Casus Lange tijd was het not done in Nederland om ook maar met een vinger in de buurt van de zeedijk te komen. Wegblijven van deze primaire waterkering was het devies, hooguit mocht er beton en asfalt worden toegevoegd om de dijken op hoogte te houden. Een nieuwe generatie projecten laat zien dat er ook anders met de overgang van land en water kan worden omgegaan.
De dijken en andere kustverdedigingswerken die in de afgelopen decennia zijn gerealiseerd, hebben uiteraard veel goed gedaan: de lager gelegen delen van Nederland worden zo effectief beschermd tegen hoog water. Tegelijkertijd brengen de door de mens gemaakte zeeweringen – en de verhogingen daarvan door de zeespiegelstijging – ook de nodige ruimtelijke nadelen met zich mee. Denk aan de visuele en landschappelijke impact, de waterstaatkundige gevolgen (de noodzaak om het water uit de dalende landbodem steeds hoger weg te pompen) en niet in de laatste plaats de ecologische gevolgen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er al enige tijd wordt nagedacht over hoe de overgang van zee en land op een meer ‘natuurlijke’ manier kan worden vormgeven (een aanpak die inmiddels het predicaat ‘nature based solutions’ heeft meegekregen).
Bouwen voor en met de natuur, het was een concept dat al in 1995 bij de landelijke Eo Wijers-ontwerpprijsvraag werd geïntroduceerd door een ontwerpteam van Edzo Bindels (nu West8), Enno Zuidema, Arjan Klok (nu gemeente Amsterdam) en Jan-David Hanrath (architect). Zij plaatsten met hun concept ‘Wadiand’ het Noord-Nederlandse kustgebied in een Europese context, zo valt op de Eo Wijers-website te lezen: “De regio kan zich aldus de ontwerpers ontwikkelen tot een van de ‘grote ruigtes’ in Europa, met dezelfde allure als de Pyreneeën of de Schotse Hooglanden. Het getijdensysteem van de Wadden is de motor: via doorbraken in de zeewering kan de zee in fasen het land binnendringen – tot aan Alkmaar, Leeuwarden, Dokkum, Groningen en het Oldambt. De oude zeedijken rond de nieuwe stroomgebieden worden waar nodig versterkt.”

‘Plan Wadiand’ door Ontwerpteam Wadiand (bron: Eo Wijersstichting)
Voor dat moment was de voorgestelde gebiedsgerichte aanpak nog iets teveel van het goede, maar het denken over andere vormen van zeewering is wel doorgegaan – ook internationaal. Zo heeft het klimaatplatform IPCC vier adaptatiestrategieën ontwikkeld voor de omgang met de zeespiegelstijging, uiteenlopend van het huidige model van ‘beschermen’ tot en met terugtrekken op hoger gelegen grond en het zeewaarts uitbreiden van Nederland (waar bureau Kuiper Compagnons midden jaren negentig al op studeerde, middels een ‘kustlocatie’ in de zee voor Den Haag, gebaseerd op de ideeën van ingenieur Ronald Waterman). De vierde optie is ‘meebewegen’, oftewel ‘leven met water’. Een insteek die hoogleraar Jan Rotmans in 2021 overnam in zijn plan voor de inrichting van de Randstad (wederom getekend door Kuiper Compagnons), waarin de bebouwing en infrastructuur meedeinen op het water en west-Nederland een lagune-achtige inrichting krijgt (het ‘Blauwe Hart).
Harro de Jong constateerde dat Friesland was afgedreven van de kust
Een minder heftige variant van dit laatste principe is het op lokale schaal min of meer gecontroleerd toelaten van zout zeewater. Daar zijn de afgelopen jaren wel – op bescheiden schaal – projecten mee gerealiseerd. Weliswaar niet door de zeedijk heen (maar wel door de duinenrij) kennen we de ‘slufters’ op Texel en in Zeeuws-Vlaanderen waar bij hoog water de zee naar binnen kan stromen. Dit principe kan echter ook gecombineerd worden met een door mensen aangelegde vorm van zeewering. In juni 2024 is in de Waddenzeedijk bij Lauwersoog een zogenaamde getijdenduiker geopend, die een 70 ha groot getijdengebied in de achterliggende Marnewaard van zout water voorziet. Het getijdengebied zorgt voor een betere leefomgeving voor verschillende soorten planten en dieren. Aan de kant van de Waddenzee worden riffen en getijdenpoelen aangelegd die eveneens goed zijn voor flora en fauna.
Dynamisch zoetwater
De ambitie om ook de mens aan zee te laten profiteren van zout water aan de landzijde stond een aantal jaren centraal bij het project ‘Holwerd aan Zee’. De kiem hiervoor werd in 2009 gelegd toen landschapsarchitect Harro de Jong door Atelier Fryslân gevraagd werd een visie te ontwikkelen voor de Friese Waddenkust. De Jong constateerde dat Friesland was afgedreven van de kust en ontwikkelde een concept voor de Friese waddenkust waarbij kweldervorming de rol van kustverdediging krijgt en een doorbraak in de dijk voor een herstel zorgt van de verbinding met de binnenwateren. Hij gebruikte Holwerd als voorbeeld en tekende in op een foto hoe het dorp weer – net als vroeger – aan zee komt te liggen. Daarmee kan het dorp zelf een bestemming worden (in plaats van louter de haven te zijn voor de boot naar Ameland) en krijgt de leefbaarheid een impuls. Ook de agrarische sector zou profiteren.

‘Holwerd aan Zee’ door Buro Harro (bron: Stichting Holwerd aan Zee)
De plaat van De Jong bracht een kwartet dorpsbewoners op de been die aan de slag gingen met de uitwerking en de fondsenwerving. 45 miljoen werd er opgehaald en vijf partijen (provincie Fryslân, gemeente Noardeast Fryslân, Wetterskip Fryslân, Vogelbescherming Nederland en Stichting Holwerd aan Zee) tekenden in 2019 een intentieovereenkomst om de haalbaarheid verder te onderzoeken.
De politiek stak echter een stokje voor het plan; Provinciale Staten van Fryslân namen een motie aan waarin werd opgeroepen dat de provincie geen verantwoordelijkheid voor de dijkdoorbraak mocht nemen. Omdat ook het waterschap daarvan afzag (en net als de provincie al uit de stuurgroep was gestapt), trokken de overgebleven partijen de stekker uit het plan. Eind 2024 werd bekend dat er nu aan een zoetwater-variant wordt gewerkt, aldus de initiatiefnemers: “Het zoute getijdenmeer is een dynamisch zoetwatermeer geworden met bufferfunctie voor de landbouw. Tegelijk is het meer een klutenplas met broedeilanden, rust- en foerageermogelijkheden.”
Vraagtekens
Dat de realisatie van een dergelijk project een kwestie is van lange adem, kan door de Zeeuwen worden beaamd die de afgelopen jaren het project Waterdunen hebben ontwikkeld, bij Breskens. Waar deze rivier de Noordzee instroomt, kwamen begin deze eeuw meerdere opgaven bij elkaar. West-Zeeuws-Vlaanderen had te maken met een aantal problemen, zoals vergrijzing en teruglopende werkgelegenheid. Ook moest de waterkering ter plekke worden versterkt, zodat deze bestand is tegen een superstorm (die een keer in de 4.000 jaar kan voorkomen). Bovendien staat de unieke getijdenatuur in Westerschelde onder druk en zijn er internationaal afspraken gemaakt om deze te herstellen.

‘Luchtfoto van de klimaatdijk in Waterdunen’ door Sky Pictures (bron: Provincie Zeeland)
Uit diverse studies kwam rond 2005 naar voren dat de kustverdediging en de ontwikkeling van natuur, landschap en recreatie in Waterdunen het best konden worden vormgegeven met brede, robuuste duinen. Vanaf dat moment werden diverse acties in gang gezet door een publiek-privaat samenwerkingsverband: het opstellen van een milieueffectrapportage, het spreken met de grondeigenaren en het verwerven van hun gronden (door de provincie) en het opstellen van een inrichtingsplan. In 2011 werd de planvorming afgerond, gevolgd door een start van de werkzaamheden een jaar later. Achtereenvolgens kwamen de grondwerkzaamheden, de kustversterking en de transformatie van het 350 ha grote binnengebied (gelegen in de Oud- en Jong-Breskenspolder) aan bod.

‘Kustverdediging in Waterdunen’ door Sky Pictures (bron: Provincie Zeeland)
Waar in Noord-Nederland inmiddels ervaringen worden opgedaan met een ‘brede, groene zeedijk’ als kustversterking, is bij Waterdunen gekozen voor een landinwaarts gelegen ‘klimaatduin’: 300 m breed en met een gemiddelde hoogte van 14 m. Vanaf 2013 zijn de eerste geulen gegraven. De grond die hierbij vrijkwam, is voor een groot deel gebruikt voor de verzwaring en verhoging van de zeedijk en voor de aanleg van het klimaatduin. Met de aanleg van de vogeleilanden, de bouw van de getijdenduiker (geopend in 2019) en de realisatie van het recreatiepark Molecaten Park Waterdunen is de inrichting van het gebied afgerond.
Monitoring
Zonder weerstand kwam overigens ook dit project niet van de grond; de Raad van State moest eraan te pas komen om in 2012 finaal uitspraak te doen. Met name Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie (ZLTO) en lokale bewoners plaatsten vraagtekens bij het project. Zo waren er zorgen over inkomensverlies en het verdwijnen van vruchtbare landbouwgrond en ook was men bang dat de instroom van zout water via de Westerschelde negatieve effecten zou hebben op de bodemkwaliteit en de landbouwproductie. Ook na de oplevering bleven de zorgen bestaan, ondanks de door de provincie Zeeland ingestelde monitoring via peilbuizen. In 2024 leidde dat tot vragen vanuit provinciale staten van Zeeland aan het provinciebestuur. In diezelfde tijd speelde ook een discussie over de economische effecten van het project, naar aanleiding van een evaluatierapport. Een aantal politici oordeelde dat het project al veel meer bezoekers had moeten trekken, maar onderzoeker Diana Kortweg-Maris van het Kenniscentrum Kusttoerisme diende hen van repliek voor de microfoon van Omroep Zeeland. Volgens Kortweg-Maris is het beter om over vijf of tien jaar een nieuwe meting te doen. “Bezoekers zijn nu nog voorzichtig. Dat zien we vaker met nieuwe natuurgebieden.”
Impressie van het project Waterdunen.
Uitgebreide informatie over het project Waterdunen is te vinden op de website van de provincie Zeeland.
Cover: ‘Vogelvlucht primaire waterkering’ door Sky Pictures (bron: Provincie Zeeland)