2015.02.04_MCD in gesprek met de stadsontwikkelaars (deel 1)_660

In gesprek met stadsontwikkelaars #1: Albert Hutschemaekers - Stationsgebied Utrecht

2 april 2015

7 minuten

Persoonlijk De Master City Developer-opleiding (MCD) is ingrijpend vernieuwd en op 1 april (geen grap) van start gegaan. Ter gelegenheid daarvan gaat directeur Geurt van Randeraat in gesprek met een aantal stadsontwikkelaars over de opgaven van gisteren en morgen. Hoe is hun vak veranderd? En waar liggen de uitdagingen voor de toekomst. Gesprek één is met Albert Hutschemaekers, sinds 2002 betrokken bij wat nu CU2030 heet: het Stationsgebied van Utrecht. ‘Je moet dit gebied zien als een open hart-operatie.’

MCD-interviewserie Stadsontwikkelaars. Aflevering #1: Albert Hutschemaekers

Het is de eerste warme lentedag en de grote trap aan de westzijde van station Utrecht Centraal is gelijk al volop in gebruik als zit- en uitkijkgelegenheid, in de zon. Een plan dat eerst als megalomaan werd weggezet – ‘wat moeten we met zo’n trap, wie gaat er nu naar west zitten kijken?’ – blijkt nu een schot in de roos. Albert Hutschemaekers kan er wel om lachen: het is het lot dat menig stadsplanner treft. ‘Je kijkt als planner nu eenmaal ver vooruit. Wij weten dat hier straks een grote schaalsprong aan de westkant van Utrecht CS gaat plaatsvinden en dat zich hier meer dan 10.000 werkers gaan vestigen. Binnen die context is zo’n trap geen gek idee.’ Binnen in het nieuwe, pas geopende stadskantoor gaat het gesprek al snel over de vernieuwde MCD-opleiding en de relatie met de stedelijke gebiedsontwikkelingspraktijk.

GvR: ‘We hebben de afgelopen tijd gebruikt om de opleiding opnieuw te positioneren. In dat verband heb ik ook regelmatig aan Utrecht gedacht. De vragen waar studenten in de opleiding mee worstelen komen hier vast ook terug. Wat was het “oude” vak, is er een “nieuw” vak? Dit is een plan waar in het verleden veel om te doen is geweest, waar de emoties hoog opliepen. Jij kwam zelf binnen op het moment dat de bevolking begin deze eeuw mocht aangeven waar het heen moest met dit gebied. Hoe heb jij dat ervaren? AH: ‘Het grappige is dat ik helemaal niet als stadsontwikkelaar ben opgeleid, maar dat terzijde. Ik heb “het vak” echt in de praktijk geleerd. Toen ik hier begon, was Leefbaar Utrecht net aan de macht gekomen. Het Utrecht Centrum Project (UCP) was afgevoerd, ik mocht het puin ruimen. Opschonen om blanco te kunnen beginnen. Om vervolgens twee plannen te ontwikkelen, plan A en plan 1. Beiden moesten door alle partijen gedragen worden, waarna de bevolking een keuze mocht maken. Ik begon met één dag in de week, dat was al snel fulltime.’

GvR: ‘Wat behelsden die beide plannen? Ik weet nog wel dat ze niet 1 en 2 genoemd mochten worden, omdat dat al een soort rangorde zou aangeven.’ ‘AH: ‘We hebben alle eigenaren bij elkaar gehaald en in een conferentieoord in Bilthoven onder hoge druk twee schema’s gemaakt. Een waarin een plaat over het hele spoor werd geschoven en het gebied werd afgemaakt zoals Bredero het ooit bedoeld had. Met daaromheen grote groene structuren. En in de andere variant het aanpassen van Hoog Catharijne zodat het zich kon voegen in de omgeving. Dat werd al snel vertaald als “hoog en stedelijk” en “laag en groen”, maar dat klopte dus feitelijk niet. Niettemin koos 70 procent voor de tweede variant. Een van de raadsleden zei destijds al heel wijs: het zal uiteindelijk in de praktijk wel variant 1a worden. En zo is het ook gegaan; het vervlecht zich in de loop van de tijd. Kijk maar naar de plek waar we nu zitten: het stadskantoor is op een grote plaat gebouwd.’

GvR: ‘Kijkend door de oogharen naar het plan, wat zijn dan jullie belangrijkste doelstellingen en ambities geweest in al die jaren?’ AH: ‘Ik zou zeggen: herstellen, verbinden en betekenis geven. Herstellen zie je bijvoorbeeld in het terugbrengen van water in de Catharijnesingel. Verbinden betekent onder meer dat de oost-west routes over het spoor worden verbeterd. En betekenis geven: dit was een raar gebied, met rangeerterreinen, sporthallen en loodsen. Een pure transitplek.’

GvR: ‘Zou je, zoveel jaar later, weer dezelfde doelstellingen meegeven aan het plan. Of zou je het bijvoorbeeld meer economisch hebben ingestoken?’ AH: ‘Het was destijds al een nationaal sleutelproject, mede gericht op versterking van de economie van de binnenstad. Maar in de beleving van de stad ging het daar helemaal niet om. Het ging over het spoor, over Hoog Catharijne. Maar ik denk dat deze begrippen best heel lang bruikbaar zijn. Het gaat nog steeds over betekenis geven: spiegelen we de binnenstad straks over het spoor. Of over verbinden: wat doen we met Lombok, plakken we dat tegen de binnenstad aan of houden we het een beetje apart, met een eigen identiteit? Je moet dit gebied zien als een open hart-operatie. We zijn halverwege. Kamer 1, met spoor en Hoog Catharijne, staat op de rails. Nu begint het gesprek over die andere kamer, de westzijde. Dat “verhaal” zijn we nu aan het bouwen. Je mag stellen dat straks de binnenstad begint wanneer je het Merwedekanaal over komt.’

GvR: ‘Hoe groot durven jullie daarin te denken? Wat voor milieu zien jullie aan de westkant voor je?’ AH: ‘We praten voor het eerst met dit college in de sfeer van een schaalsprong. Pieter Tordoir heeft laatst hier een lezing gegeven over hoe de as Amsterdam-Utrecht zich ontwikkelt, dat is onstuimig. Utrecht heeft nu 400.000 inwoners, dat kan in een vloek en een zucht uitgroeien tot 500.000. Het centrum wordt daarmee het gehele gebied van de Oude Gracht tot en met het Jaarbeursplein, dat moet de straks de wandeling zijn die je voor je plezier maakt. Dit hele gebied gaat op de schop, de contracten worden op korte termijn hopelijk getekend. Het Jaarbeursplein wordt straks omzoomd door gebouwen. Die nieuwe trap kijkt straks uit over een fascinerende bouwplaats. Daar groeien we stap voor stap naar toe. In het verlengde daarvan denken we na over de gebieden die daar weer op aansluiten en de sfeer die daar moet komen, tussen het station en het Merwedekanaal. Worden dat bijvoorbeeld stadstraten, waar je niet harder dan 30 km per uur mag rijden? Of liggen er bijvoorbeeld kansen voor stadslandbouw? Er zijn hele nieuwe combinaties denkbaar, dat is de zoektocht. Hoe kunnen we de stad een nieuwe impuls geven? Niet door het oude te herhalen, maar door nieuwe stedelijke vraagstukken op een eigentijdse manier gezamenlijk op te lossen.’

GvR: ‘In hoeverre kan Utrecht zich daarbij profileren als een stad met een sterk eigen merk, zoals Amsterdam of Eindhoven?’ AH: ‘Dat merk hebben wij niet; we zijn meer een stad van het gemiddelde. Maar dan wel een heel hoog gemiddelde: alles is hier toch vrij goed voor elkaar. Met een duidelijke voorsprong voor het wonen: als woonstad is Utrecht echt zeer geliefd.’

GvR: ‘Jullie zouden het Boston van Nederland kunnen worden. Kenniseconomie, hoogwaardig wonen, 600.000 inwoners.’ AH: ‘Die parallel spreekt mij wel aan. En als je daarachter staat, ga je ook anders over dit soort plekken ten westen van het station nadenken. Wij dagen de markt daar ook bewust in uit. Kom bijvoorbeeld met ideeën voor gelaagde gebouwen, waarbij het wonen niet bovenin zit maar juist onderin. Dat maakt het leuk; steeds een stapje verder komen.’

GvR: ‘Nog een vraag over de crises. In 2001 was de eerste, in 2009 begon de tweede. Heeft die grote wereldeconomie jullie geraakt? Of heeft een bewoner die tot aan de Raad van State gaat net zoveel impact?’ AH: ‘De crisis is cyclisch, die komt bij langlopende ontwikkelingen altijd voor. Op echt goede locaties zoals het Stationsgebied geeft het hoogstens enige vertraging en uiteraard scherpere onderhandelingen over geld. Verder moet je altijd op juridische procedures voorbereid zijn. Inhoudelijk moet alles kloppen. Planningen zijn altijd de kritische factor; omdat niet gepland kan worden op maximale termijnen kunnen procedures die zeer lang doorlopen tot vertraging leiden. Uiteindelijk vormen plotselinge koerswijzigingen het grootste probleem, bijvoorbeeld de recente keuze van de gemeenteraad ten aanzien van de bibliotheek. Maar dit kan ook gebeuren door dat bijvoorbeeld een investeerder of eigenaar een nieuwe grootaandeelhouder krijgt. Je kunt niet alles voorzien, ook al moet je dat wel proberen.’

GvR: ‘Tot slot: wat wordt de grote succesfactor voor de komende jaren?’ AH (aarzelt niet): ‘Tempo! Daarom sta ik ook een beetje huiverig tegenover de term “organische gebiedsontwikkeling”. In Buiksloterham (Amsterdam-Noord, red.) zie ik daar wel eens wat van, maar als ik dat projecteer op het Jaarbeursplein: wat wordt dat dan voor gebied? En wanneer is het in vredesnaam klaar? Ruimte voor kleinschalige initiatieven in de stad prima, maar die hebben wel een zekere beperking in de schaal. Om dit soort gebieden van de grond te trekken hebben we toch echt meer nodig.’

Naschrift redactie: Albert Hutschemaekers is per 1 april gestopt als projectdirecteur Stationsgebied Utrecht. Hij blijft nog wel als adviseur aan de gemeente verbonden.

De Master City Developer (MCD) is een toonaangevende postacademische masteropleiding op maat. MCD biedt verdieping en versnelt de ontwikkeling van professionals werkzaam in stedelijke ontwikkelingsprojecten. Zie www.mastercitydeveloper.nl

Zie ook:


Cover: ‘2015.02.04_MCD in gesprek met de stadsontwikkelaars (deel 1)_660’


Kees de Graaf door Sander van Wettum (bron: SKG)

Door Kees de Graaf

Eindredacteur Gebiedsontwikkeling.nu


Meest recent

Jewel Changi vliegveld in Singapore door Em Campos (bron: Shutterstock)

Natuur in de stad als een technologisch vraagstuk

Hoe kan technologie helpen om onze steden op een zinvolle manier groener te maken? Nadina Galle schreef hierover het boek ‘De natuur van onze steden’.

Verslag

7 oktober 2024

Windmolen naast de rivier de Ijssel door Maarten Zeehandelaar (bron: Shutterstock)

Ruimte voor de Rivier als ruimtelijke gids voor de energietransitie

De energietransitie vraagt naast technische oplossingen vooral ook om ruimtelijke antwoorden. Wat kan je leren van een programma als Ruimte voor de Rivier? Dat probeert TNO Vector te achterhalen in het programma Ruimte voor Energie.

Analyse

7 oktober 2024

Files in Amsterdam tijdens spits door Martin Bergsma (bron: Shutterstock)

Mobiliteitssturing met slimme ‘arrangementen’, die conflicten in de stad voorkomen

De auto en de stad, hoe kan dat huwelijk met goede voorwaarden tot stand komen? Daan van Egeraat en Friso de Zeeuw reiken mobiliteitsarrangementen aan die de boel in goede banen moet leiden.

Opinie

4 oktober 2024