2013.11.8_Meindert fennema

Tegen de nostalgie

8 november 2013

6 minuten

Toen ik jong was dachten alleen oude mensen dat vroeger alles beter was, maar de nostalgie is tegenwoordig wijder verbreid. Neem nu David van Reybrouck, gelauwerd auteur van Congo, een geschiedenis. Hij schreef onlangs een pamflet tegen verkiezingen. Die zouden aristocratisch zijn, omdat het aanwijzen van besluitvormers door verkiezingen de besten, dwz de rijkste en hoogst opgeleide burgers, aan de macht brengt en het volk verder nergens bij betrekt. De politieke invloed van de gewone burgers, zo schrijft hij, beperkt zich tot het 1 keer in de vier jaar invullen van een stembiljet. Dat moet anders! Liever ziet hij de volksvertegenwoordigers door het lot aangewezen, zoals de oude Grieken dat deden. Het is een idee dat nadere discussie verdient. In de VS wordt de aanwijzing door het lot toegepast in de jury rechtspraak, dus uitvoerbaar is het zeker. Een grotere mate van deliberatie, zegt Van Reybrouck, zou de kwaliteit van de besluitvorming ten goede komen.

Van Reybrouck vat zijn bezwaren tegen de effectiviteit van de huidige vertegenwoordigende democratie in drie punten samen. Bij elk van die punten suggereert hij dat het vroeger beter was.

Ten eerste, zegt hij, duurt de formatie van kabinetten steeds langer. Dat geldt eigenlijk alleen voor België. Het heeft te maken met de tegenstellingen tussen Vlaanderen en Wallonië, niet met het kiesstelsel als zodanig. Van Reybrouck noemt ook Italië en Griekenland, maar daar hebben de moeizame kabinetsformaties meer te maken met de door de vanuit de EU opgelegde hervormingen en bezuinigingen. Het vreemde is dat Van Reybrouck de problemen met de Euro niet noemt als oorzaak van de politieke instabiliteit in die landen. Van een algemene trend is in ieder geval geen sprake. De vorming van het kabinet Drees III (1956) duurde vier maanden, de vorming van het kabinet Den Uyl (1973) meer dan 6 maanden en de formatie van Van Agt I (1977) bijna zeven maanden. Het kabinet Rutte II (2012) kwam tot stand in ruim een maand.

Ten tweede wordt de straf op regeringsdeelname steeds zwaarder. In de jaren vijftig, zestig en zeventig verloren partijen die aan de regeringen hadden deelgenomen gemiddeld minder dan 2 procent, in de jaren 80 loopt dat op naar 3,5 procent, in de jaren negentig 6 procent en in het eerste decennium van de 21e eeuw wordt het 8 procent. ‘Wie wil nog krachtdadig besturen in Europa als de prijs voor regeringsdeelname zo onverbiddellijk hoog is?’ Daar heeft Van Reybrouck wel een punt, maar de vraag is hoe dat komt. Het heeft m.i. te maken met het feit dat de inkomensongelijkheid ongelijkheid vanaf eind jaren zeventig in alle Europese landen toeneemt (tegen de wens van de meerderheid van de bevolking), en ook de immigratie. Dat zijn transnationale processen waarvan veel partijen wel zeiden dat ze die een halt zouden toeroepen, maar die in de praktijk – tenminste op korte termijn en zonder draconische maatregelen – moeilijk te beïnvloeden zijn. Zouden door het lot aangewezen volksvertegenwoordigers die de inkomensverschillen wél doen verminderen en zouden zij aan de migratie onmiddellijk paal en perk stellen?

De Atheners meenden dat de democratie alleen maar kon functioneren onder gelijken. Daarom mochten alleen welgestelde mannen meedoen met de loting voor de Raad van 500. Slaven, vrouwen en vreemdelingen uitgesloten. De grote innovatie van de representatieve democratie was dat iedereen stemrecht kreeg. Niet de maatschappelijke gelijkheid, maar de rechtsgelijkheid van alle burgers kwam voorop te staan. Maar die representatieve democratie was wel gestoeld op een belofte die besloten lag in het geloof dat de maatschappelijke gelijkheid door de vrije markt toe zou nemen. Dat is deels – laat ik voorzichtig zijn - een misvatting gebleken.

Ten derde, schrijft Van Reybrouck, gaat het besturen steeds trager. ‘Grote infrastructurele werken zoals de Amsterdamse Noord-Zuidlijn, het nieuwe station van Frankfurt, de sluiting van de Antwerpse ring en de geplande internationale luchthaven van Nantes raken niet of nauwelijks gerealiseerd. Nationale regeringen in Europa hebben veel van hun aanzien en macht verloren, gebonden als zij zijn aan tientallen lokale en supranationale spelers. Waren zulke projecten vroeger een bron van prestige en kundigheid, tegenwoordig zijn ze op hun best een bestuurlijke nachtmerrie. De fiere tijd van de Deltawerken, de Afsluitdijk, het TGV-net en de Kanaaltunnel is voorbij.’

De fiere tijd van de Kanaaltunnel? Weet Van Reybrouck dan niet dat het eerste geologische onderzoek naar de mogelijkheden van een kanaaltunnel al in 1830 gedaan is? Dat degene die opdracht gaf tot dat onderzoek pas 26 jaar later, in 1856, een uitgewerkt voorstel kon doen aan Napoleon III voor een spoorwegtunnel onder het Kanaal? Napoleon III was een Saint-simonist en steunde alle plannen voor waterwerken en spoorwegen, maar het zou nog tien jaar duren voor het plan ook in Engeland enig draagvlak had gekregen.

Zou Van Reybrouck ook niet weten dat in 1880 wel begonnen werd met het graven van de Kanaaltunnel, maar dat het project in 1882 werd stopgezet omdat de Engelsen bang waren dat de tunnel hun defensie in gevaar zou brengen? Dat het tunnelproject pas in 1955 (!) weer opgepakt werd en dat het daarna nog tot 1986 zou duren voordat ten tweede male met de bouw van de Kanaaltunnel werd begonnen? Tussen plan en uitvoering lag dus 120 jaar. Die tunnel was in 1994 klaar, maar het bedrijf dat de tunnel exploiteert balanceerde jarenlang op de rand van het faillissement. Over bestuurlijke nachtmerries gesproken.

En de Afsluitdijk? Het eerste plan tot gedeeltelijke drooglegging van een deel van de Zuiderzee was van ir W.F. Leemans en werd in 1877 bij de Tweede Kamer ingediend. Het werd nooit in behandeling genomen. Het onderzoek naar de afsluiting en drooglegging van de Zuiderzee kreeg een nieuwe impuls met de oprichting van het Zuiderzeevereniging in 1886. Die vereniging telde vele vooraanstaande leden. Naast Ir Cornelis Lely was ook de latere president van de Nederlandsche Bank Dr G. Vissering een stuwende kracht. Tientallen studies werden gedaan, maar het zou tot 1918 duren voor de Zuiderzeewet in de Tweede Kamer werd aangenomen. Dat besluit was te danken aan de grote overstroming van 1916 die delen van Noord-Holland, Friesland en Overijssel teisterde. Toch zou pas in 1927 worden begonnen met de aanleg van de Afsluitdijk. Er lag meer dan 50 jaar tussen plan en aanvang.

Is dat nu zoveel sneller dan de Amsterdamse Noord-Zuidlijn waarvoor D66 eind jaren tachtig een haalbaarheidsonderzoek voorstelde, waarover de Amsterdamse gemeenteraad in 1996 in positieve zin besliste? Tussen 1997 en 2002 worden er proefboringen gedaan en in 2003 wordt met de bouw begonnen. Door technische en financiële tegenslagen komt de Noord-Zuidlijn niet in 2011 klaar maar waarschijnlijk pas in 2017. Het hele traject heeft dan 30 jaar geduurd. Dat is niet weinig, maar vergeleken met vroegere projecten ook niet opvallend traag. Vooral niet als men bedenkt dat een tunnel boren onder een op houten palen gebouwde stad technisch wel wat meer vraagt dan het aanleggen van de Afsluitdijk.

En waarom noemt Van Reybrouck wel de ringweg, maar niet het station van Antwerpen dat in 20 jaar volledig gerestaureerd en omgebouwd werd van een ouderwets kopstation tot één van de fraaiste hogesnelheidslijn stations ter wereld, met drie spoorlagen?

Van Reybrouck schrijft: ‘Als een tunnel of een brug bouwen al niet langer haalbaar is, wat vermogen nationale overheden dan nog wel op eigen kracht?’ Dit is, met permissie, lariekoek.

De suggestie dat loting een uitweg uit een democratisch tekort is, berust op een verkeerde diagnose van dat tekort. De problemen die wij thans ervaren in de democratische besluitvorming hebben vooral een inhoudelijke oorzaak. Ook met loting los je de tegenstelling over Europa niet op en de problemen die met immigratie te maken hebben nog minder.

Meindert Fennema is oud-hoogleraar politieke theorie. Hij schreef in 2010 een biografie van Geert Wilders (Tovenaarsleerling). Vorig jaar verscheen een bundel essays (Help! De elite verdwijnt) en onlangs publiceerde hij zijn eerste roman (Het Slachthuis)

Dit artikel werd gepubliceerd in NRC Handelsblad op Dinsdag 29 Woensdag 30 oktober, pagina 16 opinie


Cover: ‘2013.11.8_Meindert fennema’


Portret - Meindert Fennema

Door Meindert Fennema

Hoogleraar politicologie


Meest recent

Hoge Vucht, Breda door XL Creations (bron: shutterstock)

Een beter perspectief voor kansarme buurten, zo doet Breda dat

Het bieden van meer perspectief aan bewoners van kansarme wijken is geen sinecure. Lokaal kan daar het nodige voor gedaan worden, maar ook hogere overheden moeten meedoen. In Breda worden ze actief bij de problematiek betrokken.

Casus

23 april 2024

Bovenbouwwerkplaats Wisselspoor, Utrecht door Synchroon (bron: Synchroon)

Van Werkspoor naar Wisselspoor, transformatie met de menselijke maat

Een voorheen afgesloten spoorterrein aan de rand van de Utrechtse binnenstad krijgt een nieuwe invulling. Synchroon herontwikkelt het gebied tot Wisselspoor, met de Cityplot als structurerend principe.

Uitgelicht
Casus

23 april 2024

De slotmanifestatie door Ingrid Koenen, studio IK (bron: EFL Stichting)

Waarom ontwerpen aan een klimaatrechtvaardige wereld nodig is

De klimaattransitie kan allerlei gevolgen hebben, niet in de laatste plaats voor de ruimte. Welke rol speelt rechtvaardigheid daarin? De EFL Stichting liet drie teams daarop studeren, Hilde Blank reflecteert.

Interview

22 april 2024