7 april 2015
4 minuten
Nieuws Friso de Zeeuw en Hugo Priemus kruisten in november 2009 in het FD de degens over de voor- en nadelen van de Crisis- en herstelwet, de wet die door snellere procedures en ruimte voor experimenten woningbouw, wegenaanleg en andere infrastructurele projecten moest aanjagen. Vijf jaar na invoering van de wet treffen praktijkhoogleraar gebiedsontwikkeling De Zeeuw en de emeritus hoogleraar volkshuisvesting Priemus elkaar opnieuw, deze keer om na te gaan in hoeverre de hoop van de een is uitgekomen of de vrees van de andere is bewaarheid.
Over één ding waren beide professoren van de TU Delft het destijds ook al eens: de Crisis- en herstelwet heeft niets met de economische crisis te maken waarin Nederland na 2008 terechtkwam. Die crisis kwam voort uit financieringsproblemen en het wegvallen van de vraag, doceert Priemus. De ambitie om de vraag te stimuleren met een wet, is volgens hem nooit oprecht geweest: 'Dat is het verschil tussen de teksten die juristen maken en wat pr-afdelingen zeggen over wat zij willen met een wet.'
Wat beoogt de wet?
De Crisis- en herstelwet trad op 31 maart 2010 in werking, als tijdelijke wet. Per april 2013 werd de wet permanent Het doel was infrastructurele projecten en woningbouw naar voren te halen om de crisis te bestrijden.
De wet versnelt inspraak- en bezwarenprocedures, bijvoorbeeld voor een bestemmingplan. Zo kunnen provincies en gemeenten in sommige gevallen geen bezwaar meer maken tegen besluiten van de Rijksoverheid.
Ook biedt de wet de mogelijkheid ontwikkelingsgebieden en experimentele projecten aan te wijzen. Na aanwijzing mag de overheid in deze gebieden en bij deze projecten tijdelijk afwijken van en normen.
Het is de bedoeling dat de Crisis- en herstelwet opgaat in de nieuwe Omgevingswet waaraan minister Melanie Schultz van Infrastructuur en Milieu werkt.
Ook voor het overige oordeelt Priemus nog steeds kritisch over de Crisiswet: ‘Van het idee dat de complexiteit van regelgeving is gereduceerd en dat het allemaal sneller en beter zou worden, is niet veel terechtgekomen.’
'Ik sta hier voor 99% lijnrecht tegenover, met uitzondering dat de hoofdoorzaak van de crisis het wegvallen van de marktvraag was', reageert De Zeeuw. 'Er is eindelijk werk gemaakt van het versnellen en vereenvoudigen van procedures. Daar werd al jaren over gesproken.' De Zeeuw voorziet dat de Crisis- en herstelwet meer effect krijgt naarmate de economie aantrekt: 'Voor een deel komt de oogst nu pas.'
Uit een evaluatie van Groningse en Tilburgse juristen bleek vorige jaar dat de duur van bezwaarprocedures bij de Raad van State daalt in de richting van de beoogde zes maanden. De vlottere beslissing van de hoogste bestuursrechter betekent echter niet dat projecten ook sneller van start gaan, merken de onderzoekers op.
Die conclusie strookt niet met de ervaring van De Zeeuw en gaat er bij hem niet in: 'Het helpt wel als je sneller groen of rood licht hebt van de Raad van State. Een investeerder heeft een uitspraak van de Raad nodig voor financiering bij de bank. Die juristen hebben de verkorting van de bezwaarprocedure goed geëvalueerd, maar hebben zich daarna op economisch terrein begeven.'
Met het permanent worden van de Crisis- en herstelwet in 2013 is het bezwaar van Priemus tegen een tijdelijke wet voor projecten met een lange doorlooptijd, weggenomen. Hij vreesde bij aanvang voor onduidelijkheid over welke regels voor welke projecten zouden gelden. Zijn bedenking dat Europese de regels zand in de machine gooien van de nationale besluitvorming, omdat die geen ruimte laten voor flexibiliteit, geldt nog steeds. Op ironische toon: 'Maar daarvoor hebben we Timmermans naar Brussel gestuurd.'
'Fijnstof en Natura 2000 zijn de grote Europese voetzoekers, de rest is nationale wetgeving', repliceert De Zeeuw. 'Europa wordt gebruikt als excuus om zelf niets te doen. Bovendien hebben we inderdaad Timmermans, ons geheime wapen.'
Voor De Zeeuw rekent de experimenteerruimte in de Crisiswet af met het 'drama van de goede bedoelingen': overal zijn met goede redenen regels en normen opgesteld, maar samen leiden die ertoe dat er niets meer mogelijk is. 'Dat is rampzalig als je bijvoorbeeld een havengebied geleidelijk wilt ombouwen om geschikt te maken voor wonen, of sneller werk wilt maken van een duurzame energievoorziening.'
Priemus vindt dat uit de Crisiswet, het invloedrijke advies van de commissie-Elverding en straks de Omgevingswet van minister Melanie Schultz van Infrastructuur en Milieu een mentaliteit spreken die leidt tot het verkeerde besluitvormingsproces. 'Aan het begin wordt iedereen erbij gehaald en komt er een voorkeursvariant uit. Daarna kunnen de helpers aan de kant en moet die variant worden doorgezet. De praktijk is grilliger. Vaak dringen gevolgen van een besluit pas later door. Dan komen mensen in beweging. Zorg er dus voor dat je alternatieven openhoudt, doe aan adaptieve planning.
Mevrouw Schultz heeft uitspraken als: je gaat erover of je gaat er niet over. Heel leuk. Maar over gebiedsontwikkeling gaan meer partijen.'
De Zeeuw: ‘Dat heeft geen sodemieter met de Crisis- en herstelwet te maken. Dat heb je vorige keer ook aangesneden, je bent wel consequent. Toen zei ik: dit legitimeert ouwehoerdemocratie.’
CV Friso de Zeeuw
• 1952 Geboren in Rotterdam
• 1976 Nederlands recht, Vrije Universiteit
• 1976-1979 Adviseur stedenbouwkundig bureau Zandvoort bv
• 1993-1998 Gedeputeerde in Noord-Holland (PvdA)
• 1998-heden Directeur nieuwe markten, gebiedsontwikkelaar BPD
• 2006-heden Praktijkhoogleraar Gebiedsontwikkeling, TU Delft
CV Hugo Priemus
• 1942 Geboren in Rotterdam
• 1960-1965 Bouwkunde, Technische Hogeschool Delft
• 1969-1985 Directeur Research-Instituut voor de Woningbouw, TU Delft
• 1977-2003 Hoogleraar Volkshuisvesting, TU Delft
• 1985-2003 Hoogleraar-directeur Onderzoeksinstituut voor de Woningbouw, TU Delft
• 2007-heden Emeritus hoogleraar Systeeminnovatie Ruimtelijke Ontwikkeling, TU Delft
Auteursrecht voorbehouden aan Het Financieele Dagblad
Cover: ‘2015.04.07_Ruimte voor experiment_1280’