Blaeu Haarlem 1649 door Blaeu (bron: Blaeu)

Kunnen we het stedelijk systeem een beetje meer als bos laten functioneren?

10 augustus 2023

4 minuten

Analyse Christian Rommelse probeert greep te krijgen op het fenomeen stadsrand. Een duik in de geschiedenis – met prachtige kaarten als hulpmiddel – leert hem veel over de stad als uitdijende boom. Compleet met groeiringen.

Dit artikel verscheen eerder in de Zomereditie 2023 van de Gebiedsontwikkeling.krant. De stadsrand is daarin het centrale thema. Hier kunt u de hele krant lezen.

“Zou je voor ons een bijdrage willen schrijven over de stadsrand,” las ik ’s avonds in de mail. Direct begon een denkproces. In de middag was ik in Den Bosch nog langs het Bossche Broek gefietst, een van de meest idyllische stadsranden die ons land rijk is. Vestingmuur en singelgracht vormen hier een harde grens tussen stad en niet-stad. Hoewel, na een paar minuten begon ik te twijfelen. Was de vijftienhonderd meter zuidelijker gelegen snelwegring niet de echte stadsrand?

Waar is de stadsrand

Op Google Earth scrolde ik vervolgens naar de stadsrand van mijn woonplaats Rotterdam. Het maakte de verwarring er niet minder op. Tot aan Zoetermeer, Gouda, Dordrecht en Den Haag bleek er op een paar gedefragmenteerde stukjes groen na geen stadsrand meer aanwezig te zijn. Is de gemeentegrens de stadsrand van Rotterdam? Of moest ik de stadsrand zoeken bij de Noordzee en Biesbosch? Natuurlijk, fietsers tussen Schiedam en Delft passeren 3,5 kilometer aan veenweidegebied. Maar het Central Park in New York is 4 kilometer lang en daar noemen ze zoiets gewoon een stadspark.

“Een gebied waarvoor de stad nog geen verantwoordelijkheid heeft genomen en waarin het platteland geen toekomst meer ziet,” zo definieerde historicus Ad van der Woude de stadsrand in de jaren zeventig. Zo somber gestemd als Van der Woude was ik op voorhand niet, maar het levende karakter in de definitie sprak me aan.

Stedengroei moest in toom worden gehouden met groene bufferzones

Om de stadsrand te begrijpen zou ik het verstedelijkte gebied moeten beschouwen als uitdijende boomstam, zo bedacht ik me. De stadsrand fungeert daarbinnen dan als ‘groeiring’.

Eerste groeiring: vestingmuren

Tot het laatste kwart van de negentiende eeuw hielden vestingmuren en grachten de stadsrand op hun plek. Direct buiten de muren maakten stedelingen een ‘ommetje’, werden lanen van vermaak gesitueerd, evenals moestuinen, maliebanen en functies die voor de stad te groot, gevaarlijk, ongewenst of vervuilend waren (zoals leprozenhuizen, steenfabrieken, blekerijen, scheepswerven, galgenvelden en industriemolens).

Tweede groeiring: kanalen en spoorlijnen

Vanaf het eind van de negentiende eeuw werd de stadsrand dynamisch. Stad en landschap werden juridisch gelijkgesteld. Op de plek van de oude stadsrand kwamen plantsoenen voor een ‘wandeling’ en dankzij trein, tram en fiets werd een stedelijke schaalsprong realiseerbaar.

Topotijdreis 1880 door Kadaster (bron: Kadaster)

‘Topotijdreis 1880’ door Kadaster (bron: Kadaster)


Steden explodeerden in inwonertal en groeiden naar het licht. In de nieuwe rand vonden moderne functies een plek, waaronder infra (kanalen, spoorlijnen en treinstations), nieuwe woon- en werkmilieus (arbeidersbuurten, villawijken, havens en industrie), plekken voor sport, spel en recreatie (stadsparken, dierentuinen, sportvelden en zwembaden) en gemeentelijke nutsvoorzieningen (slachterijen, gevangenissen, vuilstortplaatsen, afvalwater- en drinkwaterbedrijven, gasfabrieken en begraafplaatsen).

Derde groeiring: autowegen

Vanaf de jaren dertig van de vorige eeuw kwam het gemotoriseerd verkeer op gang. In steden werden nieuwe industriële woonbuurten doorgestempeld en het omringende land werd met ruilverkaveling geëgaliseerd. Stedengroei moest in toom worden gehouden met groene bufferzones. Er ontstond ‘vrije tijd’, ingevuld met bermtoerisme en openluchtrecreatie. In de nieuwe groeiring werd nieuwe infra ingepast (autowegen, landingsbanen en tankstations), werd de stedelijke groei opgevangen (met stempelbuurten, monofunctionele kantorenlocaties, industrieterreinen, winkelcentra en stadions), werd het ‘ommeland’ gesimuleerd (volkstuintjes, kinderboerderijen, recreatiebossen en campings) en kwamen er nieuwe nutsvoorzieningen (zandwinplassen, elektriciteitscentrales, hoogspanningsmasten en zuiveringsinstallaties).

Vierde groeiring: snelwegen, lightrail en HSL

Vanaf de jaren tachtig gingen auto, (digitale) snelweg en de openbaar vervoer+fiets-combinatie een cruciale rol vervullen. Stadsranden overlapten nu. Het ommeland bouwde net zo hard mee (aan wonen, werken, zorg- en belevenisboerderijen). In de relatief betaalbare stadsranden ontstonden knooppunten van mensen en goederen (met logistiek en distributie, datacentra, wegrestaurants, hotels, congreslocaties, meubelboulevards, tuincentra, bouwmarkten, P+R terreinen en truckparkings). Centrumlocaties werden knopen in een kriskras netwerk.

Hoe lang kunnen boomstammen uitdijen voordat ze elkaar in de weg zitten?

Als tegenhanger kwamen er nieuwe recreatie- en groeibossen binnen een nationaal natuurnetwerk (om steden op afstand te houden) en metropolitane parken (om internationaal te concurreren op kwaliteit). De voormalige zandwinplassen werden geschikt gemaakt voor recreatie. Industriegebieden uit de ‘tweede groeiring’ werden getransformeerd tot nieuwe stedelijke milieus. Er kwamen nieuwe nutsvoorzieningen (milieuparken, windturbines, zonneweides en waterberging) en nieuwe ruimtevragers (kenniscampussen, glastuinbouw, containerdorpen, ruimte voor ruimte villa’s en landschappelijk opgeleukte Vinex-buurten).

Topotijdreis 1960 door Kadaster (bron: Kadaster)

‘Topotijdreis 1960’ door Kadaster (bron: Kadaster)


De nieuwe groeiringen werkten in op de oude. Op de plek van stadsmuren kwamen plantsoenen, afvalbergen veranderden in golfbanen en havens werden stad. De stadsrand groeide telkens mee met de tijd en was vanaf het eind van de negentiende eeuw constant in beweging. Als complexe optelsom van de op elkaar inwerkende groeiringen van (nabij gelegen) steden (en dorpen).

Nieuw leven

Maar zit er nog voldoende vernieuwingsdynamiek in het systeem? Hoe lang kunnen boomstammen uitdijen voordat ze elkaar in de weg zitten? Vooral in de derde groeiring knelt het. Naoorlogse woonbuurten lopen leeg als gevolg van huishoudensverdunning, op naoorlogse werklocaties is geen talent meer te vinden (als gevolg van slechte bereikbaarheid met het openbaar vervoer en kwaliteitsarmoede), de positie van de auto lijkt onhoudbaar en boeren snakken naar toekomstperspectief.

In een gezond functionerend bos concurreren bomen elkaar weg. Bomen die veel licht nodig hebben maar te langzaam groeien, sterven af om plaats te maken voor nieuwe schaduw verdragende bomen. Op dood hout ontstaat nieuw leven, zorgend voor meer diversiteit en een grotere gelaagdheid. Kunnen we het stedelijk systeem een beetje meer als bos laten functioneren? Dan ontstaat er ruimte voor de groei van natuur en landschap en houden we de stadsrand vrij voor functies die écht iets nieuws toevoegen aan het stedelijke systeem


Cover: ‘Blaeu Haarlem 1649’ door Blaeu (bron: Blaeu)


Christian Rommelse door Christian Rommelse (bron: LinkedIn)

Door Christian Rommelse

Christian Rommelse is stedenbouwkundige bij Studio Bereikbaar


Meest recent

Vogelvlucht van Dordrecht door Steve Photography (bron: Shutterstock)

Ondanks (financiële) klimaatrisico’s is het toch fijn wonen aan het water

Informatievoorziening vanuit de overheid over klimaatrisico’s verandert het koopgedrag van woningeigenaren. Maar wel pas als bewoners zelf met die risico’s te maken hebben gehad, concluderen wetenschappers.

Onderzoek

1 mei 2024

Zonnepanelen op het dak door Jenson (bron: Shutterstock)

Samen werken aan de energietransitie in de wijk, dit zijn de ervaringen in Gaasperdam

Wijkgericht aan de energietransitie werken: dat vergt in de eerste plaats een goed draagvlak. Angelique Ruiter schetst de ervaringen in de Amsterdamse wijk Gaasperdam, waar inwoners met succes eigenaar zijn geworden van de aanpak.

Analyse

1 mei 2024

Jonge roggeplanten, volgroeid kunnen de planten worden verwerkt tot biobased materialen door Afke Laarakker (bron: Afke Laarakker)

Boeren die biobased bouwmaterialen produceren, zo gaat dat in Ommen

Op landgoed Junne bij Ommen isoleert een boer zijn woning met eigen stro. Biobased materialen zijn met een opmars bezig, maar de markt is nog beperkt. De Nationale Aanpak Biobased Bouwen probeert daar verandering in te brengen.

Casus

30 april 2024