 2040 zijn dat er meer dan twee miljoen. Die krijgen met allemaal mankementjes te maken. Van die mensen leeft driekwart onder het sociaal minimum. Er ligt dus een grote bouwopgave voor goedkopere, kleinere woningen. Die moeten zodanig zijn ingericht dat mensen met gebreken zich daarin makkelijk kunnen bewegen. Bovendien moeten er meer zorggerichte woningen komen, waarin mensen met een zorgvraag langer zelfstandig kunnen wonen, zodat ze niet naar een verpleegtehuis hoeven. Het zorgbudget is hier niet op berekend. Alleen rijkere ouderen kunnen zich een kamer veroorloven in een woonzorgcentrum met verpleeghuis-achtige zorg.”

‘Knarrehof, Zwartewaterland’ door Bouwbedrijf Nikkels (bron: Knarrenhof)
Is het woonconcept van een Knarrenhof dan een oplossing? Meerpoel: “Tot op zekere hoogte. Het idee van nabuurschap spreekt me aan. De een zorgt voor de tuin, de ander doet klusjes in huis, mensen helpen elkaar. Maar op een gegeven moment komen er scheurtjes in het systeem. Mensen haken af omdat ze minder kunnen en er zijn geen anderen die het willen overnemen. Er is geen verjonging.” Meerpoel ziet meer heil in geclusterde bouw van kleine woningen. “Niet alleen voor ouderen, maar ook voor starters en gescheiden mensen. Zet er ook studenten neer, zodat er wat leven in de brouwerij komt. De praktijk leert dat jongeren best bereid zijn oudere buren een handje te helpen. Als je in de plint van zo’n gebouw een huisartsenpraktijk of winkel hebt, levert het ook nog wat extra huur op.”
Cover: ‘Blindengeleidestrook’ door Silver Spoon (bron: Wikipedia Commons) onder CC BY-SA 2.5, uitsnede van origineel