Analyse Dat een goed ontwerp veel meerwaarde heeft voor de kwaliteit en het proces van een gemiddelde gebiedsontwikkeling, behoeft geen aanbeveling meer. Maar toch is er nog wel wat te winnen, betogen Jutta Hinterleitner, Karin Peeters en Taco Postma. Zij schreven in opdracht van Platform Ontwerp NL een essay over hoe de kloof tussen ontwerp(ers) en bestuurders kan worden gedicht. Daarvoor werden negen projecten aan een analyse onderworpen, waarin het ontwerpend onderzoek centraal stond.
Het ruimtelijk ontwerp vervult een essentiële rol bij de ombouw van Nederland, zo hebben we de afgelopen tijd meermalen op Gebiedsontwikkeling.nu kunnen constateren. En dan met name waar het gaat om het ‘ontwerpend onderzoek’: die discipline waarbij veelal aan het begin van projecten het ontwerp wordt ingezet. Twee jaar geleden verscheen de publicatie ‘Ontwerpen in gebiedsontwikkeling. Ontwerpend onderzoek als strategisch instrument’ van de Stichting Kennis Gebiedsontwikkeling (SKG), die aan de hand van acht aanbevelingen duidelijk maakte hoe opdrachtgevers, overheden, ontwerpers en andere partijen dit instrument in hun praktijk kunnen toepassen. GO-redacteur Jasper Monster vatte de meerwaarde kernachtig samen in het begeleidende artikel: “Mits goed ingericht en ingeregeld, zorgt ontwerpend onderzoek dus voor een completer zicht op de opgave en de relevante partijen en voor een gedragen gebiedsagenda die voor langere tijd houdbaar is en hen handelingsperspectief geeft.” Voilà, daar kan toch niemand op tegen zijn.
De praktijk wijst echter anders uit, zo lezen we in het begin van het essay: “De Omgevingswet benadrukt het belang van een samenhangende en participatieve aanpak, waarin ontwerp een verbindende rol kan spelen. Toch bestaat er binnen het bestuur vaak terughoudendheid om kaartmateriaal of toekomstbeelden uit ontwerpend onderzoek te gebruiken of te tonen. Waar ontwerpers met hun werk kansen en mogelijkheden visualiseren, zien bestuurders juist politieke gevoeligheden en risico’s.”
In het essay worden deze negen projecten besproken, met een uiteenlopende complexiteit en op verschillende schaalniveaus:
1 Het Kennisprogramma Zeespiegelstijging
2 Kennisregio aan Zee
3 Ruimtelijke Verkenning IJsselmeergebiedCasus: Lelystad Waterfront Kust
4 IABR 2016 Groningen, The Next Economy
5 Het Kwaliteitsbeeld Noord-Holland 2050
6 Drenthe Woont Circulair
7 Vrederust Den Haag
8 Sterke Lekdijk
9 Wijkhart Bargeres Emmen
Op basis van de negen onderzochte cases (zie kader) en interviews met de betrokken bestuurders en ontwerpers concluderen de auteurs dat, de meerwaarde van het ontwerpend onderzoek ten spijt, het op uiteenlopende punten toch kan “schuren” tussen beide groepen:
- het is niet duidelijk welke functie het beoogde eindproduct heeft. In beleidsprocessen is daar vaak behoefte aan, maar zeker in projecten rondom grote transities staat het eindresultaat van een ontwerpend onderzoek niet vooraf vast;
- ontwerpers willen graag een ‘af’ product presenteren. Als dat te vroeg in het proces gebeurt of met te veel stelligheid, roept dat weerstand bij bestuurders op (“is dit al besloten dan?”);
- beelden kunnen heel verschillend worden geïnterpreteerd;
- ontwerpers en bestuurders spreken verschillende talen. Daarom is het goed dat bestuurders ook tussentijds aanschuiven bij het proces en kennisnemen van de voortgang. Andersom moeten ontwerpers zich verdiepen in bestuurlijke processen en juridische kaders;
- de frisse blik waar ontwerpers voor gevraagd worden, kan ook omslaan in een “notie van wereldvreemdheid”. Dat gebeurt wanneer het resultaat te veel afwijkt van de bestuurlijke realiteit, het speelveld met uiteenlopende belangen en het tempo van de besluitvorming.
Goede borging
Hoe kan deze situatie worden doorbroken? Hinterleitner, Peeters en Postma formuleren een hele serie “tips and tricks” die kunnen helpen, waarbij zowel het perspectief van de bestuurder als dat van de ontwerper wordt geduid. De auteurs denken “dat het zinvol en inspirerend is om in elkaars denkkaders en waardenregisters rond te scharrelen”. De tips hebben betrekking op een goede placering en borging van het ontwerpend onderzoek in het proces, alsmede het kiezen van de goede vorm en het formuleren van een zo scherp mogelijke opdracht. Ook wordt het werken aan concrete plekken geadviseerd en het betrekken van de relevante belanghebbenden. Dat geldt ook voor het gebruiken van eerdere kennis en het delen van de nieuwe. Tenslotte is het zaak om goed om te gaan met de beelden die in het onderzoek worden geproduceerd en de betekenis daarvan goed te duiden.
De negen projectbeschrijvingen die op deze aanbevelingen volgen, brengen concreet in beeld hoe de interactie tussen bestuurders en ontwerpers verloopt en welke lessen daaruit kunnen worden geleerd.
Het volledige essay is hier te downloaden. Verantwoordelijk voor de inhoud is de ‘Community of Practice’ van zeven personen van Platform Ontwerp NL, het samenwerkingsverband van NVTL, BNSP, BNA, BNI, Koninklijke NLingenieurs, Federatie Ruimtelijke Kwaliteit en Vereniging Deltametropool.
Cover: ‘Large Brown Meeting Table’ door Rawpixel.com (bron: shutterstock)