Thumb_onderzoek_0_667px

30 jaar scenariomethode; kan planning helpen?

14 juni 2012

7 minuten

Verslag Op 12 juni werd in het Rotterdamse NAi het boek 'Dutch New Worlds: Scenario’s in de stedenbouw en ruimtelijke ordening in Nederland, 1970-2000' gepresenteerd. Het verschijnen van dit boek werd gebruikt als vertrekpunt in een nieuwe ronde van debat.

Boekpresentatie Dutch New Worlds en debat 'who makes our future'.

Wat heeft de Nederlandse traditie van scenarioplanning ons na 30 jaar geleerd? Hoe effectief zijn dergelijke methodes nog? En, wat is de legitimiteit ervan in het huidige politiek-economische klimaat? De afgelopen jaren hebben grootschalige, lange termijn plannen voor regionale en stedelijke ontwikkeling vooral op negatieve kritieken mogen rekenen. Kritiek op en door de overheid, de markt, planners en ontwerpers en het publiek. Auteur Christian Salewski toont echter ook aan dat een scenario een krachtig hulpmiddel blijft voor doelgericht en transparant ontwerpend onderzoek bij het maken van betere steden en regio’s. Supervisor van het onderzoek, professor en ontwerper Kees Christiaanse, benadrukte dat nog stelliger: “Large bodies of politics invite architects to coordinate the physical environment. See for instance what Richard Rogers is doing in London. Increasingly desperate politicians ask designers to make visions and regain grip.”

Kernpunten
• Planning is een politiek instrument om verantwoordelijkheid te nemen.
• Planners moeten niet te technocratisch zijn, niet voor maar met aandeelhouders werken en in hun planvorming denken aan acties waarmee verschillende scenario's snel kunnen worden geïmplementeerd.
• Naast vooruitdenken biedt planning de mogelijkheid om terug te kijken (die mist in wiskundige modellen).
• Een meer zelf-organiserende maatschappij vraagt eerst om een grondige politieke vernieuwing.

Het was Kees Christiaanse die de avond opende en in zijn felicitaties voor Christian Salewski vertelde zowel blij als verdrietig te zijn. Christiaanse vertelde dat hij het onderzoek liever zelf had gedaan, zeker gezien de periode die Salewski heeft onderzocht. Dit was precies de periode waarin Christiaanse zelf als planner en ontwerper meedeed aan het ontwikkelen van grootstedelijke scenario's. Hij had daar naar eigen zeggen graag op willen en wellicht wel moeten reflecteren. Nu is dat zeer verdienstelijk gedaan door Christian Salewski, een ontwerper en onderzoeker die door Christiaanse zelf enkele jaren geleden van het Rotterdamse bureau KCAP was meegenomen naar zijn nieuwe leerstoel aan de ETH Zurich.

Salewski presenteerde allereerst kort het raamwerk waarbinnen hij zijn onderzoek ontwikkelde. Hij maakte onder meer gebruik van enkele wiskundige modellen met betrekking tot mogelijkheid/onzekerheid, alsmede het werk van Kees van der Heijden op het gebied van scenarioonderzoek. Hoewel Salewski eerst geen onderzoek naar Nederland wilde doen, bleek het toch de meest interessante casestudy voor een onderzoek naar onzekerheid in planning. Een context schetsend van deze rijke traditie bracht Salewski onvermijdelijk bij Dirk Frieling, volgens hem de absolute meester in scenariodenken. Dit bewijst de uit 1987 daterende studie ‘Nieuw Nederland 2050’. Belangrijker dan kiezen tussen verleidelijke scenario's, vond Frieling de keuze die het publiek moest maken tussen maken of niet-maken. Verleidelijke beelden als een vorm van 'verhalend plannen' zag Salewski terug in de Structuurvisie Amsterdam 2040, die ingaat op de metropolitane ontwikkeling van de hoofdstad. Ietwat conceptueel waren de voorbeelden die Salewski gaf van twee raamwerken voor onzekerheid, ontwikkeld door Rem Koolhaas. In zijn studies 'city of the captive globe' (Delirious New York) en 'agro-industry in the Haarlemmermeerpolder' (Nieuw Nederland 2050) betoogde de architect dat planners niet de toekomst plannen, maar enkel het raamwerk ervan.

Het debat, door Salewski zelf verdienstelijk gemodereerd, spitste zich toe op twee thema's: de kritiek op een gebrek aan effectiviteit in planning en de veranderende legitimiteit van het plannen. Bij het eerste thema riep Salewski de vraag op of we überhaupt planners en ontwerpers nodig hadden voor een betere toekomst, en zo ja, waarin zij bekwaam zouden moeten zijn. Panellid Michelle Provoost, nu hoofd van het door Frieling opgerichte International New Town Institute, schetste Frielings geloof in scenarioplanning en het hedendaagse alternatief dat hij vond in computerplanning. Buiten de verleidende beeldende kracht, juist als een meer wetenschappelijke benadering. Deze natuurlijke neiging om onzekerheid te minimaliseren, ziet Provoost als het DNA van de old-school planner en absoluut niet als de weg die we moeten gaan. Provoost betoogde dat een zeker geloof in maakbaarheid er wel moet zijn, waarom zou er anders gepland worden? Toch ziet ze in het kader van de totaal veranderende rol van de (nationale) overheid een groeiend gevaar van minder transparante processen en minder democratie. Volgens Provoost geeft een goed proces niet per definitie een goed plan en een goede toekomst. Legitimiteit vond Provoost in haar verwachting dat meer commerciële planning, zonder regulering vanuit de overheid, uiteindelijk zal leiden tot steden die niet veelomvattend zijn: “not planning is then not taking responsibility”.

Onderzoeker van het Planbureau voor de Leefomgeving Ed Dammers schetste in een kritiek op het lopende deltaprogramma het belang van planners en ontwerpers. Het Deltaprogramma dat volgens Dammers nu drijft op watermanagement experts, heeft zich vervreemd van de ruimtelijke planning. Zij zijn getraind in het maken van lange termijn voorspellingen, en praten makkelijk over tijdsbestekken van 100 jaar. Daarin loert het gevaar van eendimensionaal denken. Juist daar zag Dammers een toegevoegde waarde voor planners. Als kerncompetenties dacht Dammers dan juist aan het denken in scenario's, integraal werken en het denken in meerdere schalen. Volgens Dammers zijn effectiviteit en legitimiteit direct gecorreleerd; legitimiteit komt met effectiviteit. Dammers benadrukte als enig panellid expliciet de rol van het publiek, door te stellen dat planners niet voor maar met aandeelhouders moeten werken. Ook juist met de minder voor de hand liggende, bijvoorbeeld minderheidsgroepen. Hierin moeten planners niet te technocratisch zijn, maar juist de taal van het publiek spreken en denken in acties die verschillende visies kunnen implementeren en activeren.

Kees Christiaanse begon zijn bijdrage aan wat hij zag als een discussie over complexe collectieve planning. Volgens Christiaanse hebben de meest chaotische, ogenschijnlijk ongeorganiseerde, stedelijke landschappen altijd een hyper-orde van regels. De auteur van die conditie is het collectief, dat onbewust een intrinsieke behoefte heeft om te plannen. Christiaanse schetste in deze natuur om te plannen twee kampen. De eerste groep planners heeft een laissez faire-houding en denkt in generieke processen. De tweede groep is bezig met preventief plannen, sturend op een gecontroleerde compacte stad. De discussie over effectiviteit plaatste Christiaanse in het licht van de evolutie van grootschalige plannen door personen als Haussmann, Leegwater en Frieling. Volgens Christiaanse is de straat die ontworpen is op een voormalige poldersloot een zichtbaar voorbeeld en het bewijs van de legitimiteit van planning. Refererend naar zijn eigen werk kwam hij op het woord 'robuustheid'. Christiaanse gaf aan dat hij, na zoveel plannen gemaakt te hebben, in staat is om deze te beoordelen op hun impact. Hij is vooral blij met de projecten waarbij de stedelijke impact geëvolueerd is vanaf de eerste planvorming.

Directeur Nationale Ruimtelijke Ontwikkeling Henk Ovink probeerde de discussie terug te brengen naar zijn expertise, de daadwerkelijke beleidsvorming. Allereerste introduceerde Ovink de term 'polderen' en differentieerde dat van 'onderhandelen'. Anders dan onderhandelen, waarbij er met verschillende doelen gezocht wordt naar een consensus, ziet Ovink polderen als een samenwerking gericht op een gemeenschappelijk doel, waarbij men weet dat het bereiken van het doel uiteindelijk verschillen op zal leveren. Planning en ontwerp zijn volgens Ovink daarin belangrijke instrumenten en daarmee wordt planning dus politiek. Ovink zag deze processen liever niet te gehaast verlopen, met bijvoorbeeld scenario's die snel tot favoriet worden gebombardeerd en daarmee verdere dialoog bemoeilijken. Pratend over de legitimiteit van planning kwam Ovink op de competentie om terug te kijken. Daarmee sloeg hij een brug naar het boek van Salewski, dat duidelijk terugkijkt om vervolgens verder vooruit te kunnen kijken. Precies die mogelijkheid om terug te kijken is wat Ovink mist in wiskundige modellen, die complexiteit te veel fixeren en oplossingsmogelijkheden limiteren. Haast noblesse oblige toonde Ovink zich in zijn panelbijdrage opnieuw een 'believer' in planning. Ovink was in het bijzonder positief over de mogelijkheden van ontwerp en planning als instrument om het formele en het informele te verbinden door verleidelijk te zijn, maar wel een bepaalde neutraliteit te behouden.

Salewski haalde aan het slot van de avond nog eens Dirk Frieling aan, die stelde dat het samenwerken in coalities leidt tot een gedeelde verantwoordelijkheid. Ed Dammers koppelde dat aan het door PBL directeur Maarten Hajer geschreven essay 'The Energetic Society', dat volgens Dammers nog een stap verder gaat dan polderen. Dammers ziet steeds meer groepen die initiatieven willen nemen en benadrukte dat de overheid dat moet stimuleren, maar ook vooral zelf meer energetic moet worden. Michelle Provoost illustreerde dit met het 'Serious Gaming'-project van Ekim Tan. Het spel spelend werd ze opeens geconfronteerd met een buurman die voornemens was om een Chinese textielfabriek naast haar huis te bouwen. “Thank God for planners”, besloot zij. Kees Christiaanse benadrukte dat dergelijke ontwikkelingen interessant zijn, maar nog geen radicale nieuwe instrumenten op het niveau van stedelijke planning vormen. Henk Ovink schetste tot slot nog de discrepantie tussen het vraagstuk van verantwoordelijkheid en de hoeveelheid belasting die een burger betaalt. Volgens Ovink zou meer verantwoordelijkheid direct minder belasting moeten betekenen; voor het zelfde geld zou het ook allemaal gewoon uitgewerkt moeten worden. Dat planning in dergelijke processen toch echt maar één van de instrumenten is, kon Ovink tot slot niet beter verwoorden dan met: “Don't make the mistake that planners plan”.

Zie voor de volledige publicatie:


Cover: ‘Thumb_onderzoek_0_667px’


Portret - Jorick Beijer

Door Jorick Beijer

YP-redacteur Gebiedsontwikkeling.nu | Oprichter Blossity


Meest recent

Luchtfoto van Urk, Flevoland door Fokke Baarssen (bron: Shutterstock)

Succesvolle wijkaanpak? Sluit aan op wat er al van onderaf gebeurt

Veel wijkaanpakken worden nog steeds top-down aangestuurd. Bestaande en waardevolle initiatieven in de wijk zijn echter minstens zo belangrijk. Vier praktijkvoorbeelden brengen de samenwerking en het maatwerk op het laagste schaalniveau in beeld.

Verslag

14 oktober 2024

Sjaak Vinken en Leonie Kuepers.jpg door Streetwise (bron: Streetwise)

Het (landelijke) medicijn voor de kleine en middelgrote winkelstraat

De revitalisering van de kleine en middelgrote binnensteden is in heel Nederland een enorme uitdaging. Na het tot leven wekken van de Limburgse binnenstad onderzoekt Streetwise nu of haar methodiek ook op andere plekken kan werken.

Uitgelicht
Interview

11 oktober 2024

De haven van Damen Shiprepair Amsterdam door Make more Aerials (bron: Shutterstock)

Woningbouw of scheepsbouw: wie krijgt er voorrang?

Het hing al een tijdje in de lucht: werklocaties worden niet meer zo gemakkelijk omgezet in wonen. In Amsterdam-Noord sneuvelt een groot bouwplan, de scheepsreparateur hoeft niet te wijken.

Analyse

11 oktober 2024