Landschap maken om in te wonen

29 mei 2012

9 minuten

Verslag Terwijl de ene bijeenkomst over de urgentie van stedelijk verdichting handelt, staat op een andere bijeenkomst de waarde van landschappelijk wonen centraal. Staan die twee dingen dan in schrijnende tegenspraak? Niet noodzakelijkerwijs, niet zwart-wit. Landschappelijk wonen ‘parasiteert’ niet op bestaand landschap, het kan zelfs in de stad. Recent is een boek verschenen dat een staalkaart van landschappelijk wonen biedt. Aan de hand daarvan vond op voorbeeldlocatie Numansgors een congres plaats. Hierbij werd ook ingegaan op het eventuele publieke belang, dat uitgaat boven het woongenot van enkelen.

Verslag congres ‘Landschappelijk wonen in debat’

De uitgave Landschappelijk Wonen, 34 voorbeelden in en om de stad (2012) is de weerslag van een onderzoek door H+N+S landschapsarchitecten, Palmbout Urban Landscape en FARO architecten. De uitverkozen projecten zijn voor de keuzeheren Hank van Tilborg, Jaap van den Bout en Jurgen van der Ploeg in een of meerdere aspecten maatgevend. De voorbeelden zijn vanuit verschillende perspectieven gefotografeerd en systematisch voorzien van beschrijvingen, tekeningen, statistieken, diagrammen, en technische en financiële gegevens. Op het congres ‘Landschappelijk Wonen in debat’ op 24 mei jl. werd gesproken van een handboek. AM, Bouwfonds Ontwikkeling en Ymere zagen het belang van onderzoek en/of boek, zij waren bereid te sponsoren. Ook het Stimuleringsfonds voor Architectuur en de Van Eesteren-Fluck en Van Lohuizenstichting trokken de beurs.

Volgens opinieonderzoek stelt een grote meerderheid van de Nederlanders prijs op enigerlei vorm van ‘groen wonen’. Projectontwikkelaars spelen in op die voorkeur maar houden het liever skin deep. Zo durven ze zelden de traditionele verkaveling los te laten. Ook in andere opzichten willen ze niet te ver van de gebaande wegen afwijken. Die frustratie vormde voor Jurgen van der Ploeg de aanleiding tot deze publicatie; om te laten zien welke fantastische resultaten mogelijk zijn als je iets durft. Tot welke mislukkingen de landschappelijke ambitie ook kan leiden, is buiten dit boek gehouden.

Jaap van den Bout liet aan de hand van projecten van de drie bureaus de inzet zien om groen wonen “boven het nominale uit te tillen”. Of ook hoe mooie plannen sneuvelen. Woningbouwopgaven neigen steevast naar de middelmaat. Bij Landstad Deventer was het voorstel om het woonprogramma in het omringende platteland van Olst en Batmun te decentraliseren in buurtschapjes en te integreren met natuurontwikkeling. “Zelfs LTO was enthousiast”, aldus Van den Bout. Maar van het plan is uiteindelijk weinig gerealiseerd. Het ontwerp voor project Hoogveld in Heerlen om luxe woningbouw in een terrassenlandschap te plaatsen haalde het ook niet. “Bedoeling was een woonlandschap te maken in plaats van woningen en landschap.” Bij het ontwerpen voor landschappelijk wonen treedt steevast een flinke spanning op tussen ambitie en programma, concludeerde Van den Bout. “Het is dromen op de grote schaal en puzzelen op de kleine schaal.”

Parasitair

Hank van Tilborg lichtte de opzet en methode van het boek toe. Een van de criteria was actuele betekenis van de projecten. “Marken gaat niet meer.” Alle 34 voorbeeldprojecten zijn met een slogan getypeerd, bijvoorbeeld ‘Slimme clustering ensceneert weids uitzicht.’ Kaartjes brengen de driedeling privaat, collectief en openbaar terrein in beeld. Een factsheet maakt een onderlinge vergelijking mogelijk, onder meer van dichtheid en kosten. Van Tilborg noemde project Berkenbos in Zuidlaren als bewijs dat het landschappelijk wonen niet alleen over duur wonen gaat. Verder introduceerde hij de term parasitair landschappelijk wonen. Hiervan is sprake wanneer er slechts in een bestaand landschap wordt gebouwd zonder daar iets aan toe te voegen. Han Joosten, hoofd marktonderzoek bij Bouwfonds Ontwikkeling, vroeg waarom parasitair slecht zou zijn. Van Tilborg antwoordde dat het erom ging onderscheid te maken met het toevoegen of maken van landschap. Een foto van in een bosrijke setting verscholen woningen adstrueerde dit punt. De betreffende locatie was ooit een industrieterrein. Parasitaire vormen zijn te makkelijk om aandacht aan te besteden.

Commercieel onvoorspelbaar

Projectontwikkelaar Peter Prak deelde zijn ervaringen met twee zusterprojecten in Heerenveen-Oranjewoud. Bij project Zwanenwoud, in Engels-romantische stijl naar ontwerp van Sjoerd Soeters, duurde het vier jaar voor alle 54 woningen waren verkocht. Prak verhaalde over ‘kuubskopers’ die bij de bezichtiging lacherig opkeken naar de prominente zwanen die Soeters op de dakranden plaatste. Te zeer op bovenregionale belangstelling rekenen is een valkuil, zei Prak verder. Slechts 10% van de kopers kwam van buiten Friesland. Zusterproject Heerenwoud kende weliswaar een lange en moeizame ontwikkelperiode maar bleek ten slotte commercieel een schot in de roos. Binnen 3 weken na oplevering waren alle 48 woningen verkocht. De bouw bestaat uit twee ovaal gebogen volumen die midden in een glooiend landschap liggen. De ovalen omarmen als een schelp een groen binnengebied. Verklaringen voor het commerciële succes vond Prak ten eerste in de architectonische inspiratie voor Heerenwoud, namelijk Jugendstil. Het project is ontworpen door Maarten Min onder supervisie van Ashok Bhalotra. Prak merkte op dat hij zeker belang hecht aan wat de “smaakpolitie” – de vakwereld – vindt, maar dat smaak altijd subjectief is. Kwestie van balanceren tussen kunst en kitsch. Een tweede verklaring voor het commerciële succes van Heerenwoud was volgens Prak de gedurfde maar goed uitgepakte zet om met de bouw te starten bij een voorverkoop van slechts 24%.

Iets mafs doen

Voor collega-ontwikkelaars en stedenbouwkundigen had hij een handige tip: “Geef een wethouder niet meteen de architect van je voorkeur op, want daar haalt hij een streep door.” Met primadonna gedrag moet je slim omgaan. Hij waarschuwde ook voor ontwikkelaars die niet tegen de architect opkunnen. Vroeg in de ontwikkeling van Heerenwoud was Prak met Soeters in conflict gekomen omdat de man zijn ideeën op geen enkele manier laat bijsturen. Anderzijds moet een supervisor ook vasthoudend zijn. Volgens Prak is het de kunst de niches op te zoeken. “Je moet iets mafs doen.” Hoewel marktonderzoek belangrijk is ben je uiteindelijk op een eigen visie aangewezen. “De markt bestaat niet, durf te kiezen.”

Verleidingsmarkt

Han Joosten haalde nog eens de hekel over het traditionele Nederlandse ‘DDRwoningbouwbeleid’. In de jaren zeventig werd als een bezetene gebouwd met het oog op een woningnood die zwaar werd overdreven. Met de Vinex-locaties uit de jaren negentig herhaalde dit procedé zich. “Vinex werd afgerekend op aantallen, niet op kwaliteit.” Het gevaar bestaat dat grote delen van deze wijken straks leegstaan omdat zich voor de leeftijdsgroep 30-40 een demografische daling aankondigt. Wie is ook al weer de klant? Die vraag is in de volkshuisvesting te lang ondergesneeuwd gebleven. Gemeenten en ontwikkelaar bepaalden locatie en proces. De consument was nergens. Toch heel raar om dat zo te doen. Vergrijzing en individualisering scheppen een specifieke vraag, aldus Joosten. Hij ziet andere doelgroepen komen. Er is een generatie babyboomers met veel vermogen voor wie een ingreep in de hypotheekrenteaftrek geen enkel probleem vormt. “De woningmarkt moet koopwaar worden, een verleidingsmarkt.” De gemiddelde woonconsument denkt heel lelijk over architecten, aldus de marktonderzoeker van Bouwfonds. Het groen-stedelijke Vlaanderen geldt als schrikbeeld. “Maar wie zijn die mensen die zeggen dat dat bij ons beslist niet mag? Diezelfde critici prijzen een architectonische brug over een slootje in een nieuwbouwwijk. Alleen ligt de brug zo laag dat er geen rubberbootje onderdoor kan. Wat heb je daar dan aan?” En je kunt in Friesland wel terpdorpjes bedenken met woningen zonder voortuin, maar de Fries wil dat niet. “De wethouder verbood consumentenonderzoek te doen omdat hij bang was voor een negatieve beoordeling.”

Woon- versus leefstijlen

Joosten heeft voor Bouwfonds Ontwikkeling een eigen methodiek laten ontwikkelen om de voorkeuren van woonconsumenten te bepalen, Mosaic genoemd. Smart Agent, de methode gericht op leefstijlen, beschouwde hij als een black box. Mosaic catalogiseert geen leefstijlen maar woonstijlen. Er is een groep van 1,3 miljoen potentiële klanten voor landschappelijk wonen. Daaronder bestaat een voorkeur voor een bestaand object, zoals een oude boerderij of landhuis. Verder is niet Drenthe of Friesland de meest gewilde regio om landschappelijk te wonen, maar de stedelijke randen. In zijn conclusies wees Joosten op het toenemende belang van kwaliteit. De woonconsument is kritischer geworden; misleiding straft hij af.

Numansgors

Architect Marja Haring, zelf bewoner, schetste het ontstaan en structuur van de wijk Numansgors, de congreslocatie. Numansgors ligt als een groene enclave in een uiterwaard aan het Hollandsch Diep, bij Numansdorp in nationaal landschap De Hoeksche Waard. Het wijkje van 200 woningen is naar een onderwerp van Van den Broek en Bakema in 1979 gebouwd als recreatiedorp voor watersportliefhebbers. De relatief grote vakantiewoningen (100-145 m2) zijn geleidelijk allemaal als permanente bewoning in gebruik genomen. De geconcentreerde bebouwing, van het bloemkooltype, ligt rondom en aan twee haventjes. De dichtheid op het 22 ha omvattende terrein is 9,1 woning per hectare. Er is heel veel collectief groen. Zichtlijnen reiken tot Moerdijk en Willemstad. Haring merkte lachend op dat Numansgors wat dit betreft erg “parasitair” is. Alle woningen zijn contractueel onderworpen aan een vereniging van eigenaren. Met de komst van nieuwe bewoners is het lastig gebleken om de kwaliteit van het plan ongeschonden te houden, verzuchtte Haring. Verwijderde schoorstenen en lukrake verbouwingen hebben het ritme uit de gevels gehaald. Een ingestelde toezichtcommissie legde haar taak moedeloos neer. Moderne manieren zijn aan dit idyllisch oord aan het Hollandsch Diep dus niet voorbij gegaan. Tijdens een rondwandeling later op de middag zien en horen we hoe in de kleine binnenhaven een speedboot zijn motor flink laat brullen. Uitlaatgassen waaien aanliggende tuinen in. Niet alle inwoners delen het gevoel voor het ruisen van het zeil.

Publiek belang

Rijksadviseur voor het Landschap Yttje Feddes mocht de hamvraag beantwoorden: hoe maatschappelijk relevant is landschappelijk wonen, ofwel stijgt het uit boven het woongenot van de bewoners? En zo ja, moet de rijksoverheid er beleid op voeren? Feddes prees het boek als een welkom handboek, dat gretig zijn weg vindt binnen de ambtelijke diensten. Vervolgens ging ze de speerpunten van het rijksbeleid voor de ruimtelijke ontwikkeling langs. Ze noemde: 1) binnenstedelijk bouwen c.q. verdichting rond stations; 2) herbestemming van de leegstand; 3) wederopbouwgebied (Vogelaarwijken). De speerpunten die enigszins aanhaken bij landschappelijk wonen zijn: 4) stoppende agrariërs/ herontwikkeling agrarisch vastgoed; 5) NSW-subsidie voor landgoederen, en 6) de regeling nieuwe woonlandgoederen. In de laatste categorie zijn 60 projecten gerealiseerd, maar de kwaliteit valt tegen, zei Feddes. Landschappelijk wonen kan het publiek belang dienen door complementair te zijn aan de dichte woonmilieus. Het Amsterdamse GWL-terrein is waardevol omdat het privaat, collectief en publiek groen toevoegt aan het stedelijk wonen. Als vorm van natuurontwikkeling kan landschappelijk wonen bijvoorbeeld een impuls geven aan het veenweidegebied van Zuid-Holland. Het kan leiden tot mooie stadsranden; het kan werken als een soort accupunctuur. Project Waterdunen in Zeeland combineert tevens natuurontwikkeling met kustversterking. Verder kan landschappelijk wonen private investeringen uitlokken in natuurontwikkeling en inrichting van de publieke ruimte. Op een vraag van gespreksleider Bernard Hulsman naar de actieve rol van de rijksoverheid de komende jaren, noemde Feddes “de grote structuren, gekoppeld aan de wateropgave”. Gemeenten dienen een actieve rol te spelen in het bouwen in lage dichtheden aan de stadsranden. Maar dus geen direct overheidsbeleid om (de kwantiteit en kwaliteit van) landschappelijk wonen te bevorderen. Tot besluit van een bloedwarme middag in clubhuis Het Bolwerk maakte Jurgen van der Ploeg de resultaten bekend van een digitale smaaktest (www.architectuursmaaktest.nl) naar landschappelijk wonen. Uit de bijbehorende enquête bleek suburbaan wonen het minst populair onder de invullers; de voorkeur gaat uit naar of stedelijk of landschappelijk wonen. Van de 34 voorbeeldprojecten is project Bosvilla´s in Hilversum als nummer 1 uit de test gekomen. Uitgerekend Heerenwoud is als laatste geëindigd. Peter Prakke haalde er nuchter zijn schouders over op. Als ontwikkelaar had hij zijn gelijk al gehaald. Numansgors neemt een verdienstelijke elfde plek in. Het voormalige recreatiepark heeft heel veel kwaliteiten maar het is er het paradijs nog niet, oordeelde de kritische woonconsument.

Voor een pdf van de volledige publicatie zie bijlagen.



Meest recent

David Sim tijdens zijn presentatie over de zachte stad door Joost Zonneveld (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)

Slim verdichten via de zachte stad

De druk op onze steden wordt in de komende jaren alleen maar groter. Hoe zorgen we dan voor een leefbare woonomgeving? Deze vraag stond deze week centraal tijdens de laatste sLIM-bijeenkomst, met ‘Soft City’-auteur David Sim als gastspreker.

Verslag

19 april 2024

Oosterschelde door Ruud Morijn Photographer (bron: Shutterstock)

Oké, water en bodem sturend – maar niet altijd en overal

Water en bodem sturend, je kunt er bijna niet tegen zijn. Maar we moeten oppassen dat het nieuwe adagium niet alles gaat overheersen, zo waarschuwt columniste Agnes Franzen.

Opinie

19 april 2024

GO weekoverzicht 18 april 2024 door Gebiedsontwikkeling.nu (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)

Dit was een week waarin de tijd begon te dringen

Dit was een week op Gebiedsontwikkeling.nu waarin de tijd begon te dringen. Voor de woningbouwproductie, om klimaatverandering tegen te gaan en om de openbare ruimte inclusiever te maken.

Weekoverzicht

18 april 2024