Analyse Gebiedsontwikkelaars zijn er dagelijks mee bezig: ruimte creëren. Maar wat betekent ‘ruimte’ eigenlijk? Filosoof Dirk-Jan Laan trekt er graag doorheen, schreef er een proefschrift over en exploreert in dit essay de verschillende manieren waarop we naar ruimte kunnen kijken. Absolute, relatieve én relationele ruimte: steeds gaat het over de manier waarop de mens ermee omgaat en zich ertoe verhoudt. “Er zit iets waarachtigs in elk van de drie opvattingen van ruimte.”
Als een filosoof niet over zijn eigen voeten struikelt, dan struikelt hij wel over woorden. Dat is meer een vaardigheid dan een ongeluk. Een onschuldig woord kan namelijk een hoop verbergen, en de filosoof meet zichzelf de taak aan om dit verborgene te onthullen en in gedachten te brengen. Ik wil als filosoof in essay daarom struikelen over een woord dat in het verlengde ligt van gebiedsontwikkeling: ruimte. Waarom dit woord? Wanneer een gebied ontwikkeld wordt, nieuwe wegen aangelegd of autowegen voetgangersgebieden worden, wanneer weilanden nieuwbouw worden of winkelcentra appartementen, in al deze gevallen wordt er iets ondernomen met, en in, de ruimte.
De definitie
Er wordt ruimte gemaakt, ruimte opgeofferd, ruimte ingericht, enzovoorts. Maar wat is dat precies, ruimte? Is het een neutraal begrip of niet? En zo niet, wat zijn de gevolgen van bepaalde interpretaties van dat woord? Ga je op zoek naar een woordenboekdefinitie van ‘ruimte’ dan krijg je vage, circulaire frasen zoals “een door grenzen bepaalde plaats”, waarbij een plaats “een ruimte [is] die iemand of iets inneemt.” Ruimte is een van die begrippen waar wij als fysiek bestaande wezens moeilijk woorden aan kunnen geven. We zijn geboren in de ruimte en bestaan voortdurend – als lichamen – als ruimtes. Ruimte is voor ons als het water voor de vissen; we zullen nooit iets ervaren waarbij ruimte geen rol speelt. Omdat het ruimteloze daardoor vrijwel ondenkbaar is, is de ruimte zelf dat bijgevolg ook.
De absolute ruimte is in zekere zin het eenvoudigst te bevatten
Desalniettemin zijn er vele pogingen gedaan om ruimte te definiëren. Sla je, in plaats van een woordenboek, de geografische, sociologische of filosofische literatuur open, dan vind je allerlei onderscheiden en definities. We lezen over organische ruimte, representationele ruimte, perceptuele ruimte, symbolische ruimte, sociale ruimte, absolute ruimte, relatieve ruimte, relationele ruimte, enzovoorts. Ruimte blijkt een diffuus begrip. Waar te beginnen? Ik wil me hier eenvoudigheidshalve richten op de drieslag absolute, relatieve en relationele ruimte – door onder anderen David Harvey beschreven.
Ruimte is een opvatting
Het gaat bij deze drie opvattingen van ruimte namelijk niet over ruimte zoals die door bepaalde wezens of in bepaalde sociale contexten bestaat, maar over ruimte in een algemenere zin en vormt daarmee een mooi startpunt in het denken over ruimte. Hier zeg ik tussen neus en lippen door dat ruimte een opvatting is, of dat ruimte op verschillende manieren opgevat kan worden; hier kom ik later op terug. Voor nu eerst de verschillende opvattingen zelf, te beginnen bij de absolute ruimte. Absolute ruimte gaat ervan uit dat ruimte absoluut is; dat ruimte onafhankelijk is van wat zich in die ruimte bevindt. Of de ruimte nu leeg of gevuld is, de ruimte blijft hetzelfde.
Ruimte is niet meer dan een assenstelsel van afstanden dat onveranderd blijft door wat er wel of niet in bestaat of gebeurt. De afstand tussen het ene punt en het andere is hetzelfde, of zich op deze punten nu een persoon, een gebouw, of niets bevindt. De absolute ruimte is in zekere zin het eenvoudigst te bevatten aangezien het overeenstemt met een wiskundige, euclidische, opvatting van afstanden en plaatsen. Ruimte is op deze manier overzichtelijk: elke ruimte is te meten en is onveranderlijk – een meter blijft altijd een meter.
Niet onveranderlijk
Relatieve ruimte introduceert, de naam doet het al vermoeden, een relatief element in ruimte. Ruimte is hierbij niet absoluut en onveranderlijk; afhankelijk van de positie van de waarnemer kan ruimte vervormen. In Einsteins relativiteitstheorie is dit op een natuurkundige manier onderbouwd (ruimte vervormt afhankelijk van de snelheid van de waarnemer). Maar ook in het dagelijks leven ervaren we relatieve ruimte. De overkant van de weg kan absoluut gezien wellicht tien meter zijn, maar of die weg een snelweg is met voorbijrazende auto's of een woonerf is van groot belang. De ruimte tussen een positie en de overkant van de snelweg is verder, of ten minste anders, dan de overkant van het woonerf.
De relationele ruimte van de voetganger is geheel anders dan die van de automobilist
Of je op die snelweg op een fiets, in een rolstoel of in een auto zit is daarnaast ook van groot belang. Zo zijn er, vanuit de relatieve ruimte bezien, allerlei aspecten die in ogenschouw moeten worden genomen bij het bepalen van ruimte. Op voorhand (zonder kennis over de positie, omgeving, mogelijkheden, enzovoorts, van de waarnemer) kan er over de ruimte niet veel gezegd worden. Moderne GPS-navigatie is hier een mooi voorbeeld van; afhankelijk van het vervoersmiddel, de soorten wegen, files en wegafsluitingen, wordt er een route gepresenteerd waarmee de ruimte tussen beginpunt en bestemming het meest efficiënt kan worden overbrugd – de snelste route komt samen te vallen met de 'kleinste ruimte'.
Afhankelijk van objecten
Relationele ruimte gaat in zekere zin nog een stap verder. Bestaat absolute ruimte onafhankelijk van de objecten in die ruimte, en vervormt relatieve ruimte afhankelijk van de positie van één object (de waarnemer) in de ruimte, daar is relationele ruimte volledig afhankelijk van de objecten. De relatie tussen de objecten en de ruimte is dan ook omgekeerd: objecten bevinden zich niet in de ruimte, maar produceren ruimte. Ruimte bestaat dus niet op zich, maar alleen doordat er objecten zijn die zich op een afstand van elkaar bevinden of objecten die zich bewegen ontstaat de ruimte. Het idee dat het gebeuren van de dingen ruimte produceert, zorgt er impliciet voor dat ruimte altijd gekoppeld is aan tijd: ruimte-tijd.
In het bekijken van de overkant van de straat, of het oversteken ervan, ontstaat de ruimte die wordt geobserveerd of afgelegd. De relationele ruimte van de voetganger is geheel anders dan de relationele ruimte van de automobilist; de ruimte wordt geproduceerd en vervormd door het handelen zelf. In zekere zin beantwoordt deze relationele ruimte het best aan onze directe ervaring van de ruimte. Ruimte ervaren we immers nooit als een steriele oppervlakte waarbinnen dingen zich bevinden. Ruimte wordt altijd ervaren in een gebeuren waarin we onszelf bevinden. Zelfs in het leggen van het meetlint en het meten van de (absolute) ruimte, ontstaat de ruimte in het meten. Relationele ruimte is daarmee moeilijk te kwantificeren; het is altijd vervlochten met tijd en de objecten en actoren die de ruimte in hun doen en laten produceren.
Eenvoudig raamwerk
Wat moet iemand die zich met gebiedsontwikkeling bezighoudt met deze drie opvattingen van ruimte? Moet er één gekozen en gehanteerd worden? En hoe zou dat dan in de praktijk werken? Een woonhuis met een oppervlakte van 50 vierkante meter kan misschien relatief vervormen of relationeel ontstaan, maar past toch echt alleen op een perceel van minstens 50 vierkante meter. Het is kortom verleidelijk om de absolute ruimte te omarmen. De absolute ruimte biedt zonder enige twijfel een eenvoudig, universeel raamwerk om mee te werken. Het cruciale punt om in gedachten te houden is: het feit dat absolute ruimte makkelijker te berekenen en converteren is, betekent niet dat deze vorm van ruimte meer ‘waar’ is.
Zonder de kwantificering van de absolute ruimte kan je geen gebouw neerzetten
Op eenzelfde manier is ook de Newtoniaanse fysica een stuk behapbaarder dan de relativiteitstheorie of kwantummechanica maar daarmee niet dichter bij de werkelijkheid. Wat ruimte betreft valt denk ik niet te ontkennen dat onze ervaring van de ruimte altijd de ervaring van ruimte in een proces, in een gebeuren, is. We meten en beschrijven, we lopen en rijden, we wonen en verblijven, in en door ruimtes. En in die handelingen of gebeurtenissen ervaren we iets dat we vervolgens ruimte noemen. We ontdekken dat we überhaupt ruimtelijke wezens zijn, dat er zoiets als ruimte is. In zekere zin stemt de beschreven de relationele ruimte het meest overeen met onze directe ervaring van ruimte. De absolute en relatieve ruimte zijn een abstractie daarvan.
Niet afdoen als ‘vaag’
Terugkerend naar de vraag wat een gebiedsontwikkelaar met deze overwegingen aan moet. Relatieve en absolute ruimte zijn wellicht abstracties maar zonder meer nuttige abstracties. Zonder de kwantificering van de absolute ruimte kan je geen gebouw neerzetten. Zonder het berekenen van relatieve reisafstanden voor fietsers of wandelaars kan je moeilijk tot een mobiliteitsplan komen. Wat belangrijk is om niet uit het oog te verliezen, is dat elk van deze ruimtes een bepaald aspect van de werkelijkheid uitlicht maar deze geenszins volledig representeert. Er zit iets waarachtigs in elk van de drie opvattingen van ruimte. De relationele ruimte kan niet worden afgedaan als een vaag, sentimenteel verzinsel, net zomin als de relatieve of absolute ruimte.
Gebiedsontwikkeling gaat in de basis over het vormgeven van ruimte. Hierbij is de opvatting van ruimte die je hanteert van fundamenteel belang en die keuze zal van invloed zijn op het resultaat. Door verschillende opvattingen van ruimte een plek te geven in de overwegingen en hier expliciet over te zijn, kan voorkomen worden dat de menselijke (relationele) ervaring van de ruimte uit het oog verloren raakt – en het inrichten van ruimte daarmee vervalt tot het louter inrichten van vierkante meters. Ruimtes worden immers gemaakt voor mensen.
Wilt u reageren op dit artikel of een gastbijdrage voor Gebiedsontwikkeling.nu schrijven over een ander onderwerp? Bekijk dan hier de mogelijkheden.
Cover: ‘Voorplein van Den Haag centraal’ door Christian Mueller (bron: shutterstock)