Agglomeratiekracht: een link begrip

7 februari 2014

3 minuten

Nieuws In de ruimtelijke economie speelt het begrip ‘agglomeratiekracht’ een belangrijke rol. Stedelijke regio’s met agglomeratiekracht en een uitgesproken economisch profiel staan sterk in de internationale concurrentie. Zij trekken internationaal toptalent aan en clusters van bedrijven. Metropoolregio’s winnen aan betekenis, ten koste van nationale staten. Massa, bevolkingsdichtheid, hoge urbanisatiegraad, aanwezigheid van topvoorzieningen en excellente opleidingen, in- en externe verbindingen en de quality of life bepalen de agglomeratiekracht. Nederlandse stedelijke regio’s zijn klein in vergelijking met het buitenland. Ook onze grote steden zijn relatief bescheiden van omvang. Tegenover de kleine schaal van onze stedelijke regio’s staat het voordeel dat ze economisch gevarieerd zijn en op korte afstand van elkaar liggen, met goede onderlinge verbindingen. In vakjargon heet dat borrowed size: regio’s ‘lenen’ topvoorzieningen en kracht van de buren. Zo profiteren alle agglomeraties van de Rotterdamse haven en van Schiphol.

In Nederland kennen we daarnaast een vervlechting van stad en ommeland in plaats van een strakke functionele scheiding. Steden, dorpen, groen en water wisselen elkaar op korte afstand af. Nabijheid kenmerkt ons land, veel meer dan dichtheid en massa.

Nederlanders willen niet alleen in, maar ook in de buurt van de stad wonen, mits de primaire voorzieningen zich op fietsafstand bevinden. De Nederlandse ‘trek naar de stad’ is daarom gematigd. De relatief kleine omvang van onze steden maakt reistijden naar werkclusters en topvoorzieningen aanvaardbaar.

In bijvoorbeeld Frankrijk en Duitsland is het contrast tussen stad en platteland veel scherper dan hier. Hoewel ook in ons land de verschillen tussen stad en periferie de neiging hebben toe te nemen, is dit kinderspel in vergelijking met deze twee landen. Duitsers en Fransen willen graag in de stad zelf wonen. Het verschil in verstedelijkingspatroon zien we bij voorbeeld terug in de woningprijzen. In ons land dalen de prijzen van woningen op grotere afstand van het stadscentrum minder snel dan in andere landen.

Op het eerste gezicht kampt Nederland met geringe agglomeratiekracht. Dat leidt als vanzelf tot een pleidooi voor het opvoeren van de urbanisatiegraad. Ook de mislukte pogingen om de ‘Randstad’ als samenhangende metropoolregio te positioneren – onder meer in de Structuurvisie Randstad 2040 uit 2008 – getuigen hiervan. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft verschillende studies naar de concurrentiekracht van Nederlandse regio’s gedaan. De studies zijn veelomvattend en gedegen, maar leiden bijvoorbeeld voor Brabant tot verkeerde conclusies, namelijk opvoeren van massa, dichtheid en compactere steden (PBL 2012). Het Planbureau dreigt met dit advies het kind met het badwater weg te gooien. Het pleidooi volgen kan tot een kostbare, misplaatste (overheids) investeringsagenda leiden. Ik licht deze stellingname toe.

Noord-Brabant voldoet bij uitstek aan het geschetste beeld van kleine, nauw met elkaar verbonden stedelijke agglomeraties. Zuidoost-Brabant (met Eindhoven als centrum) heeft een uitgesproken economisch profiel: hoogwaardige technologische industrie met een sterk innovatief karakter. Deze stadsregio schakelt met de regio’s Tilburg en Den Bosch. Breda vormt de schakel tussen Rijnmond en de Vlaamse Ruit (de Antwerpse haven).

De ruimtelijke organisatie en decentrale bedrijfsstructuur passen bij elkaar. Je moet de verstedelijkingsstrategie voor Brabant dus niet willen persen in de wezensvreemde mal van ‘meer massa en dichtheid’. Het is beter om aan te haken bij een ander aspect van agglomeratiekracht: quality of life. Aantrekkelijke woonmilieus voor uiteenlopende doelgroepen (ook voor buitenlands toptalent) maken hier deel van uit. Verdichting heeft alleen zin op zorgvuldig selecteerde locaties in binnensteden. Aansluiten op de huidige kwaliteiten van Brabant, met het mozaïek van steden, dorpen, landschappen en landbouwgebieden, lijkt de aangewezen weg. De economische brandpunten en de verbindingen vragen om verbetering; dat geldt zeker ook voor de toegankelijkheid en de kwaliteit van de tussenliggende groene gebieden. In combinatie met de Roomsbourgondische levensstijl kan daar echt geen regio tegenop.


Friso de Zeeuw door - (bron: gebiedsontwikkeling.nu)

Door Friso de Zeeuw

Adviseur gebiedsontwikkeling en emeritus hoogleraar gebiedsontwikkeling TU Delft


Meest recent

sportcampus Zuiderpark, Den Haag door Menno van der Haven (bron: shutterstock)

Wat is goed in de ruimtelijke ordening?

De vraag ‘wat is een goede ruimtelijke ordening?’ wint aan gewicht nu we als samenleving meer ambities hebben dan er aan ruimte beschikbaar is. Alle reden voor een nadere reflectie, door hoogleraren Marlon Boeve en Co Verdaas.

Uitgelicht
Analyse

24 april 2024

Centrum Haarlem door Maykova Galina (bron: shutterstock)

Lokaal kijken naar de lange termijn, de visie en ervaringen van Willem Hein Schenk

In het boekje Sturen op Stadsarrangementen deelt architect Willem Hein Schenk de inzichten die hij verkreeg met zijn podcastserie de Haarlem Sessies. In een interview vertelt hij wat zijn belangrijkste lessen zijn: “Kijk naar de lange termijn”.

Interview

24 april 2024

Hoge Vucht, Breda door XL Creations (bron: shutterstock)

Een beter perspectief voor kansarme buurten, zo doet Breda dat

Het bieden van meer perspectief aan bewoners van kansarme wijken is geen sinecure. Lokaal kan daar het nodige voor gedaan worden, maar ook hogere overheden moeten meedoen. In Breda worden ze actief bij de problematiek betrokken.

Casus

23 april 2024