Opinie Briljante vergezichten en prachtig beeldmateriaal sieren de structuurvisies van de overheid. Het moet voor bestuurders een feestje zijn geweest om dit ambitieuze beleid vast te stellen. Deze structuurvisies moeten, zoals de Omgevingswet voorschrijft, tussen nu en 2024 allemaal worden vervangen door spiksplinternieuwe omgevingsvisies.
Ambtenaren zijn dus gretig aan de slag gegaan, schrijven wollige teksten en bedenken creatieve processen. En dat gaat goed, want beleid maken, dat kunnen we wel!
Maar als je het genoegen hebt om de eerste schetsen van omgevingsvisies te lezen, dan lijken ze verdacht veel op hun voorgangers, de structuurvisies. Op de actualisering van enkele maatschappelijke opgaven na, is het allemaal meer van hetzelfde.
Waarom ambtelijke capaciteit, uren van participanten en vooral veel geld stoppen in een nieuwe omgevingsvisie als je hetzelfde kunt bereiken met een de oude visie? Dat kan de wetgever toch niet bedoeld hebben met de paradigmawisseling van de Omgevingswet? Zien we iets over het hoofd?
Om te beginnen bevat een omgevingsvisie een beschrijving van de hoofdlijnen van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving en dat is meer dan alleen de voorgenomen ontwikkeling. Die beschrijving dient ook in te gaan op het gebruik, het beheer, de bescherming en het behoud van het grondgebied.
Ook gaat de omgevingsvisie in op de sturingsfilosofie van het vaststellende bestuursorgaan en daarmee op de eigen rol bij de realisatie van die visie en de voorziene rol van anderen. Op die manier vindt de beleidsuitwerking en uitvoering in samenhang plaats. Die uitwerking kan via programma’s of andere beleidsinstrumenten.
Dat is nog eens een mooi principe van de Omgevingswet. Als beleid wordt vastgesteld, mag je er ook vanuit gaan dat er actie wordt ondernomen om de doelen van dat beleid te halen.
In een omgevingsvisie wordt vermeld hoe die uitwerking en uitvoering zal worden vormgegeven, waarbij programma’s worden aangekondigd of tegelijkertijd met de visie worden uitgebracht. Daarnaast kan in de omgevingsvisie worden opgenomen welke sturingsinstrumenten (economisch, financieel, juridisch, beleidsmatig, communicatief) een bestuursorgaan daarvoor wil inzetten. Zo wordt voor iedereen duidelijk hoe en met inzet van welke bevoegdheden en instrumenten de realisatie van het beleid zal plaatsvinden.
Klinkt allemaal heel logisch, maar in de huidige structuurvisie-praktijk blijkt het daar nou juist vaak aan te schorten.
En als kers op de Omgevingswet-taart kunnen verantwoordelijke bestuursorganen straks ook door derden worden aangesproken op het al of niet realiseren van omgevingswaarden, kwaliteiten en projecten en op de uitvoering van beleid dat is vastgelegd in omgevingsvisies. Monitoring en de beschikbaarstelling van gegevens daaruit is hierbij van wezenlijk belang.
Kortom, een omgevingsvisie kan net als structuurvisies briljante vergezichten bevatten, maar moet vooral realistische doelen stellen. Een bevoegd gezag kan er namelijk op worden aangesproken, waarna het ook nog eens de bijbehorende haalbaarheidsgegevens beschikbaar moet stellen.
Een omgevingsvisie is geen oude wijn in nieuwe zakken of nieuwe wijn in oude zakken. Overheid, zeg niet alleen wat je doet, maar doe ook wat je zegt. En juist op dit punt hebben omgevingsvisies nog een flinke slag te maken.
Cover: ‘Go column cover 2’