Thumb_stad en kapitaal_1_1000px

Ontwerpen voor minder mensen

16 november 2010

7 minuten

Nieuws Decennia lang zijn we als samenleving maar zeker ook als ontwerpers, bouwers en bestuurders bezig geweest met de vraag hoe we de onstuimige demografische groei zouden huisvesten, zorgen dat iedereen een baan en een inkomen had en op zondag massaal zou kunnen ontspannen na gedane arbeid. Een bij uitstek kwantitatieve opgave: voor zoveel mogelijk mensen tegen een zo gering mogelijke kostprijs zoveel mogelijk minimumexistenz woningen, fabrieken en recreatiegelegenheden bouwen. Industriële standaardisatie, normering en massaproductie luidde het antwoord en het resultaat was vooruitgang voor velen in precies gelijke delen, met de vervreemding en de anonimiteit van het grote aantal en schaal als schaduwzijde.

Terugkijkend in historisch perspectief een heroïsche periode met schaduwzijden die in ieder geval in langer verband natuurlijk zeer uitzonderlijk was. Noem een willekeurig dorp of stad, bezie de demografische ontwikkeling voor pakweg 1930 en onmiddellijk wordt duidelijk dat een dermate lange periode van demografische groei uniek is maar ook dat demografische krimp niets bijzonders is.
Bovendien leert deze historische terugblik ons nog iets anders. Krimp was niet altijd het einde van de samenleving en mensen hielden niet op met wonen, werken en recreëren en dus werd er ook voortgebouwd. Neem nu de krimp waar wij voor staan; ja inderdaad er zullen minder mensen zijn maar ze zullen ook nog meer alleen gaan wonen waardoor er meer huishoudens en huizen nodig zijn. Maar bovenal zijn er ook andersoortige huizen, werkomgevingen en ontspanningsoorden nodig. Een cocktail van welvaartsgroei voor velen, technologische ontwikkeling en veranderend maatschappelijk denken over bijvoorbeeld duurzaamheid maakt dat we met zijn allen bij voortduring onze levenwijze aanpassen en uiteindelijk ook onze leefomgeving. Ergo, zelfs als er geen sprake meer is van een uitbreidingsmarkt dan is er nog altijd een enorme, kolossale vervangingsmarkt gedreven door de omslag van kwantiteit naar kwaliteit.

Ruimtelijke ontwikkeling gedreven door maatschappelijke, technisch-wetenschappelijke en niet in de laatste plaats economische ontwikkeling om het preciezer te benoemen. En juist daar ligt natuurlijk nog een belangrijke historische les. De geschiedenis leert ook dat demografische krimp niet zelden gepaard gaat met economische krimp en maatschappelijke stagnatie. Precies daar zit natuurlijk het echte venijn. Immers, dan ontstaat een neerwaartse spiraal van werkeloosheid, verloedering, waardevermindering, leegloop en migratie, enzovoorts. En natuurlijk deze dubbele krimp raakt die delen van Nederland die het toch al moeilijk hadden het eerst en bovendien dubbel zo hard: de naoorlogse wijken, de kleine landelijke kernen of de hartlanden van de oude industriële economie.
In dit licht bezien zijn de studielocaties die voor het Ontwerplab Krimp zijn gekozen dan ook prototypisch voor deze dubbele krimpopgave: Parkstad Limburg, Noordwest Friesland en Zeeland kennen zowel demografische als stevige economische krimp.
Het is dan misschien ook niet zo verwonderlijk dat in alle ateliers al snel consensus bestond over het feit dat de echte opgave voor de toekomst van deze gebieden dus ook een dubbele was: het ontwikkelen van krimpstrategieën waarin een samenleving met minder mensen toch economisch en duurzaam kan blijven groeien en bloeien.

Dit vergt, en dat zien we ook terug in de resultaten van alle ontwerpateliers, een heel andere attitude van ons allen, één waarin de omslag van kwantiteit naar kwaliteit alleen maar aan belang wint, nu echter niet zozeer in termen van bigger en faster, maar meer om precies de passende strategie voor deze plek, die gemeenschap of dit moment.
Dit betekent dat we ons er rekenschap van afleggen dat demografische krimp niet op zich bestudeerd wordt maar in het licht van een heel panorama aan maatschappelijke en economische transities. Er wonen niet alleen minder mensen maar ze gaan ook anders wonen, werken of ontspannen.
Het betekent dat het iedere keer weer de kunst is om open te staan voor de eigen kracht en identiteit van de lokale samenleving en haar leefomgeving. De ruimtelijke bijzonderheden van dorp, stad of landschap, maar ook de lokale sociaalculturele eigenaardigheden, de eigen sporen uit het verleden of de specificiteit van de plaatselijke economie.

Het betekent dat het erop aankomt om vanuit deze eigen identiteit te onderkennen welke kansen en potenties er nog in het verschiet zouden kunnen liggen. Maatwerk leverend en rekeninghoudend met de grote maatschappelijke trends maar ook met de leemtes in het regionale aanbod. Het heel zorgvuldig en met open oog voor de lokale situatie verknopen van lokale identiteit, regionale complementariteit en mondiale trends zowel ruimtelijk, sociaalcultureel als economisch daar ligt de sleutel voor toekomstige vitaliteit van economie en samenleving.
Het betekent dat we ons scherper bewust zijn van het feit dat de dynamiek, vitaliteit en succes van de lokale economie en samenleving sterk afhankelijk is van de ruimtelijke identiteit en kwaliteit en vice versa. Kortom, dat het loont om te willen investeren in samenleving én ruimte; ruimte als cruciale vestigingsplaatsfactor.
Het betekent dat we ons realiseren dat een dergelijke ruimtelijke en sociale economische ontwikkelingsstrategie in een ander tempo – trager -, een andere schaal – kleiner – en in andere samenwerkingsverbanden tot stand zal moeten worden gebracht. Nog meer dan voorheen komt het er op aan lokale, stevige en langjarige allianties te sluiten waarbij de overheid duidelijk perspectief geeft, maar eindelijk ook serieus werk maakt om het eigen initiatief van burgers en ondernemers letterlijk de ruimte te geven waarbij het maatschappelijk middenveld en de markt dit vooral mogelijk moeten maken (ergo, het is de markt die faciliteert).

Ik denk dat de ontwerpateliers ook aangetoond hebben dat de ontwerpers een belangrijke rol kunnen spelen in het ontwikkelen van deze nieuwe meer kwalitatieve benadering. Allereerst omdat zij als geen ander ruimte kunnen lezen; dat wil zeggen de economische, sociale en culturele werkelijkheid neergeslagen in gebouwen, buurten, steden en regio’s kunnen blootleggen en analyseren. Ook zijn ze in staat om de nog onbenutte potenties van de ruimte te onderkennen, te interpreteren en om te zetten in aansprekende visies. Visies die ze bovendien kunnen verbeelden zodat het iedereen plotsklaps helder voor ogen staat wat dit concreet zou kunnen betekenen. Dit maakt de onderzoekende onder hen ook bij uitstek geschikt om op het snijvlak van de lokale geschiedenis, de sociaal-economische actualiteit en de ruimtelijke karakteristieken greep te krijgen op de kenmerken van de lokale identiteit. Om vanuit deze multidimensionele analyse, gebaseerd op echte kennis en begrip van de lokale situatie, met maatwerk te kunnen inspelen op de mondiale trends en zo nieuwe vitale toekomstscenario’s te kunnen schetsen die passen bij deze mensen, die plek en deze fase in hun ontwikkeling.
Dat brengt me bij een andere typische eigenschap van de ontwerper: zijn of haar vermogen om de nog ongeziene toekomst te schetsen. Dit maakt de ontwerper tot de ideale compagnon van de sociale wetenschapper – waar de laatste zich verliest in gedegen empirische studie van heden en verleden maar moeite heeft van daaruit de sprong in de toekomst te wagen, kent de ontwerper deze schroom niet. Met name de meer onderzoekende onder hen, zijn bij uitstek in staat om op basis van stevige empirische kennis van ruimte, tijd en samenleving goed onderbouwde toekomstscenario’s te formuleren.
Tenslotte, zeker de meer strategisch ingestelde ontwerpers zijn bijzonder vaardig in het doordenken van de wisselwerking tussen ontwerp en realisatiewijze. Nieuwe allianties en rolverdelingen vragen om andere wijze van financieren, faseren en ontwikkelen en daarmee uiteindelijk om een ander type ontwerp: minder plan en meer strategie. Een strategie die duidelijk is op hoofdlijnen maar op onderdelen juist flexibel is en kan meegroeien met veranderende behoeften en inzichten van de mensen die er leven.

Kortom, het moge duidelijk zijn dat ik denk dat zeker de meer onderzoekende en strategisch ingestelde ontwerper een bijzonder waardevolle speler kan zijn in de beleidsontwikkeling als het gaat om de toekomst van onze steden en samenleving.

Afsluitend, ik denk dat deze Krimpateliers tenminste een drietal belangrijke resultaten hebben opgeleverd.

Eerstens dat er onder de jonge generatie ontwerpers weer meer interesse bestaat voor deze onderzoekende en strategische houding; ingegeven door een groeiend besef dat er niet alleen heroïek schuilt in het iconische meesterwerk maar ook in het alledaagse. In de heroïek die schuilt in precies voor deze mensen, die plek op dit moment bijna onzichtbaar de juiste, passende strategie te ontwerpen, zodat de dynamiek en vitaliteit van het leven van alledag volop zijn vleugels kan uitslaan.

Tweedens, levert ze inhoudelijk een preciezere definitie op van de krimpopgave als feitelijk een “dubbele krimpopgave” – zowel demografisch als economisch -, met daarbij de eerste aanzetten tot mogelijke oplossingsstrategieën en -instrumenten. U zult vanmiddag dan ook een keur aan ontwerpstrategieën voorgeschoteld krijgen die stuk voor stuk bijzonder situatiespecifiek zijn, goed onderbouwd proberen in te spelen op mondiale trends en regionale leemten, en zodoende stuk voor stuk een vitale toekomst schetsen voor de afzonderlijke locaties door iedere keer weer de eigen kracht en identiteit te gebruiken als springplank voor nieuwe ontwikkelingen.

Derdens, denk ik dat deze eerste studies natuurlijk bestuurlijk Nederland niet onmiddellijk de finale antwoorden geven op de krimpopgave, dat het ook allesbehalve een eenvoudige kwestie betreft, dat er ons ook moeilijke keuzen te wachten staan, maar bovenal dat het absoluut een keuze is om krimp niet te laten omslaan in kramp. Dat het een keuze is om nu te gaan investeren in het ontwikkelen van heel precieze, echt integrale en situationele ontwikkelingsstrategieën in antwoord op demografische krimp en sociaal- economische transitie. Ik zou dan ook een beroep willen doen op bestuurlijk Nederland om deze keuze te maken en daarbij vanzelfsprekend een sleutelrol weg te leggen voor de onderzoekende en strategisch ingestelde ontwerper.


Cover: ‘Thumb_stad en kapitaal_1_1000px’


Portret - Pieter van Wesemael

Door Pieter van Wesemael

Hoogleraar Architectural Design and Urban Culture TU Eindhoven


Meest recent

David Sim tijdens zijn presentatie over de zachte stad door Joost Zonneveld (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)

Slim verdichten via de zachte stad

De druk op onze steden wordt in de komende jaren alleen maar groter. Hoe zorgen we dan voor een leefbare woonomgeving? Deze vraag stond deze week centraal tijdens de laatste sLIM-bijeenkomst, met ‘Soft City’-auteur David Sim als gastspreker.

Verslag

19 april 2024

Oosterschelde door Ruud Morijn Photographer (bron: Shutterstock)

Oké, water en bodem sturend – maar niet altijd en overal

Water en bodem sturend, je kunt er bijna niet tegen zijn. Maar we moeten oppassen dat het nieuwe adagium niet alles gaat overheersen, zo waarschuwt columniste Agnes Franzen.

Opinie

19 april 2024

GO weekoverzicht 18 april 2024 door Gebiedsontwikkeling.nu (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)

Dit was een week waarin de tijd begon te dringen

Dit was een week op Gebiedsontwikkeling.nu waarin de tijd begon te dringen. Voor de woningbouwproductie, om klimaatverandering tegen te gaan en om de openbare ruimte inclusiever te maken.

Weekoverzicht

18 april 2024