Nieuws Een transitie naar meer duurzame energie kan niet zonder aandacht voor de lokale omstandigheden, aldus planoloog Christian Zuidema van de Rijksuniversiteit Groningen. Duurzame energie heeft consequenties voor het landschap, vraagt veel van burgers, maar kan ook juist ontstaan uit lokale initiatieven. Omdat de overheid daar zo weinig rekening mee houdt loopt de verduurzaming van de energievoorziening flinke vertraging op, stelt Zuidema.
‘De gevolgen van traditionele energievoorziening voor het landschap zijn beperkt. Veel meer dan de hoogspanningsleidingen in het veld en op enkele plekken een energiecentrale is er niet te zien. Wanneer meer duurzame energie uit wind, zon en biomassa wordt geproduceerd, verandert dat drastisch. De impact ervan op de omgeving roept al snel weerstand bij omwonenden op, waardoor projecten traag of helemaal niet van de grond komen. Denk maar aan de protesten tegen de grootschalige windmolenparken in de Veenkoloniën.’
Overheid rijdt zichzelf in de wielen
‘Aan verduurzaming zit een ruimtelijk vraagstuk gekoppeld. Omdat zowel de rijksoverheid als lokale overheden dat onvoldoende onderkennen, rijden ze zichzelf in de wielen en worden duurzaamheidsdoelen niet gehaald. Wanneer de overheid die doelstellingen wel wil halen, zal ze beter moeten inspelen op lokale omstandigheden. Niet alleen om de inpasbaarheid te verbeteren, maar ook om lokaal aanwezige kansen en ideeën te benutten.’
Participeren loont
Samen met zijn collega Jessica de Boer heeft Zuidema in de voorbije twee jaar een aantal projecten onder de loep genomen, onder meer het plan voor het windmolenpark in de Drents-Groningse Veenkoloniën. ‘Bewoners stonden er aan de zijlijn. Tegenstemmen is dan een natuurlijke reactie: mensen willen die molens niet in hun achtertuin. Zelfs als de groep tegenstanders een minderheid is, kan het hele plan dan stranden.’
Dat het ook anders kan, laat Zuidema zien aan de hand van een voorbeeld uit de Achterhoek. Zuidema heeft er een project van een aantal boeren gevolgd die samen op arme zandgrond een gewas voor een eigen biovergister gingen telen. Het levert hen een bijverdienste op, en restproducten kunnen ze over het land verspreiden, waardoor de grondstructuur verbetert en er minder kunstmest nodig is. Dat vermindert weer het uitspoelen van chemicaliën in het drinkwaterwingebied, waardoor het waterleidingbedrijf ging mee-investeren. Bovendien leverde de hele opzet subsidiemogelijkheden op.
Sterkere stem voor voorstaanders
Het Achterhoekse initiatief toont volgens Zuidema hoe juist het combineren van lokale belangen en mogelijkheden een project kansrijk maakt en ook gemakkelijker steun verkrijgt. Zo kan het idee om mensen mee te laten profiteren ook bijdragen aan de realisatie van grote windmolenparken, zegt Zuidema. ‘Betrek mensen in een vroeg stadium en laat ze tevens participeren via bijvoorbeeld aandelen. Gun lokale aannemers de constructiewerkzaamheden en laat boeren via verhuur van grond wat extra verdienen. Synergie is hier het toverwoord. Vaak bepaalt vijf procent die tegen is de discussie, maar door deze betrokkenheid krijgen de voorstanders een sterkere stem.’
Voorbeelden in Duitsland, Schotland en Denemarken laten ook zien dat meer mensen zich achter een lokaal project scharen wanneer ze er rechtstreekse bij zijn betrokken of er wat aan verdienen. Zuidema: ‘Dan wordt het hún biovergister, hún windmolen of hún koolzaadveld. Die koppeling aan identiteit is een goed middel om steun te krijgen.’
Schep ruimte voor lokale energie-initiatieven
De overheid kan eveneens draagvlak scheppen door meer ruimte te bieden aan lokale energie-initiatieven, stelt Zuidema. ‘Groepen boeren, ondernemers of bewoners lopen tegen veel beperkingen aan. Ondernemers die de daken van hun loodsen bedekken met zonnepanelen mogen de opgewekte stroom alleen aan het net leveren, niet aan elkaar want dan zijn ze een decentraal netwerk. Bovendien is het elektriciteitsnetwerk niet goed ingericht voor fluctuaties in stroomverbruik door dit soort initiatieven. Mede daarom ligt de vergoeding voor geleverde elektriciteit zo laag dat bijna niemand er aan begint.’
Ook voor gemeenten liggen er mogelijkheden door bijvoorbeeld braakliggende bedrijventerreinen te benutten voor zonnepanelen. Zuidema: ‘Een mooie manier voor gemeenten om een kostenpost kwijt te raken en tegelijk verplichte duurzaamheidsdoelstelling te halen. Tegelijkertijd is het te eenvoudig om alleen de overheid de zwarte piet toe te schuiven voor het stranden van duurzame-energieprojecten. Veel wet- en regelgeving is er ooit gekomen met de beste intenties. Ook voor de overheid is het een leerproces.’
Meerwaarde
Decentrale initiatieven zullen nimmer de volledige energiebehoefte kunnen dekken, stelt Zuidema. ‘Het levert de nodige megawatts op, maar de meerwaarde ligt vooral op sociaal of economische vlak. Mensen worden bewuster van hun energiehuishouding en economisch gezien biedt energie het lokale en regionale bedrijfsleven een kansrijke groeimarkt. Alle reden voor de nationale overheid om zich niet blind te staren op grootschalige initiatieven en akkoorden met grote marktspelers.’
Christian Zuidema is universitair docent Ruimtelijke Planning aan de Rijksuniversiteit Groningen
Cover: ‘2014.01.27_Inspelen op lokale omstandigheden cruciaal voor slagen energietransitie’