Onderzoek De verdichting van stedelijke gebieden rondom stations is inmiddels een vast onderdeel van veel gebiedsontwikkelingen. Steeds meer gemeenten zetten in op een intensieve benutting van stationsomgevingen, om zo bij te dragen aan de woningbouwopgave en het stimuleren van duurzame mobiliteit. Ruben Senden onderzocht hoe stationsgebieden op een leefbare manier kunnen worden verdicht.
Verdichting rondom stations is noodzakelijk om de toenemende vraag naar woonruimte op te vangen en tegelijkertijd het gebruik van het openbaar vervoer te bevorderen. Tegelijkertijd staan deze gebieden voor een reeks andere ruimtelijke opgaven. Klimaatadaptatie, waaronder vergroening en waterberging, is bijvoorbeeld onmisbaar om de effecten van klimaatverandering op te vangen. Daarnaast moeten stationsomgevingen ruimte bieden voor recreatie en verblijfskwaliteit. Ook moeten in vaak beperkt beschikbare ruimte complexe mobiliteitsvraagstukken worden opgelost, zoals de afstemming tussen openbaar vervoer, autoverkeer, parkeren en fietsvoorzieningen. De centrale uitdaging is derhalve het vinden van een balans tussen de ruimteclaims voor verdichting, mobiliteit en leefbaarheid.
Waar eerder vooral de grote stationslocaties in steden als Utrecht, Rotterdam, Amsterdam, Delft en Den Haag zijn herontwikkeld of worden ontwikkeld, verschuift de aandacht nu ook naar de volgende generatie stations. Het gaat om middelgrote en kleinere stationsgebieden die een cruciale rol kunnen spelen in het realiseren van de woningbouwopgave. Door hun strategische ligging en goede bereikbaarheid vormen deze gebieden een logische plek voor intensieve stedelijke ontwikkeling, denk aan plaatsen zoals Zwolle, ’s-Hertogenbosch, Leiden, Groningen, Heerhugowaard, Hilversum, Hoorn en Nijmegen.
Logische ankerpunten
Tegelijkertijd groeit de vakinhoudelijke belangstelling voor de rol van stations in de stad. In de vakliteratuur wordt steeds vaker onderzocht hoe stationsgebieden kunnen bijdragen aan de woningbouwopgave en hoe ze functioneren als schakel tussen mobiliteit, stedelijke ontwikkeling en leefkwaliteit. Denk dan bijvoorbeeld aan de uitgave ‘Het Nieuwe Stationskwartier’ van Bureau Spoorbouwmeester in 2021 of de ‘Handreiking Stedelijke Knooppunten’ van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in 2024. Momenteel zijn er 17 grootschalige woningbouwlocaties aangewezen door het Rijk, de zogenaamde NOVEX-gebieden. Hieronder vallen meerdere stationslocaties, vaak ook aangeduid als spoorzones.
De relatie tussen het station en de stad is bepalend voor de betekenis en het functioneren van een stationsgebied
Deze ontwikkelingen in de praktijk gaan hand in hand met een groeiende interesse vanuit de wetenschap. Academisch onderzoek in dit vakgebied richt zich steeds vaker op geconcentreerde verstedelijking rondom stedelijke knooppunten (Transit Oriented Development/TOD en compact cities), met name openbaarvervoerslocaties. In Nederland betekent dit in de praktijk voornamelijk stationsgebieden. Deze knooppunten worden gezien als logische ankerpunten voor een duurzame groei van steden, mits de verdichting op een leefbare manier wordt vormgegeven.
Overstapmachines
In mijn masterscriptie Densification of station districts: An exploration into strategic design principles for achieving high density liveable station districts in the Netherlands’ heb ik geprobeerd de theoretische inzichten te verbinden met een uitgebreid literatuuronderzoek. Ook heb ik meer dan dertig diepte-interviews gehouden met professionals uit het veld, waaronder vertegenwoordigers van ministeries, provincies, gemeenten, spoorpartijen, project- en gebiedsontwikkelaars en advies- en ontwerpbureaus. Mijn doel was niet alleen om te analyseren wat er nodig is voor leefbare verdichting, maar vooral ook hoe dit in de praktijk gerealiseerd kan worden. Ter afronding heb ik mijn bevindingen tijdens een expertworkshop in samenwerking met de gemeente getoetst in de casus Spoorzone Tilburg.

‘Afbeelding 3 - De functies van een station in de stad’ (bron: Ruben Senden)
De relatie tussen het station en de stad is bepalend voor de betekenis en het functioneren van een stationsgebied. Uit mijn literatuuronderzoek blijkt dat een station niet louter een mobiliteitsknooppunt is, maar meerdere rollen vervult binnen de stedelijke context. In totaal komen er negen verschillende functies naar voren voor een stationsgebied, gebaseerd op wetenschappelijke onderzoeken, die samen de veelzijdigheid van het station illustreren. Deze functies variëren van vervoersgerelateerde voorzieningen tot rollen in het openbare domein, stedelijke voorzieningen en ruimtelijke verbindingen. Denk hierbij aan het station als overstappunt, ontmoetingsplek, economische motor, oriëntatiepunt of als schakel tussen stadsdelen. De mate waarin deze functies worden benut en gecombineerd, bepaalt in hoge mate de ruimtelijke en maatschappelijke waarde van het stationsgebied.
Monofunctioneel en grijs
Stationsgebieden vervullen een centrale rol in het stedelijk systeem, maar zijn in de huidige praktijk nog sterk gericht op mobiliteit. Ze functioneren vooral als knooppunten en overstaphubs, ingericht op efficiënt reizen en zijn vaak nog monofunctioneel, grijs en autogericht – met weinig aandacht voor ruimtelijke kwaliteit of verblijfskwaliteit. De herontwikkeling van deze gebieden is complex en vraagt om een samenhangende aanpak, waarin ruimteclaims voor mobiliteit, wonen, recreatie en klimaatadaptatie zorgvuldig worden afgewogen. Spoorwegen vormen bovendien vaak fysieke barrières, waardoor het vraagstuk van integratie met de omliggende stad essentieel is. Omdat elk stationsgebied uniek is in schaal, ligging en context, is er geen universele aanpak mogelijk. Wel kunnen generieke ontwerpprincipes richting geven, mits ze lokaal worden afgestemd.
De Spoorzone van Tilburg is een gebied dat exemplarisch is voor de transformatie van een voormalig industriegebied naar een levendig en multifunctioneel stadsdeel. De Spoorzone, ooit een afgesloten NS-werkplaats van ongeveer 75 hectare, is inmiddels uitgegroeid tot een dynamisch gebied met een mix van wonen, werken, cultuur en recreatie. Tijdens een workshop reflecteerden experts uit verschillende disciplines en organisaties op de geleerde lessen uit deze gebiedsontwikkeling. Onderwerpen als het creëren van dwarsverbindingen voor actieve mobiliteit (onder het spoor door en tussen de gebouwen), het prioriteren van langzaam verkeer, het activeren van de openbare ruimte en het hergebruik van industrieel erfgoed voor multifunctionele vastgoedontwikkelingen kwamen uitgebreid aan bod als succesfactoren.

‘Afbeelding 4 - Spoorzone Tilburg’ (bron: Ruben Senden)
De LocHal, inmiddels een icoon voor Tilburg, werd besproken als katalysator voor de stedelijke ontwikkeling. Ook werd stilgestaan bij de rol van tijdelijke functies in het versnellen van gebiedsdynamiek en het belang van een open stationsgebouw als interwijkverbinding. “Juist deze publieke functie – bereikbaar, toegankelijk voor iedereen en in combinatie met publieke voorzieningen – is cruciaal om een station te integreren in de stad,” zo benadrukte Arjen Kamphuis, strateeg bij de gemeente ’s-Hertogenbosch, tijdens de bijeenkomst.
Verbonden stationsgebieden
Op basis van deze theoretische inzichten en praktijkervaringen ontwikkelde ik een strategie voor verbonden stationsgebieden en zes lessen voor het leefbaar verdichten van stationsgebieden. De kern van deze aanpak ligt niet in het starten vanuit nieuwe vastgoedontwikkelingen, maar juist in het begrijpen en versterken van de onderliggende netwerken. Het zijn de sociale, natuurlijke en stedelijke verbindingen die als fundament dienen voor een leefbare en veerkrachtige stedelijke omgeving. Door deze netwerken bewust te verweven met de mobiliteitsverbindingen en de identiteit van de stad, ontstaat er ruimte voor verdichting die niet ten koste gaat van leefbaarheid, maar deze juist versterkt.
1 Beredeneer vanuit het station en geef actieve mobiliteit de hoogste prioriteit
De ontwikkeling van stationsgebieden begint vaak bij het verbeteren van de bereikbaarheid en functionaliteit van het station zelf. Dit vormt de kern en aanleiding van de meeste gebiedsontwikkelingen: het station als efficiënt en goed verbonden mobiliteitsknooppunt in de stad. Aan professionals vervolgens de taak om dit knooppunt goed te verbinden met de stad. Waarborg hierbij de functionaliteit van het station door het in acht nemen van ademruimte rondom het station, zodat het station ook in de toekomst nog kan aanpassen aan (onvoorspelbare) veranderende behoeften. Om een bereikbaar station te realiseren, is het essentieel om in te zetten op actieve mobiliteit. Sterke verbindingen voor voetgangers en fietsers vergroten niet alleen de toegankelijkheid, maar stimuleren ook het gebruik van de openbare ruimte. Elke (trein)reiziger is immers in essentie een voetganger. Door de afnemende afhankelijkheid van de auto ontstaan bovendien kansen om parkeernormen te verlagen. Zo komt er ruimte vrij voor andere functies – zoals groen, recreatie en maatschappelijke voorzieningen – die bijdragen aan een levendiger en aantrekkelijker stationsgebied.
2 Benut en herprogrammeer cultureel erfgoed
Gebruik bestaande kwaliteiten van een plek – zoals industrieel erfgoed of cultuurhistorische gebouwen of objecten – als ankerpunten in de gebiedsontwikkeling. Door deze iconen te transformeren naar nieuwe functies, ontstaat een rijk en divers stedelijk gebied met een voorzieningenaanbod dat voortbouwt op de geschiedenis en bijdraagt aan een herkenbare en collectieve identiteit. Voorbeelden hiervan zijn de Machinefabriek Grasso (’s-Hertogenbosch), het oude station van Delft en de Koepelhal (Tilburg).
3 Maak hoogwaardige openbare ruimten randvoorwaardelijk voor verdichting
Een aantrekkelijke, veilige en comfortabele openbare ruimte is essentieel voor verdichting, zeker bij verdichting met woningen zonder privétuinen zoals appartementen. Ontwerp de openbare ruimte daarom met oog voor ontmoeting, esthetiek en klimaatadaptatie. Gebruik hoogwaardige en robuuste materialen, realiseer afdoende rustplekken en bed deze in een groene omgeving met bomen, struiken, bloemperken en planten.
Een voorbeeld is het van Leeuwenhoekpark in Delft waar ruimte is gecreëerd voor ontmoeting, verblijven en klimaatadaptatie in een groene en aantrekkelijke omgeving. In dit park zijn de façades gericht naar de openbare ruimte voor het waarborgen van sociale veiligheid door middel van het principe ‘ogen op straat’. Plaats daarvoor publieke functies bij voorkeur op strategische locaties – bijvoorbeeld op pleinen of hoeklocaties – om sociale interactie en veiligheid te versterken.
4 Herstel natuurlijke netwerken
Groen en water zijn geen toevoegingen, maar dragers van het ontwerp. Herstel ecologische verbindingen en koppel deze aan bestaande groene en blauwe structuren. Een goed en welbekend voorbeeld is de Catharijnesingel in Utrecht of de Nieuwe Gracht in Delft. Creëer multifunctionele plekken die rust, verkoeling en biodiversiteit bieden – van uitgestrekte groene corridors tot intieme parkjes met zitgelegenheden.
5 Bouw aan functionele netwerken
Ontwerp gebouwen en gebieden die verschillende functies combineren en toegankelijk zijn voor iedereen. Stimuleer interactie door publieke en private functies slim te mengen, met levendige plinten en ruimte voor tijdelijke invullingen. Denk hierbij aan maatschappelijke voorzieningen (bijvoorbeeld gemeentelijke diensten, onderwijs, bibliotheek, gezondheidszorg, culturele centra of kinderopvang), commerciële faciliteiten (winkels, supermarkten, kantoren of horeca) en residentiële functies (zoals woningen). Maatschappelijke voorzieningen kunnen hierbij als motor fungeren voor een gebiedsontwikkeling, zoals de LocHal in Tilburg dat doet, door het aantrekken van gebruikers en investeerders.

‘Afbeelding 5 - Symbool verbonden stationsgebieden’ (bron: Ruben Senden)
6 Integreer de stedelijke netwerken
Benader het stationsgebied als een knooppunt in het stedelijk weefsel, in plaats van alleen als mobiliteitsknooppunt. Verbind het gebied met omliggende wijken via veilige, aantrekkelijke routes voor primair langzaam verkeer. De open en toegankelijke stationsgebouwen van Tilburg en ’s-Hertogenbosch fungeren niet alleen als station, maar ook als ‘interwijkverbinding’. Besteed bovendien extra aandacht aan sociaal veilige ontwerpen van tunnels, bruggen, viaducten en onderdoorgangen, door gebruik van adequate verlichting (kunstmatig- en daglicht), openheid (openingen en afgeronde hoeken) en overzichtelijkheid (zichtlijnen).
De meerwaarde van de leidraad
Stationsgebieden zijn complexe gebieden die meerdere rollen tegelijk kunnen vervullen. Op deze plekken komen allerlei werelden samen, ruimtelijk en programmatisch. Bij de (her)ontwikkeling van deze gebieden is een zeer diverse groep partijen en disciplines betrokken, die er vanuit hun eigen wereld aan werken, vanuit theorie en praktijk. Deze werelden staan lang niet altijd met elkaar in verbinding. Daardoor wordt waardoor de potentie van de gebieden als leefbare omgeving nog niet voldoende benut.
Het leefbaar verdichten van stedelijke gebieden biedt aanzienlijke voordelen. Allereerst leidt deze aanpak tot een efficiënter gebruik van de schaarse ruimte in de stad – een noodzaak in tijden van binnenstedelijke woningbouwbehoefte. Daarnaast versterkt het de leefbaarheid door ruimte te maken voor groen, waterberging en plekken voor ontmoeting. De integratie van cultuurhistorie bevordert de stedelijke herkenbaarheid en versterkt de lokale identiteit. Dit verhoogt de kwaliteit van leven voor zowel huidige als toekomstige bewoners. Ook economisch werpt deze benadering vruchten af: het trekt investeringen aan en zorgt voor nieuwe werkgelegenheid. Bovendien draagt het bij aan de verduurzaming van de stad door het hergebruik van bestaande gebouwen en infrastructuur, en door het opnieuw verweven van groenstructuren in het stedelijk weefsel.
Deze methodiek is niet alleen toepasbaar op stationsgebieden, maar biedt ook waardevolle handvatten voor andere stedelijke knooppunten zoals binnensteden, winkelcentra, kantoorlocaties of bedrijventerreinen. De sleutel ligt in het gezamenlijk ontwikkelen van heldere plannen (visies, strategieën en ontwerpen) die vertrekken vanuit de onderliggende netwerken – sociaal, ecologisch, economisch en functioneel – in plaats van louter vanuit gebouwen of kavels. Door te redeneren vanuit deze netwerken wordt de volledige potentie van een gebied zichtbaar en benut. Tegelijkertijd is het essentieel om de lokale identiteit te herkennen, te benutten en te versterken. Zo ontstaat een gebied dat niet alleen functioneert, maar ook betekenisvol is voor de mensen die er wonen, werken, doorheen reizen of verblijven.
Filmisch verslag van een bijeenkomst in Pakhuis De Zwijger in Amsterdam (maart 2024) over stationsgebieden.
Wilt u reageren op dit artikel of een gastbijdrage voor Gebiedsontwikkeling.nu schrijven over een ander onderwerp? Bekijk dan hier de mogelijkheden.
Cover: ‘Afbeelding 2 - Nieuwe Delft’ (bron: Ruben Senden)