Interview Direct na haar aantreden in april 2022 als directeur Ruimtelijk Beleid bij het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening kreeg Irene Jansen een fraaie taak toebedeeld. Het begeleiden van het opstellen van een nieuwe Nota Ruimte, waarmee het Rijk na twintig jaar weer een dergelijke visie op de ruimtelijke inrichting van Nederland produceert. Het concept van de nota ligt er nu, hoe kijkt zij als ‘insider’ terug op de totstandkoming en de verdere implementatie?
Het zal de vakwereld niet zijn ontgaan, de Ontwerp-Nota Ruimte is eind september verschenen. Een kloek rapport, dat opgebouwd is in drie delen: ‘Analyse, opgaven en visie’, ‘Nationale ruimtelijke hoofdstructuur’ en ‘Uitvoering’. Voor de koers richting 2050 zijn vier integrale thema’s benoemd: water en bodem, landbouw en natuur, economie en energie en wonen, werken en bereikbaarheid. Elk van deze thema’s kreeg een uitwerking met een richting en (kaart)beeld voor 2050, aangevuld met ‘sturende ruimtelijke bouwstenen’. Diverse experts hebben er inmiddels hun licht over laten schijnen, maar de redactie van Gebiedsontwikkeling.nu is uiteraard ook benieuwd naar de visie en ervaringen van de makers. Daarom vroegen we een toelichting aan Irene Jansen, directeur Ruimtelijk Beleid bij het ministerie van VRO.

‘Irene Jansen’ (bron: ministerie VRO)
Vanaf welk moment ben je betrokken geraakt bij het opstellen van de Ontwerp-Nota Ruimte?
“Ik kwam van het ministerie van Algemene Zaken en minister Hugo de Jonge was toen net een paar maanden bezig op VRO. Direct op mijn eerste dag zei hij tegen mij: ‘Leuk dat aanscherpen van de Novi’ – die actie stond namelijk opgenomen in het Regeerakkoord – ‘maar ik wil een nieuwe Nota Ruimte.’ Een prachtige kans om daarmee als Rijk de regie te hernemen op de ruimtelijke inrichting van Nederland. Het is een lang proces geweest maar dan heb je ook wel wat.”
Een proces dat heeft geleid tot een document van bijna 400 pagina’s en waar veel mensen over hebben meegedacht, met onder meer ook een uitgebreid participatietraject. Hoe kijk je daarop terug?
“Waar we mee begonnen zijn toen ik aantrad was het optuigen van de interdepartementale samenwerking. Ik constateerde dat een dergelijk clubje ontbrak; komend van Algemene Zaken waar ik juist heel erg gewend was aan het samen optrekken met andere departementen. Ik dacht: dit is gek. Dus toen heb ik iedereen bij elkaar geroepen, het College van Rijksadviseurs, het Planbureau voor de Leefomgeving en ga zo maar door. Ik wist, als ik gelijk ging zeggen dat ik elke maand met hen zou willen vergaderen, dan gaan ze niet enthousiast applaudisseren. Dus ik ben heel bewust begonnen met een informele sessie om te kijken of dat lukte. Dat was een hele leuke sessie en zo hebben we het eigenlijk geleidelijk opgebouwd naar een complete structuur van de medewerkers tot aan de minister, waarbij we heel intensief met de andere departementen zijn gaan samenwerken.”
We gaan dus nu echt de boer op met de vraag: dit is het ontwerp, wat vinden jullie ervan?
“In totaal hebben er wel 60 medewerkers in allerlei kernteams gezeten en is de nota echt van onderop, uit alle departementen samen, opgebouwd. Het is dus ook niet ónze nota Ruimte – van VRO – maar van het Rijk als geheel. Daarnaast hebben we inderdaad een brede participatieve dialoog gevoerd, met koepels, medeoverheden, inwoners, jongeren. Maar terugkijkend lag de focus wel stevig op de interdepartementale samenwerking. Nu de Ontwerp-Nota er ligt, zie ik een nadrukkelijke verschuiving in de zin van: nu gaan we ook heel breed met de samenleving het gesprek erover aan.”
“Daar hebben we echt een enorm intensief schema voor, we noemen dat de roadshow. Wat hartstikke leuk is om te doen trouwens. We gaan alle provincies langs, met sessies van 50 tot 100 ambtenaren van provincie, gemeente en waterschappen. We hebben eind van de maand een gesprek met alle landbouwpartijen en we zijn bijvoorbeeld al bij VNO-NCW, de VNG en bouwende partijen langs geweest. We gaan dus nu echt de boer op met de vraag: dit is het ontwerp, wat vinden jullie ervan? En dat ook om de ter inzagelegging te helpen en te inspireren om daar ook vooral gebruik van te maken.”
“We merken in de sessies die we tot nu toe gehad hebben dat het nog best soms zoeken is naar het passend schaalniveau. De Nota Ruimte is heel duidelijk natuurlijk een nationale omgevingsvisie, waarin je nationaal richting en keuze geeft. Ik snap heel goed dat met name gemeenten ook heel erg behoefte hebben aan een antwoord op de vraag: maar wat betekent het nou voor mij? Dat is niet wat de Nota Ruimte en detail gaat doen. Binnen de kaders die wij schetsen, is het vervolgens aan provincies en gemeenten om hun POVI (provinciale omgevingsvisie) en GOVI (gemeentelijke omgevingsvisie, red.) daarop af te stemmen. Over het algemeen begrijpen ze dat ook heel goed, maar er zit natuurlijk ook wel een bepaalde spanning tussen. Dat snap ik ook. En dat zijn we in die sessies nu aan het uitdiepen; ze zijn juist ook bedoeld om verdiepende informatie te geven.”
De Ontwerp-Nota is helder opgebouwd met een uitwerking van ambities naar bouwstenen. Hebben jullie nog naar de vorige Nota Ruimte gekeken ter inspiratie?
“We hebben daar natuurlijk wel naar gekeken, maar ik denk dat we meer nog naar de Novi hebben gekeken. Want dat is natuurlijk veel recenter materiaal. Als je bijvoorbeeld kijkt naar de drie uitgangspunten die we hanteren – zo veel mogelijk voorkomen van afwenteling in tijd en ruimte, gebiedskenmerken centraal en multifunctionaliteit – dan is het ook niet heel raar natuurlijk dat die behoorlijk overeenkomen met wat er al in de Novi stond. Wat we wel van meet af aan hebben gezegd is: we willen echt het integrale verhaal gaan vertellen. En dat is natuurlijk altijd een zoektocht en een balans. Want het kan ook fataal integraal gaan worden als je alles met alles gaat verweven. Dan hadden we nog wel vijf jaar aan de slag kunnen zijn. De vier thema's, daar hebben we echt wel goed over nagedacht. En we hebben gezegd, binnen die thema's is de verbondenheid tussen de sectoren het grootst. Dus wonen, werken en bereikbaarheid die integraal worden aangepakt. Je kan gewoon de woningbouwopgave niet los zien van je daily urban system, van het werken en van de infrastructuur.”
Daarbij hebben jullie per thema ook aangegeven wat de impact is van het adagium ‘rekening houden met water en bodem’. Hoe kijk je daar zelf tegenaan?
“Dat waren serieuze discussies, vaak ook wel met een politieke dimensie. We moeten bijvoorbeeld een bepaalde mate van acceptatie ontwikkelen richting wateroverlast, daar ontkomen we niet aan. Tegelijkertijd hebben we echt meer ruimte nodig rond de grote rivieren en grote meren en dat betekent iets voor de andere opgaven die daar ook willen landen. Daarom is er afgesproken dat we in principe niet gaan bouwen in de uiterwaarden. Een ander punt waar intensief over is gesproken, ook op het politieke niveau, is dat de peilopzet in de veenweidegebieden omhoog moet. Dat is impactvol voor de boeren en het zijn politiek natuurlijk ook best spannende dingen. We gaan dat laatste gebiedsgericht en verantwoord doen en er zijn uitzonderingen mogelijk. Maar het principe is echt wel gedragen.”
Als je nu zelf door de oogharen naar de nota kijkt, wat zijn voor jou dan de meest vernieuwende principes?
“In de eerste plaats dat we echt integraal naar de toekomstige ontwikkeling van wonen, werken en bereikbaarheid gekeken hebben. Hoe vertaal je de ruimtelijke economische strategie voor Nederland naar grootschalige nationale en regionale woningbouwlocaties, met het oog op de langere termijn? Wat betekent dat dan voor je ontwikkeling van Nederland als geheel? Daar is de zogenaamde VISTA-visie uit gekomen. Daar horen natuurlijk ook investeringen bij die er nu nog onvoldoende zijn, waar ik ook heel eerlijk over ben. Maar als een volgend kabinet dit verder oppakt, dan hebben we echt wel daar echt iets neergezet.”
Het is gewoon niet realistisch om bij de visie nu ook een uitvoerings- en een investeringsagenda neer te leggen
“En een andere vernieuwing is dat we de nationale industrieclusters werkelijk van nationaal belang gaan verklaren. En ook de ruimte van die clusters gaan beschermen. Dat klinkt misschien bijna counter-intuïtief: hoe kan je nou aan de ene kant daar ruimte voor reserveren, want die woningbouwopgave is gigantisch. Maar ook de industrie heeft een plek nodig in Nederland. En laten we daar dan ook als Rijk voor gaan staan. Maar dan wel door de clusters die we hebben te beschermen en te behouden. En dus niet verspreid over heel Nederland weer allerlei nieuwe industrie van de hoogste milieucategorie laten landen.”
Het derde deel van de Ontwerp-Nota, nadat jullie de diverse maatschappelijke sectoren hebben beschreven, bestaat uit noties over de uitvoering. Krijgen die nog een nadere uitwerking?
“Wij zien dit natuurlijk ook wel terugkomen in de media als een kritiekpunt en dat snap ik ook: er ligt geen uitvoeringsagenda, geen investeringsagenda – zo wordt gezegd. Tegelijkertijd is de realiteit dat het nu, in de politieke situatie waarin we ons bevinden, gewoon niet realistisch is om bij de visie ook een uitvoerings- en een investeringsagenda neer te leggen. Daar moeten we gewoon eerlijk over zijn. Maar het is niet alleen maar dat. Wij vinden ook oprecht dat we tot een betere uitvoeringsagenda kunnen komen op basis van de inspraak die nu loopt, om van een ontwerp naar een definitieve nota te komen. De ter inzagelegging nemen we heel serieus. Zouden we dat niet doen, dan neemt men ons dat – terecht – zeer kwalijk. Dus in dat opzicht vind ik de kritiek soms ook niet helemaal consistent.”
“Als we met elkaar vinden dat we als Rijk nu het land in moeten, dat we de kennis en de visie daar moeten ophalen – en dat zeggen ook de provincies en de gemeenten: laat ons meedenken – dan zou het pretentieus zijn, om vanuit het Rijk al nu die uitvoeringsagenda neer te leggen. Dus we gaan dat zeker doen, parallel aan het definitief maken van de nota. En ook daar hebben we dus nu gesprekken over met de medeoverheden, met het bedrijfsleven. En we zijn ook echt nog met elkaar in gesprek over de vorm, want zo'n uitvoeringsagenda is vormvrij. Wat we minimaal gaan doen is uiteraard het instrumenteren van de nationale keuzes, dus: hoe zorgen we dat alle keuzes uit de Nota ook gerealiseerd worden? Dat kan bijvoorbeeld via een nationaal programma, bestuurlijke afspraken of zelfs een juridisch instrument. Overigens: het is ook weer niet zo dat we daarbij vanaf nul beginnen, want er lopen al heel veel nationale programma’s, kijk naar Ruimte voor Defensie.”
Tot slot, jullie hebben veel ruimte gegeven in de Ontwerp-Nota aan ontwerpend onderzoek. Waar kwam die keuze vandaan?
“We hebben dat inderdaad heel breed ingezet want daarmee ga je echt de diepte in. Je probeert bijvoorbeeld door ontwerpend onderzoek te kijken hoe je multifunctioneel ruimtegebruik maximaal kan benutten. Maar ook: waar kun je ruimte vinden voor de circulaire economie. Daar gaan best wel veel scenario's rond die een enorme bandbreedte hebben, in termen van: hoeveel extra ruimte is dat nou? Het PBL heeft ooit gezegd 0 tot 40 procent. Nou, dat is wel heel breed. Dus nu zijn we samen met EZ, maar ook samen met de betreffende clusters, ontwerpend onderzoek aan het doen om per cluster te kijken: wat ligt waar? Wat hebben jullie nodig? Hoe kunnen we dat inpassen? Wat zijn de verschillende scenario's en afwegingen? Daar komen enorme uitdagingen uit maar dat is wel precies wat we nodig hebben. Het maakt scherper waar je ongeveer zit in die bandbreedte.”
Cover: ‘Haven in centrum Rotterdam’ door WiktorB (bron: Shutterstock)










