2015.10.14_Nieuwe planningsmethoden_C

Al doende samen werken en leren brengt stedenplanners sneller bij doel

14 oktober 2015

7 minuten

Nieuws Nederlandse stedenplanners hebben geen behoefte aan een onrealistisch initiatief als social cities waarin ‘de stad opnieuw gebouwd wordt, maar dan vanuit de mens’. Ook zitten ze niet te wachten op spacelabs, een voortdurend poldermodel op microniveau. Maar behoefte aan living labs is er wel. Daarin werken partijen vanuit een gedeelde urgentie in de praktijk al lerende samen voor het bereiken van hun gezamenlijke doel. Die les trekt onderzoeker en publicist Joost Zonneveld naar aanleiding van de recente bijeenkomst ‘Nieuwe planningsmethoden’ in Pakhuis de Zwijger in Amsterdam.

Naar aanleiding van bijeenkomst 'Nieuwe planningsmethoden' Pakhuis de Zwijger

De Nederlandse ruimtelijke ordening kan in het buitenland op veel respect rekenen. In nauwe samenwerking van overheden, kennisinstituten en ontwikkelaars is in de afgelopen eeuwen een afgewogen landschap van over het algemeen leefbare steden, polders, dijken en natuur ontstaan. Het maakbare Nederland is beroemd.

Maar in Nederland zelf is niet iedereen tevreden. De druk op de steden neemt toe, bereikbaarheid is een probleem, verrommeling is een voortdurende bedreiging voor het landschap en bewoners willen steeds meer direct invloed uitoefenen op hun omgeving. Dat het niet onverstandig is de eindgebruiker meer te betrekken laat Ekim Tan van Play the City tijdens haar presentatie in Pakhuis de Zwijger op een mooie manier zien aan de hand van enkele buitenlandse steden. Met plaatjes van de spooksteden Ordos in China en Seseña in Spanje en het door vluchtelingen overbevolkte Al Zaatari in Jordanië. Volgens haar hebben die drie plekken gemeen dat het om enorme investeringen gaat waarbij te weinig rekening is gehouden met de vraag van de eindgebruiker. Sterker: men vergat te praten met de gebruikers, aldus Tan die het noodzakelijk vindt dat meer verschillende actoren bij kunnen dragen aan het maken van plannen. Alleen dan worden die plannen gedragen en voorzien ze in een behoefte. En dat gaat volgens haar niet alleen om een wens van de gebruikers, maar ook om de efficiënte inzet van middelen. Play the City is gespecialiseerd in het betrekken van diverse groepen en maakt daarbij onder meer gebruik van digitale middelen, zoals games.

Tijdens een bijeenkomst in Pakhuis de Zwijger ging het eigenlijk helemaal niet over nieuwe planningsmethoden, maar om eigentijdse manieren om juist de eindgebruiker zo goed mogelijk mee te laten doen met het maken van nieuwe plannen. Of het nu om de inrichting van een plein gaat of om een nieuwe wijk. In een proces van co-creatie kunnen wensen en ideeën van – toekomstige – bewoners tot rijkere plannen, zo is de gedachte. Juist eigentijdse instrumenten als games en simulaties kunnen een toegevoegde waarde hebben doordat direct zichtbaar wordt welk effect ingrepen in de omgeving hebben. Visualisaties kunnen een bredere groep mensen aanspreken, kunnen de drempel verlagen doordat lange en ingewikkelde teksten vermeden worden en het biedt de mogelijkheid verschillende scenario's direct in beeld te brengen. Voor een belangrijk deel gaat het dan om aansluiten bij de doelgroep en het inzichtelijk maken van keuzes.

Dat is een mooi streven op zich, maar daarmee is er nog geen nieuwe planningspraktijk van co-creatie. Hans Leeflang, vanuit het ministerie van Infrastructuur en Milieu nauw betrokken bij Wij maken Nederland, betwijfelt desgevraagd of co-creatie ook tot een planningspraktijk van directe democratie leidt. 'Het is de vraag wie beslissen en ook hoe we rekening houden met mensen die niet aan tafel zitten. Co-creatie levert wel rijkere en relevantere plannen op, denk ik.' Kortom: de beleidsmakers en politiek moeten wel mee willen gaan met de uitkomsten van een proces waaraan verschillende betrokkenen meedoen. De ene bestuurder ziet het als een inspirerend advies, de ander legt het simpelweg naast zich neer en weer een ander gaat er echt mee aan de slag. Afdwingen is binnen het huidige bestel simpelweg niet mogelijk. En de zorg van Kars Alfrink van Hubbub, een van de andere sprekers in Pakhuis de Zwijger, is dan ook terecht: 'Ik heb een zorg over mensen mee laten doen: als we klaar zijn met co-creatie en een plan werkelijkheid gemaakt moet worden, hoe voorkomen we dan dat het daarna business as usual is? En we dus weer vervallen in oude structuren?'. Volgens Alfrink is het daarom van belang 'nieuwe planningsmethoden gevaarlijker te maken voor de status quo'. Hij doelt daarmee op het ter discussie stellen van de randvoorwaarden en de regels. Alfrink noemt enkele voorbeelden zoals het spel Nomic – dat al sinds begin jaren tachtig bestaat - en Playful Commons waarin spelers hun eigen regels maken – of die regels achterwege laten. En dat kan tot een heel andere inrichting van een plein of stad leiden. Als die uitkomsten in een game tot de verbeelding spreken of een groot probleem oplossen, dan zou dat de beleidsmakers en politici in de 'echte' wereld aan het denken kunnen zetten, is de gedachte.

Het zijn interessante experimenten waarvan het wel de vraag is wat dat uiteindelijk oplevert. Hoewel een van de aanwezigen zegt dat het wel eens is voorgekomen dat regels en beleid naar aanleiding van een co-creatieproces met games is aangepast, zal dat in de meeste gevallen niet gebeuren. De vraag is ook of deze aanpak juist tot een tegengesteld effect leidt. Beslissers kunnen een project waarbij de regels los van de realiteit van dat moment staan, gemakkelijk als onhaalbaar naast zich neerleggen. Zonder zeggenschap aan de regels tornen kan tot nieuwe creatieve inzichten leiden. Los van de vraag of dat anders zou moeten, is het de vraag in hoeverre dat effectief is zolang het mandaat bij de politiek ligt. Alfrink lijkt zich dat te beseffen, net zoals hij weet dat de wereld niet zomaar verandert. Daarom zoekt hij naar een tussenoplossing die alleen niet gaat werken. Hij pleit namelijk voor 'spacelabs', permanente plekken waar gezamenlijk gewerkt wordt aan een nieuw ruimtelijk Nederland. 'Plekken waar analyse, plannen en ervaringen gedeeld kunnen worden'. Dat klinkt leuk maar de vraag is wie zich, naast betrokken professionals, daar voortdurend aan wil verbinden, zeker als de urgentie ontbreekt.

Het lijkt veel vruchtbaarder om verschillende partijen te betrekken op het moment dat die urgentie wel bestaat. Een mooi voorbeeld is de Buiksloterham in Amsterdam-Noord waar in een 'living lab' gewerkt wordt aan een circulaire wijk. De noodzaak om op veel duurzamere wijze gebieden te ontwikkelen is een urgentie die groter is dan de planningspraktijk. Bovendien heeft een breed veld van overheden, nutsbedrijven, ontwikkelaars en (toekomstige) bewoners zich verbonden aan een gezamenlijke inspanning in de praktijk te leren. Juist als een wijk vorm moet krijgen waarin het afval van de een, de energie voor de ander is, wordt heel concreet gemaakt dat al die verschillende partijen niet alleen vanuit een leuk idee samenwerken maar dat samenwerken noodzakelijk is om een succes van die wijk te maken. Die directe verbondenheid, de wil om gezamenlijk in de praktijk te willen leren, gecombineerd met een gedeelde urgentie zou kunnen leiden tot een nieuwe planningspraktijk van co-creatie. Games en visualisaties in legoblokjes, 3D kaarten en big data zijn dan hulpmiddelen die het mogelijk maken meer mensen te betrekken, de effecten van keuzes inzichtelijk te maken en te monitoren. En het zal ook best de betrokkenheid van mensen een beetje kunnen vergroten, maar niet meer dan dat. Het is ook een illusie te denken dat een game kan helpen inzicht te geven in 'dubbele agenda's van stakeholders' die over de ontwikkeling van een gebied praten, zoals Rolf van Boxmeer van Rezone uit Den Bosch durft te beweren. Die er vrolijk nog een schepje bovenop doet door te stellen dat de game van Rezone tot 'gedragsverandering' van de spelers kan leiden. Dat lijkt een teken van iets te groot geloof in het eigen instrument.

De Nederlandse planningspraktijk heeft ook geen behoefte aan een initiatief als social cities waarin 'de stad opnieuw gebouwd wordt, maar dan vanuit de mens'. Dat gaat uit van onrealistische ideeën van de stad als een leeg wit vel waar je van alles op kunt zetten. Een stad waar natuurlijk geen criminaliteit bestaat en waar de zon altijd schijnt. Ook is er geen behoefte aan een voortdurend poldermodel op microniveau. Geen spacelabs dus. Maar behoefte aan living labs is er wel. Daar werken mensen al lerende samen die weten dat ze elkaar nodig hebbben om hun gezamenlijke doel te bereiken.

Op wijmakennederland.nl kan iedereen een bijdrage leveren aan het manifest Wij maken Nederland 2040.

Zie ook:


Cover: ‘2015.10.14_Nieuwe planningsmethoden_C’


Portret - Joost Zonneveld

Door Joost Zonneveld

Hoofdredacteur van Gebiedsontwikkeling.nu


Meest recent

GO weekoverzicht 25 april 2024 door Gebiedsontwikkeling.nu (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)

Dit was de week van de complete buurt

Dit was een week op Gebiedsontwikkeling.nu waarin de complete stadsbuurt centraal stond. Van de transformatie van het Utrechtse Wisselspoor via het naoorlogse stadsdeel Breda Noord naar de verdichting in het Haagse Bezuidenhout.

Weekoverzicht

25 april 2024

Zonnepanelen op het dak van een gebouw door Richie Quintyne NVEST (bron: shutterstock)

Duurzame energie in de regio, een passend ontwerp begint bij de goede vraagstelling

In de eerste ronde Regionale Energiestrategieën ging het ook over ruimtelijke kwaliteit. Hoe landen ingrepen in de energie-infrastructuur in onze omgeving? PBL en Royal HaskoningDHV plozen de plannen door en formuleren lessen & tips.

Uitgelicht
Onderzoek

25 april 2024

sportcampus Zuiderpark, Den Haag door Menno van der Haven (bron: shutterstock)

Wat is goed in de ruimtelijke ordening?

De vraag ‘wat is een goede ruimtelijke ordening?’ wint aan gewicht nu we als samenleving meer ambities hebben dan er aan ruimte beschikbaar is. Alle reden voor een nadere reflectie, door hoogleraren Marlon Boeve en Co Verdaas.

Uitgelicht
Analyse

24 april 2024