Luchtfoto van woonwijk in Waalwijk door Alseenrodelap.nl - Elco (bron: shutterstock)

Terug naar de toekomst, de betekenis van de groeikernen voor het wonen van nu

11 augustus 2025

7 minuten

Recensie Het kwartet van publicaties over de geschiedenis en relevantie van de groeikernen, uitgebracht door het International New Town Institute (INTI), is compleet. Deel vier belicht de architectuur van de bouwwerken die tussen 1965 en 1990 in de groeikernen zijn gerealiseerd. De thema’s die daarbij speelden, blijken zeker betekenis te hebben voor de woonopgave waar Nederland de komende jaren voor staat.

Op het verschijnen van ‘Bouwen aan de geluksmachine. Architectuur in de groeikernen 1972-1998’ zijn ruwweg twee reacties mogelijk. De eerste is er een van schouderophalen en snel terzijde leggen, zoals er in de vakwereld lange tijd toch wat meewarig naar deze fase in de Nederlandse bouwgeschiedenis werd gekeken. ‘Das war einmal’, dat soort teksten en dan snel weer over naar de orde van de dag. Los van dat zo’n reactie weinig respect zou tonen voor het vele werk dat er in dit boek is gaan zitten – waarin 167 gebouwen in 13 groeikernen wordt belicht, zou het ook inhoudelijk de slechte attitude zijn. De tweede reactie is daarom zinvoller: serieus kennisnemen van hoe er in deze tijd werd gebouwd en daar wellicht zelfs nog wat van opsteken voor het wonen anno nu en morgen.

Bouwen aan de Geluksmachine: Architectuur in de Groeikernen 1965-1990

Bouwen aan de Geluksmachine cover door INTI (bron: INTI)

Auteur:
Michelle Provoost (ed.)

Uitgever:
INTI

Aantal pagina's:
576

Jaar van uitgave:
2025

De betekenis van de architectuur van de groeikernen kunnen we namelijk op drie manieren duiden. In de eerste plaats is dat als analyse van het toenmalige tijdsgewricht en hoe de maatschappelijke wensen van dat moment neersloegen in gebouwde vorm. De nieuwe INTI-publicatie levert daar in een kleine 600 pagina’s een serieuze bijdrage aan. Voor elk van de 13 onderzochte groeikernen – geografisch van Alkmaar tot en met Helmond – wordt een breed scala aan projecten belicht. Het wonen heeft daarbij de overhand maar er passeren ook andere soorten gebouwen de revue (kerken, scholen, stations, bibliotheken, buurtcentra en alles wat je nodig hebt voor een stad als ‘geluksmachine’). Daarmee ontstaat een uitgebreid overzicht van hoe Nederland zich in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw heeft ontwikkeld.

De Bond van Nederlandse Architecten deed in 2012 al een duit in het zakje met de studie ‘Bloeiende Bloemkoolwijken’

De tweede betekenis heeft betrekking op de toekomst van de groeikernen zelf en daarmee van de beschreven projecten. Zijn zij na pakweg 40 à 50 jaar nog in staat om te voldoen aan de maatschappelijke vragen van nu? Deze vraag is niet de hoofdmoot in de publicatie, maar Provoost laat in de projectbeschrijvingen wel doorklinken hoe het er nu mee staat – vaak op snedige wijze. De slopersbal blijkt al de nodige projecten te hebben bereikt, zoals het raadhuis in Hoofddorp (“tientallen jaren voordat het überhaupt afgeschreven was”).

Het nieuwe raadhuis in Hoofddorp door Erik Laan (bron: shutterstock)

‘Het nieuwe raadhuis in Hoofddorp’ door Erik Laan (bron: shutterstock)


Eenzelfde lot treft op korte termijn het kantorencomplex PEN-dorp in Alkmaar van architect Abe Bonnema, dat moet wijken voor de bouw van 550 woningen. Provoost kan dat niet waarderen: “Onbegrijpelijk maar ironisch is dat het uitzonderlijke kantorencomplex gesloopt zal worden om een woonwijk te realiseren, naar ontwerp van De Zwarte Hond, het bureau dat zich eerder met dat van Bonnema associeerde; de oprichters van beide bureaus waren vrienden.” Maar er zijn ook genoeg projecten die nog steeds prima functioneren, zoals het Woonkollektief in Purmerend: 70 woningen in 10 woongroepen, elk met een gemeenschappelijke keuken – het project bestaat dit jaar 40 jaar. “Het Woonkollektief is nog helemaal intact, organiseert vele activiteiten en kiest nog steeds zelf zijn nieuwe bewoners.”

Typische vorm

Het behoud van het erfgoed uit deze tijd – en het zorgvuldig herontwikkelen ervan richting de wensen van de nieuwe tijd – is iets wat de laatste jaren wel steeds meer aandacht heeft gekregen. Het is een ontwikkeling die we breder zien in de samenleving, getuige bijvoorbeeld ook de groeiende belangstelling voor kunstwerken uit de periode na 1965, die – getuige een recent artikel in NRC – onder druk staan. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed beijvert zich al een aantal jaren met het programma Post 65 voor serieuze aandacht voor het erfgoed uit deze tijd. Daarin werd ook onderzoek gedaan naar de zogenaamde ‘bloemkoolwijken’: de bijnaam die de buurten uit deze tijd hebben gekregen door hun typische stedenbouwkundige vorm – als de roosjes van een bloemkool.

Pendorp Alkmaar door Maarten Laupman (bron: Maarten Laupman)

‘Pendorp Alkmaar’ (bron: Maarten Laupman)


Onlangs liet de dienst nog een studie doen, in het kader van de mogelijkheden om in naoorlogse wijken ‘erfgoedinclusief’ te verdichten en de handreiking die VRO daarover publiceerde. Bureau Urhahn nam in dit verband de wijk Buytenwegh in Zoetermeer onder de loep, waar woningen op dekken zijn gebouwd (waaronder wordt geparkeerd); een oplossing die niet meer goed functioneert, wat zich onder meer in een sociale beheersproblematiek uit. Met een ontwerpverkenning is in beeld gebracht hoe de woonbuurt zich kan ontwikkelen, waarbij zowel de woningen als het wijkwinkelcentrum, water en bodem en de mobiliteit aan bod komen. INTI zelf werkte met een team ontwerpers aan opgaven voor transformatie op basis van bestaande kwaliteiten in Zoetermeer, Purmerend, Rotterdam-Oost en Spijkenisse.

De RCE en het INTI staan hierin overigens niet alleen. Er zijn meerdere initiatieven die de blik op deze periode (en hoe er toen gebouwd werd) hebben gericht. Kijkend naar de toekomst van de woonwijken uit de jaren zeventig en tachtig deed bijvoorbeeld de Bond van Nederlandse Architecten (BNA) in 2012 al een duit in het zakje met de studie ‘Bloeiende Bloemkoolwijken’. In de studie van BNA Onderzoek bogen 22 BNA-bureaus zich over drie wijken (Peelo Assen, Kronenburg Arnhem en Holy-Noord Vlaardingen) en formuleerden voorstellen over hoe de wijken zich zouden kunnen door-ontwikkelen naar de toekomst toe. Van een vergelijkbare ambitie was in 2019 de inventarisatie van 64 projecten uit het Rijksprogramma ‘Experimentele woningbouw’, dat beoogde om vernieuwing in de volkshuisvesting en stadsvernieuwing op gang te brengen – in een reactie op de monotone bouw uit de jaren vijftig en zestig. Uit deze projecten destilleerden de auteurs vijf lessen voor het experimenteren met sociale woningbouw in de huidige tijd.

Woondekken Buytenwegh in Zoetermeer.jpg door INTI (bron: INTI)

‘Woondekken Buytenwegh in Zoetermeer.jpg’ (bron: INTI)


En daarmee belanden we bij de derde betekenis van de bouwprojecten uit deze periode: de relevantie voor de woonopgave van nu. Uit de introductie van Michelle Provoost in ‘Bouwen aan de geluksmachine’ kunnen we afleiden dat daar zeker sprake van is. Op de nodige thema’s waar de sector van project- en gebiedsontwikkeling nu mee bezig is, kan te rade worden gegaan bij de aanpak in de vorige eeuw. Het gaat dan onder meer om het belang van de goede voorzieningen in buurten en wijken, het bouwen voor en door woongroepen, het werken met houtbouw, de aanleg van groen en blauw en het belang van mobiliteit voor het langzaam verkeer. Kortom: integrale leefkwaliteit voor bewoners.

Beetje bij beetje zijn we de principes uit die tijd aan het herwaarderen. Dat zien we bijvoorbeeld ook terug in de roep om meer variatie en kwaliteit in de woningbouw. Niet voor niets wordt er de laatste tijd op tal van plekken geconstateerd dat er nauwelijks meer aandacht wordt besteed aan de woningplattegrond. Het was reden voor de gemeente Amsterdam om het programma ‘Mooi Mokum’ in het leven te roepen, gealarmeerd als men was door de eentonigheid van de nieuwe generatie stedelijke woongebouwen in de hoofdstad. Ook in een lezingenreeks van de Rotterdamse Independent School for the City ging het over deze verschraling. Maar ook andere thema’s en oplossingen zijn een evaluatie waard; niet voor niets doet het mobiliteitsconcept van groeikern Houten het nog steeds erg goed. In een tijd waarin we streven naar 15-minutensteden die leunen op benenwagen en fiets kan daar nog het nodige van geleerd worden.

Pendorp in Alkmaar 2 door Maarten Laupman (bron: Maarten Laupman)

‘Pendorp in Alkmaar 2’ (bron: Maarten Laupman)


De meest belangrijke aanbeveling van Provoost voor de ontwikkelwereld van nu heeft misschien nog wel betrekking op de rol van de Rijksoverheid. Waar op het moment in Den Haag op de nodige dossiers sprake is van stilstand, was dat begin jaren 70 heel anders, aldus Provoost: “Er was een overheid die een duidelijke ideologie had (spreiding van kennis, macht en inkomen, red.), en een uitgesproken sociaal programma; er was een levendig debat in de vakwereld van architecten, sociologen en de bouwwereld dat gevoerd werd in de krant en in de dagbladen, waarin iedereen met de meest uiteenlopende meningen aan bod kwam; er werd veel gebouwd (jaarlijks rond of meer dan 100.000 woningen), er was vaart en kwantiteit, er werden experimenten en uitvindingen gedaan en dit alles met steun van de rijksoverheid: een geoliede machine.” Voor het nieuwe kabinet valt hier dus wellicht iets van te leren. Mogelijk dat de nieuwe Nota Ruimte dit najaar visie aan uitvoeringskracht gaat koppelen.

Nu de serie ‘Onvoltooid project’ is voltooid, doet zich de logische vraag voor: wat zijn de plannen van het International New Town Institute voor de toekomst? Michelle Provoost: “Qua analyse en begrip denken we nu wel even vooruit te kunnen met ons onderzoek. Temeer daar we de afgelopen jaren ook cultuurhistorische verkenningen – het ‘klassieke’ werk van architectuurhistorici zoals wij – hebben gemaakt van Purmerend, Lelystad en Spijkenisse. Dat gaf ons een behoorlijk goed inzicht in de architectuur en stedenbouw die in de groeikernen te vinden zijn. Voor de komende jaren willen we die onderzoeksresultaten gaan inzetten in toekomstgerichte projecten. Samen met ontwerpers en architecten willen we de kennis in concrete gevallen gaan toepassen en tonen hoe een andere manier van denken kan leiden tot betere projecten.”

“We willen transformatie centraal stellen en voortbouwen op de bestaande kwaliteiten, in het geval van de circa 10 procent bijzondere objecten en gebieden uit deze tijd. Voor de overige 90 procent van de wijken, waar de architectonische kwaliteiten niet bepalend zijn, maar wel de kwaliteit van de woning en de woonomgeving, zetten we in op een strategie voor woningsplitsing, optopping en verdichting. Ook denken we dat het zinnig is om ons niet langer te beperken tot de groeikernen maar ook overige uitbreidingswijken uit de jaren zeventig en tachtig bij ons netwerk te betrekken.”

“Eerder werkten we met een team bestaand uit Oana Rades (Shift architecture urbanism), Peter Veenstra (Lola Landscape Architects) en Markus Appenzeller (MLA+). Nu werken we ook samen met Sanne van Manen (voorheen MVRDV, nu: Studio Meent en Platform Woningopgave) aan pilotprojecten voor woningsplitsing, zowel in de woningwet als in de vrije sector. Opdrachtgever hiervoor zijn een woningcorporatie, een gemeente en het College van Rijksadviseurs. Dit laatste project is wat ons betreft een voorbeeld van hoe wij graag verder willen in de nabije toekomst.”


De publicatie ‘Bouwen aan de geluksmachine. Architectuur in de groeikernen 1972-1998’ is uitgegeven door het International New Town Institute (INTI). Drie eerdere publicaties binnen het programma van het instituut betroffen ‘Een onvoltooid project’ (2022 en besproken op gebiedsontwikkeling.nu door Tjeerd Herrema) en de delen 2 en 3, over respectievelijk ’15 kansen voor onze groeikernen’ en het stadsgroen uit de jaren 70. Over de nieuwste uitgave schreef Kirsten Hannema een uitgebreid artikel in de Volkskrant.


Cover: ‘Luchtfoto van woonwijk in Waalwijk’ door Alseenrodelap.nl - Elco (bron: shutterstock)


Kees de Graaf door Sander van Wettum (bron: SKG)

Door Kees de Graaf

Eindredacteur Gebiedsontwikkeling.nu


Meest recent

Luchtfoto van woonwijk in Waalwijk door Alseenrodelap.nl - Elco (bron: shutterstock)

Terug naar de toekomst, de betekenis van de groeikernen voor het wonen van nu

De nieuwste INTI-publicatie belicht de architectuur van de bouwwerken die tussen 1965 en 1990 in de groeikernen zijn gerealiseerd. Het ontwerp was daarbij geen doel op zich, maar moest vooral bijdragen aan het menselijk geluk.

Recensie

11 augustus 2025

GO Zomertour 2025 door Ineke Lammers (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)

GO Zomertour 2025 #3: Senakw in Vancouver: inheemse cultuur als brug tussen het verleden en de toekomst

Wendy de Hoog vertelt in de derde aflevering van de GO Zomertour over de gebiedsontwikkeling Sen̓áḵw in het Canadese Vancouver. Een stad waar de inheemse cultuur en bevolking steeds meer op de voorgrond verschijnen, ook in de stadsontwikkeling.

Uitgelicht
Casus

11 augustus 2025

Fietsers wachtend op een stoplicht bij een kruising in Valkenswaard door Lea Rae (bron: shutterstock)

Het Nederlandse kruispunt is een internationale inspiratiebron

Oversteekplekken voor fietsers op kruispunten zijn in Nederland geen bijzondere ruimtelijke ingreep meer. Maar in de Verenigde Staten worden de kruispunten als inspiratie gezien voor fietsvriendelijke steden.

Analyse

8 augustus 2025