Onderzoek Nederland moet werk maken van de herontwikkeling van bestaande bedrijventerreinen om ruimte te houden voor de circulaire economie, stellen Stec Groep en CE Delft. Dat betekent dat gebiedsontwikkelaars niet alleen meer nieuwe ruimte moeten plannen, maar vooral ook condities moeten creëren voor samenwerking. “Wie wacht tot de tekorten zichtbaar worden, is te laat.”
De circulaire economie vraagt extra ruimte voor nieuwe schakels in de keten: van retourstromen en sortering tot demontage, herverwerking en tijdelijke opslag van materialen in omloop. Uit het onderzoek van Stec Groep en CE Delft, dat werd uitgevoerd in opdracht van de ministeries van EZ en IenW, blijkt dat tot 2050 zo’n zes tot vijftien procent extra ruimte nodig is op bedrijventerreinen. Dat komt neer op 4.000 tot 9.500 hectare, met een verwachte piek tussen 2030 en 2040. “Dat vraagt om duidelijk beleid,” stelt Evert-Jan de Kort, senior partner bij Stec Groep. “Wie wacht tot de tekorten zichtbaar worden, is te laat. De circulaire transitie moet ruimtelijk gefaciliteerd worden voordat de ruimte op is.”
Maar uitbreiden alleen is volgens Stec Groep geen oplossing. “We hebben in Nederland simpelweg te weinig vrije ruimte,” zegt De Kort. “Het echte werk zit in herontwikkeling, intensivering en kwaliteitsverbetering.” De sleutel ligt dan ook niet alleen in nieuwe uitbreidingslocaties, maar vooral in het beter benutten van de bestaande voorraad. Veel bedrijventerreinen worden nog niet optimaal gebruikt, terwijl juist daar de meeste kansen liggen voor circulaire productie, reparatie en recycling. De Kort: “Er is ook schuifruimte nodig om op die bestaande terreinen echt werk te maken van beter benutten.”
Ontwikkelaars hebben de verantwoordelijkheid om binnen die kaders te ontwerpen en te realiseren
In de praktijk ziet Stec Groep onder meer dat bouwhoogtes vaak onbenut blijven, milieucategorieën verkeerd worden ingezet en functies door elkaar lopen. “Er staan nu bouwmarkten of fitnesscentra op plekken waar juist ruimte nodig is voor circulaire productie of recycling,” zegt De Kort. “Overheden moeten zorgen voor duidelijke kaders in beleid en omgevingsplannen, en actief handhaven dat deze worden nageleefd.” Ontwikkelaars hebben de verantwoordelijkheid om binnen die kaders te ontwerpen en te realiseren, zodat de beschikbare ruimte optimaal wordt benut voor de gewenste functies.
Actieve regie nodig
De onderzoekers pleiten voor actief beleid en gerichte regie om bedrijventerreinen toekomstbestendig te maken. Dat vraagt volgens De Kort om een combinatie van instrumenten: planologische ruimte, ontwikkelingsmaatschappijen die herstructurering ondersteunen, fondsen voor verplaatsing en lokale expertteams die bedrijven inspireren en helpen hun kavels beter te benutten. “De markt moet het doen, maar de overheid moet de randvoorwaarden scheppen,” zegt hij. “Soms betekent dat mee-investeren, maar vooral koers bepalen. Zonder duidelijke richting blijven bedrijven zitten waar ze zitten, ook als dat niet optimaal is.”

‘Industrieel complex in Delft’ door PixelBiss (bron: Shutterstock)
De meest kansrijke locaties –watergebonden, multimodaal ontsloten en geschikt voor hogere milieucategorieën – zijn nu al schaars. Juist daar dreigt de circulaire economie in de knel te komen als overheden niet tijdig handelen. “Het is verleidelijk zulke plekken te bestemmen voor woningbouw of logistiek, omdat het vaak gaat om locaties die aantrekkelijk liggen aan het water, onder de rook van de stad en goed bereikbaar,” zegt De Kort. “Dat levert op korte termijn geld op, maar op lange termijn verlies je strategische ruimte voor bedrijvigheid die cruciaal is voor de circulaire transitie.”
Geen isolatie, maar interactie
De onderzoekers verwachten tussen 2030 en 2040 een piek in de ruimtevraag. Bedrijven die hun lineaire productie nog niet volledig hebben afgebouwd, moeten tegelijkertijd ruimte creëren voor circulaire activiteiten. “Dat vraagt tijdelijk extra capaciteit,” zegt De Kort. “Je hebt ruimte nodig voor afbouw én opbouw. Die schuifruimte hoort bij de overgangsfase.” Die dynamiek maakt het volgens hem belangrijk om flexibel te plannen. “Reserveer ruimte waar het logisch is, maar leg niets onnodig vast. De circulaire economie ontwikkelt zich niet lineair. Als je nu alles dicht programmeert, kom je later in de knel.”

‘Haven van Vlissingen’ door Make more Aerials (bron: Shutterstock)
Volgens De Kort moeten gebiedsontwikkelaars niet alleen nieuwe ruimte plannen, maar vooral condities creëren voor samenwerking. “We zijn gewend om functies uit elkaar te trekken: logistiek hier, maakindustrie daar, wonen verderop. Maar de circulaire economie vraagt juist om verweving. Het gaat om clusters waar reststromen, energie en kennis worden gedeeld. Dat vraagt om een ander type ruimte: flexibel, verbonden en gericht op interactie in plaats van isolatie. Digitalisering, energietransitie en schaalvergroting grijpen allemaal in elkaar. Een bedrijf dat robotiseert, verduurzaamt vaak tegelijk. Je kunt dat niet los van elkaar plannen.” Die aanpak vraagt om een andere manier van gebiedsontwikkeling: minder sectoraal, meer integraal. “Ruimte voor circulariteit is geen apart programma naast energie of logistiek. Analyseer wat bedrijven nodig hebben en welke kwaliteiten een plek moet hebben. Circulariteit komt daar vanzelf in mee.”
Gebiedsontwikkeling in transitie
Wie zoekt naar inspiratie, hoeft niet per se iets nieuws te verzinnen. “Kijk naar havenbedrijf North Sea Port”, zegt De Kort. “Zij reserveren expliciet 150 hectare voor CE-bedrijven. Dat vraagt visie en lef, maar het is precies de richting die we op moeten: van monofunctionele terreinen naar plekken waar productie, reparatie en hergebruik elkaar versterken.” Ook in bestaande industrieclusters als Chemelot in Limburg liggen de lessen voor de circulaire economie deels al klaar. “Daar zie je hoe bedrijven elkaar versterken doordat de reststroom van de één grondstof is voor de ander. Ze delen energie, infrastructuur en kennis. Dat is in feite al een circulair ecosysteem.”

‘Chemische fabriek in Geleen’ door Aerovista Luchtfotografie (bron: Shutterstock)
Chemelot is historisch ontworpen als integraal chemiecomplex. Bedrijven delen installaties, infrastructuur en grondstoffenstromen. “Feit is dat dit cluster nu onder druk staat door sluiting van fabrieken. Dat is de keerzijde van zo’n ecosysteem.” Op zulke plekken draait het om slimme koppelingen: restwarmte wordt benut, leidingen en installaties worden gezamenlijk gebruikt, en nabijheid maakt samenwerking efficiënt. “De kracht van Chemelot is niet één bedrijf, maar het netwerk. Die logica moeten we breder toepassen,” zegt De Kort. Volgens hem kunnen gebiedsontwikkelaars veel van deze aanpak leren. Nieuwe circulaire clusters hoeven niet per se grootschalig te zijn, maar moeten wél ruimte laten voor interactie. “Als bedrijven elkaar letterlijk kunnen raken, ontstaat samenwerking. Dan wordt circulariteit vanzelf onderdeel van het ontwerp. “
Voorlopers en lessen
Grote circulaire bedrijventerreinen zijn er nog nauwelijks. Wel bestaan er kleinschalige broedplaatsen waar ondernemers experimenteren met hergebruik, reparatie en recycling. De gemeente Ede werkt als een van de eersten aan een volledig circulair bedrijventerrein. Andere plekken, zoals De Ceuvel in Amsterdam of het Werkspoorkwartier in Utrecht, laten zien wat er mogelijk is, maar blijven nog beperkt in schaal. “Dit zijn toch vooral een soort circulaire broedplaatsen.”
Volgens De Kort is dat logisch: “De meeste bedrijven zetten hun circulaire stappen op hun bestaande locatie. Wat gebiedsontwikkelaars kunnen doen, is zorgen dat er ruimte blijft om die beweging te ondersteunen: fysiek, planologisch en economisch.” Hij voegt eraan toe dat we moeten beseffen dat niet alle huidige bedrijvigheid toekomstbestendig is. “Sommige activiteiten verdwijnen in een circulaire economie. Daar ligt een kans: grip krijgen op waar ruimte gaat vrijkomen, zodat je die strategisch kunt inzetten voor circulaire functies.”
De focus mag niet liggen op de koplopers of de rendabele projecten
Zijn advies aan gebiedsontwikkelaars is helder: begin vandaag. “Herontwikkeling, intensivering en herstructurering zijn de sleutelwoorden. Maak bestaande terreinen geschikt voor de toekomst. En zorg dat ook bedrijven zonder het hoogste rendement een plek kunnen vinden, want die hebben we hard nodig voor de circulaire keten. En realiseer schuifruimte bij de ontwikkeling van nieuwe locaties. En de focus mag niet liggen op de koplopers of de rendabele projecten. De echte opgave is dat we de hele economie meenemen in de transitie. Daar ligt de kracht en de verantwoordelijkheid van gebiedsontwikkeling.”
Cover: ‘Luchtfoto van Zelhem, Gelderland’ door KiwiK (bron: Shutterstock)








