Groots visie anders door Studio MARCHA! (bron: studiomarcha.nl)

Niet alleen méér woningen, ook graag betere

19 januari 2024

15 minuten

Recensie Het gaat tegenwoordig teveel over woningaantallen en locaties en te weinig over de goede programma’s en ontwerpen. Tenminste, als we afgaan op een hele serie recente publicaties waarin aandacht wordt gevraagd voor de kwaliteit van de woningbouw in Nederland.

Het is vermoedelijk geen afgesproken werk, maar de afgelopen weken belandde de ene na de andere publicatie over ‘goed wonen’ op de burelen van Gebiedsontwikkeling.nu. Waar het de laatste tijd vooral ging over ‘hoeveel nieuwe woningen zijn er nodig?’ en ‘waar gaan we die dan bouwen?’, komt er nu een tegengeluid. Het is een geluid dat breder klinkt in de sector. Bijvoorbeeld op LinkedIn waar brutalist Martjan Kuit een pijn-aan-de-ogen-doend beeld laat zien van de steeds eenvormiger hoogbouw in Nederland. En waar we ook lezen dat deze hoogbouw vergelijkbaar is met ‘frietsnijder’-architectuur (door de gridgevels van de betonnen dozen waardoor de nieuwbouw overal steeds meer op elkaar gaat lijken). De letterlijk en figuurlijk achterliggende oorzaak van deze uniformiteit is dat woonprogramma’s steeds meer lijken te worden gestandaardiseerd.

Beter opdrachtgeverschap

Het thema haalt zelfs de landelijke radio en TV waar de recente analyse van voormalig NAi-baas Aaron Betsky ruim aandacht kreeg (en waarin hij de steeds eenvormiger nieuwbouw in ons land aan de orde stelde). Ook journalist Charles Groenhuijsen wijdde hier een pittige column aan. Tegelijkertijd mocht bijvoorbeeld wooncoöperatie-voorvechter Arie Lengkeek zijn queeste voor andere manieren van woningbouwontwikkeling en -beheer toelichten op Radio 1. Hij is niet de enige die pleit voor beter opdrachtgeverschap (aan publieke en private zijde), resulterend in meer gevarieerde woningontwerpen en daarmee in een beter en mooier Nederland. We zetten daarom een aantal recente uitgaven voor u op een rij die vanuit verschillende invalshoeken kijken naar het thema ‘goed wonen’. Zowel de gebouwde vorm komt daarbij aan bod als het proces waaronder die tot stand komt.

1 Betere woningplattegronden

De eerste uitgave die we bij de kop pakken, is meteen fysiek ook de grootste: ‘Formats for living Amsterdam’, een publicatie van de fijne boekwinkel annex uitgever Architectura & Natura aan de Leliegracht in Amsterdam. Het boek borduurt voort op de fameuze en gelijknamige Arcam-pocket uit 2000 (u kent ze nog wel, de serie handzame pockets over uiteenlopende architectuurthema’s) en past in een traditie van langere aandacht voor woningplattegronden in de hoofdstad.

Waar het begin deze eeuw nog volop borrelde van de creativiteit rondom de woningplattegrond (een van de kleinste bouwstenen bij gebiedsontwikkeling), is de toonzetting van de auteurs Marc Reniers en Jan Loerakker nu een stuk somberder. Uit hun analyse van de woningplattegronden tussen 2013 en 2023 blijkt dat de gemiddelde oppervlakte van de woningen in Amsterdam flink is teruggelopen, terwijl de gemiddelde verkoopprijs is verdrievoudigd (van 1.900 naar 5.900 euro per vierkante meter). Veel kleine woningen worden eenzijdig met corridors ontsloten, de installatietechniek bepaalt dwingend de indeling en alleen bij projecten met collectief particulier opdrachtgeverschap is sprake van een verrassende indeling van de woonruimte. Op meerdere plekken in de hoofdstad worden grootschalige wooncomplexen met honderden tegelijk in dezelfde kleine maat gebouwd, een ontwikkeling die in andere steden inmiddels navolging krijgt.

De overheid moet zich weer meer gaan bemoeien met de woonkwaliteit

Het is een ontwikkeling die de auteurs somber stemt. Over het algemeen blijkt er weinig aandacht te zijn voor dit onderwerp en dat zal in de toekomst alleen maar erger worden, is de verwachting – door industrialisering en standaardisatie in de woningbouw. De ontwerpers die in het boek aan het woord komen, zijn er niet gelukkig mee en dat geldt ook voor stadsplanners van de gemeente Amsterdam. Zo wijst Fenna Haakma Wagenaar op de ontwikkeling dat er bij de bouw van kleine woningen weliswaar veel huizen worden gestapeld maar dit geen prettige plekken oplevert: “What kind of neighbourhood are we creating with small, excessively dark dwellings where the bed only fits in one place and the toilet is opposite the fridge? That too is urban planning.”

Collega Paco Bunnik pleit ervoor dat de gemeente weer een steviger rol neemt in het aansturen van woonkwaliteit, omdat anders het gevaar dreigt dat de middelmatige plannen de nieuwe standaard in de bouwcultuur gaan vormen. Dat zal van de gemeente zelf ook vragen om anders met bijvoorbeeld de uitvraag bij ontwikkelingscompetities om te gaan: “Perhaps, as a municipality, we aren’t placing full confidence in the tendering parties. The building envelopes are often set in stone and contain many requirements.”

Appartementen in Amsterdam door Wolf-photography (bron: Shutterstock)

‘Appartementen in Amsterdam’ door Wolf-photography (bron: Shutterstock)


Arcam-directeur Indira van ’t Klooster onderschrijft dit: zij ziet eveneens de opkomst van ‘generieke stadsblokken’ die slechts hooguit een basiskwaliteit halen, binnen de genoemde strakke bouwenveloppen. Zij pleit ervoor dat de overheid zich weer meer gaat bemoeien met de woonkwaliteit. Daarnaast stelt ze voor meer ruimte te bieden aan de zachte waarden van het wonen voor de eindgebruiker, onder meer in het Bouwbesluit: “More attention should be paid to long-term relationships, housing for life and ensuring emotional attachment to homes.” Ze verwijst daarbij naar de studie ‘Feeling at home in Amsterdam’ van Pinar Balat en Lorna Gibson.

Overmaat graag

Een publicatie die hierop aansluit, werd al eerder op Gebiedsontwikkeling.nu belicht: het cahierOut There #4 Woningplattegronden’ van ontwerpbureau De Zwarte Hond. Het bureau analyseert de veranderende samenstelling van de bevolking en de veelkleurige woonwensen die daaruit voortkomen. In het verlengde daarvan stelt zij acht ontwerpwaarden op, die terug zouden moeten komen in de woningbouwproductie: flexibeler, rijker, schoner, compacter, slimmer, bestendiger, zuiniger en diverser. Daarbij komen ook beproefde principes als ‘een slimme draagstructuur en overmaat’ terug; we horen de woorden van de vorig jaar overleden architect John Habraken daarin resoneren, de grote voorvechter van het drager-inbouwprincipe.

Interventies zijn nodig om te komen tot een fundamenteel andere productie van de stad

Lisa van der Slot en Henk Stadens pleiten namens De Zwarte Hond ervoor dat ontwerpers en opdrachtgevers de krachten weer bundelen rondom de (door)ontwikkeling van de woningplattegrond). Interessant daarbij is de analyse van de Belgische architect-onderzoeker Glenn Lyppens, die aangeeft dat de innovatie niet zozeer gezocht moet worden in de vorm ofwel de ontwikkeling van nieuwe plattegronden. Hij stelt voor om beproefde concepten opnieuw toe te passen: “Onze dorpen en steden zitten al vol goede voorbeelden. Ik noemde ze al: van het Begijnhof in Amsterdam en de Parijse appartementen tot het Justus van Effenblok en nota bene mijn eigen buurt; die rijwoning omringd door collectieve kwaliteit.” De innovatie moet wat Lyppens betreft daarom gaan om de manier waarop projecten tot stand komen, wie er aan de knoppen draait en hoe de financiën doorwerken in projecten.

2 Andere rol voor de architect

Dat laatste punt vormt de start voor het stadsessay ‘Architectuur in het midden’ onder redactie van Arie Lengkeek (Uitgeverij trancityxvaliz). De ondertitel luidt ‘Stadsbouwgroepen voor een nieuwe cultuur’ en duidt op een andere manier invulling geven aan het proces van opdrachtgeverschap in de (woning)bouw. Volgens Lengkeek is dat zeker ook in coöperatief verband mogelijk, met daarbij een andere, bredere rol voor de ontwerpers.

Het project ‘Overmaat’ van de architecten Jeroen Geurst, Joost Kühne en Endry van Velzen in Rotterdam-Zuid vormt hiervoor de bewijslast, gebaseerd op en geïnspireerd door de werkwijze van de Berlijnse Baugruppen die de vier heren in 2014 gezamenlijk bezochten. Bij dit ontwikkelingsmodel vervult de architect een centrale rol in het proces en brengt hij het project samen met de toekomstige bewoners van idee tot realisatie. Het is een vorm van ‘maatschappelijk opdrachtgeverschap’ die volgens Lengkeek veel meer kansen zou moeten krijgen in de hedendaagse Nederlandse stadsontwikkeling: interventies zijn nodig om te komen tot “een fundamenteel andere productie van de stad”. Deze interventies worden aan het slot van het essay op tafel gelegd.

078 BLD Overmaat door Jannes Linders (bron: TrancityxValiz)

‘078 BLD Overmaat’ door Jannes Linders (bron: TrancityxValiz)


In de eerste plaats moeten projecten van (groepen) particulieren in het stedelijk grondbeleid meer kans krijgen. Architect/ontwikkelaar Joost Kühne deed daar al eerder ervaring mee op, ten tijde van de crisis rond 2008/2009 toen de gemeente Rotterdam zich bezon op de mogelijkheid om met meer partijen de stadsontwikkeling ter hand te nemen. Kühne maakte een ‘gaatjeskaart’ van Rotterdam met daarop alle plekken voor kleinschalige bouwprojecten.

Collega-architect Henk Hartzema haalde op een vergelijkbare manier een stofkam door de stad Rotterdam, wat uiteindelijk uitmondde in de gemeentelijke ontwerpmanifestatie ‘Klein & Fijn’ en bijzondere nieuwbouwwoningen zoals deze van architectuurMAKEN opleverde. Volgens Lengkeek is het aan gemeenten om het speelveld zo op orde te brengen dat groepen bewoners makkelijker aan een bouwlocatie kunnen komen.

En áls die ruimte dan ook daadwerkelijk wordt geboden, hoort daar een bijpassende opdrachtgeversselectie bij via ontwikkel- en ontwerpcompetities. Ook deze kan op een andere leest worden geschoeid, daarbij lerend van ervaringen in Bazel (het gebied Erlenmann Ost, ontwikkeld door de particuliere Stiftung Habitat), Brussel (de Community Land Trust aldaar, waarbij bewoners de woning kopen en niet de grond) en Wenen waar de gemeente de uitvraag voor nieuwbouwprojecten op een vernieuwende wijze vormgeeft. De Stadsbouwgroepen kunnen worden ingebed in een tender-aanpak waarin bijvoorbeeld thema’s als sociale duurzaamheid veel meer aandacht krijgen.

3 Collectief wonen

De toegepaste aanpak in Rotterdam bij het project Overmaat (met een groep bewoners die onder leiding van een architect zelf woningen realiseren) is er een. Er blijken echter veel meer wegen naar het gemeenschappelijke wonen te zijn, blijkt uit de fraaie en toegankelijke overzichtspublicatieTogether. Ruimte voor collectief wonen’ van Darinka Czischke, Marije Peute en Sara Brysch. Het boek (uitgave nai010 uitgevers) markeert de afronding van een meerjarig onderzoeksprogramma ‘Project Together’, een samenwerking van TU Delft, de gemeenten Delft en Den Haag, de provincie Zuid-Holland, architectenbureau Inbo, Platform31 en het ministerie van BZK. Voor Darinke Czischke vormde het bezoeken van deze tentoonstelling de inspiratie om een discussie over de mogelijkheden voor collectief wonen in Nederland in gang te zetten.

Het kost jaren om tot een zelfvoorzienende sector te komen

De publicatie ‘Together’ reikt daar prima bouwstenen voor aan, door allereerst het begrip ‘collectief wonen’ nader te definiëren (figuur 1).

Figuur 1 Kernelementen van collectief wonen door Together (bron: nai010uitgevers)

‘Figuur 1 Kernelementen van collectief wonen’ door Together (bron: nai010uitgevers)


Deze bouwstenen leidt vervolgens tot een imposant stroomschema op de binnenkant van de achterflap, waaruit blijkt dat er tal van varianten onder dit begrip vallen. Belangrijk daarbij is het onderscheid tussen samen doen (ontwerp, bouw en beheer) en samen wonen (gemeenschappelijke ruimtes en sociale interactie). Sinds 1900 zijn hier, binnen Europa en daarbuiten, al tal van interessante voorbeelden van ontwikkeld, ingegeven door de maatschappelijke omstandigheden van dat moment.

Figuur 2 Vormen van collectief wonen door Together (bron: nai010uitgevers)

‘Figuur 2 Vormen van collectief wonen’ door Together (bron: nai010uitgevers)


Inspirerend zijn ook de acht projecten – van Stockholm tot en met Lyon – die duidelijk maken waarom mensen kiezen voor een collectieve woonvoorziening in de stad. Daarop volgt een overzicht van de instrumenten die nodig zijn om van het collectieve wonen een succes te maken; startend bij de grondposities en de financiering en uitmondend in de rollen van partijen en de invulling die vijf Europese steden geven aan deze manier van ‘stad maken’.

Het al eerdergenoemde Wenen loopt daarbij voorop, voortbouwend op de sterke volkshuisvestingstraditie in de stad die inmiddels meer dan 40 (!) collectieve woonprojecten heeft opgeleverd. Ook in andere delen van Oostenrijk wordt volop op deze manier ontwikkeld en gebouwd.

Aan het slot van de publicatie stellen de auteurs vier wegen voor die – ook in Nederland – tot meer collectief wonen kunnen leiden: federaties, partnerschappen, inbedding en netwerken. Worden deze serieus opgepakt, dan kunnen collectieve woonvormen een deel van de oplossing zijn van de woningnood. Meer publieke ondersteuning daarbij is essentieel: Er is behoefte aan een systeemverandering: “En die moet gebaseerd zijn op een vaste toezegging van leiders in de politiek en de ambtenarij om individuele initiatieven te blijven steunen, zodat er zich een kritische massa kan ontwikkelen. Uit de voorbeelden van federaties voor collectieve woonvormen in andere landen, zoals het ‘Mietshäuser Syndikat’ in Duitsland of de coöperatieve woonfederaties in Scandinavië, blijkt dat het jaren kost om tot een zelfvoorzienende sector te komen.”

Sofielunds Kollektivhus in Malmö, Zweden door Darinka Czischke (bron: TU Delft)

‘Sofielunds Kollektivhus in Malmö, Zweden’ door Darinka Czischke (bron: TU Delft)


De publicatie lijkt in dit verband het momentum mee te hebben. Het onderwerp van collectief wonen wordt inmiddels op meerdere plekken opgepakt en bediscussieerd, zoals in november bij een avond van de Utrechtse Rietveldprijs en niet lang daarna door architectuurcentrum Aorta dat de coöperatieve gedachte zelfs opschaalde naar het stadsniveau. In de dagbladen lezen we de nodige steunbetuigingen en ook wetenschappelijk krijgt het denken over een andere manier van ontwikkelen de nodige aandacht.

Auteur en TU Delft-onderzoeker Sara Brysch promoveerde net voor de kerst van 2023 op het proefschrift ‘Towards a new Existenzminimum: Defining principles for the co-design of affordable collaborative housing’. Belangrijkste conclusie: coöperatieve woningbouw kan voordeliger uitpakken dan andere woonvormen, vooral als de toekomstige bewoners mee-ontwerpen. Het levert vaak nog meer kwaliteit op ook. De kansen van collectief wonen worden door de TU Delft ook buiten Nederland onderzocht; een studie voor Chili wees onlangs uit dat coöperatief wonen een bijdrage kan leveren om het grote woningtekort in het Zuid-Amerikaanse land aan te pakken.

Ondertussen waren er de laatste tijd ook in Nederland de eerste tekenen dat er politiek-bestuurlijk eindelijk meer steun komt voor deze andere manieren van ontwikkelen en beheren, conform het pleidooi van de auteurs van ‘Together’. Zo schreef Wouter Netto van het Wetenschappelijk Bureau van GroenLinks een enthousiaste verhandeling over de Community Land Trusts. In Den Haag maakte minister Hugo de Jonge (BZK) in juni 2023 een fonds van 40 miljoen euro vrij voor opkomende coöperatieve initiatieven. Eerder liet het ministerie al een onderzoek door Ecorys doen naar de mogelijkheden van wooncoöperaties voor de Nederlandse volkshuisvesting.

Het is in lijn met ontwikkelingen in het buitenland zoals Vlaanderen waar de overheid nu ook het coöperatief wonen formeel heeft betiteld als ‘bijzondere woonvorm’, waarmee deze woonvorm een plek krijgt naast andere vormen zoals zorgwonen en cohousing. De Vlaamse overheid zet de komende tijd in op drie sporen: juridische hindernissen aanpakken, informeren en inspireren en leren uit experimenten. Dit laatste gebeurt met onder meer de proefomgeving experimentele woonvormen en het leertraject coöperatieve woonprojecten, waarvan in Gent, Aartrijke, Deurne, Lier en Kampenhout diverse experimenten lopen.

Wat op lokaal niveau kan helpen om het wonen van kwalitatieve impulsen te voorzien, is een enthousiaste en stimulerende gemeente

In Nederland is hernieuwde steun vanuit de overheid hard nodig omdat de afgelopen jaren veel kennis op het gebied van woonvormen en woningplattegronden is verdwenen. Organisaties die veel goed werk deden zoals de Stichting Experimenten Volkshuisvesting, Stichting Architecten Onderzoek Wonen en Woonomgeving (Stawon, later opgegaan in het inmiddels ook weer opgeheven BNA Onderzoek) en Architectuur Lokaal (voor de kennisontwikkeling bij gemeenten) zijn van het toneel verdwenen.

Niet voor niets klonk vorig jaar de oproep om het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) nieuw leven in te blazen; een motie van SP-kamerlid Sandra Beckerman riep de regering in juni op om de terugkeer van een nationaal instituut voor de architectuur te onderzoeken. Minister de Jonge hield deze boot overigens wel wat af, hij vond dit geen taak voor het kabinet. Wel heeft hij aangekondigd met de betreffende brancheorganisaties in gesprek te gaan. Of een nieuw kabinet al deze acties en lijnen met verve gaat doorzetten, moet uiteraard worden afgewacht.

4 Gemeente als aanjager van vernieuwing

Wat ondertussen op lokaal niveau kan helpen om het wonen van kwalitatieve impulsen te voorzien, is een enthousiaste en stimulerende gemeente. Sterker nog: er lijkt een sleutelrol weggelegd voor de gemeente, bij de gronduitgifte, de opdrachtgeversselectie en de woningbouwprogrammering. Waar men in Vlaanderen dus al goed bezig is, wordt dichterbij huis in Amsterdam ook geprobeerd coöperaties te realiseren en er is er één klaar (de Warren) en kan een andere nu eindelijk van start. Mede dankzij een fonds dat initiatieven op dit gebied ondersteunt.

Een andere weg die kan worden gevolgd, is de manifestatie-met-zicht-op-uitvoering. In Nederland heeft Groningen op dat gebied een behoorlijke traditie opgebouwd. Nadat in de jaren negentig van de vorige eeuw eerst vier manifestaties rondom architectuur en openbare ruimte waren georganiseerd, werd daarna de ommezwaai gemaakt naar stadsontwikkeling en de woningbouwprogrammering (De Intense Stad, Intense Laagbouw, Bouwjong!, Wonen in Stadshart en Sponsland). Leidmotief is het ontwikkelen van vernieuwende programma’s voor concrete locaties, waarvan een heel aantal ook daadwerkelijk zijn gerealiseerd.

Plan Haren Bouw Anders door Vector-i (bron: Vector-i)

‘Plan Haren Bouw Anders’ door Vector-i (bron: Vector-i)


De nieuwste loot aan de stam is ‘Bouw Anders’, de manifestatie onder leiding van curator Patrick van der Klooster (BPD) die staat voor ‘Ontwerpen aan wonen met maatschappelijke meerwaarde’, aldus de fraaie verslagleggende publicatie (GRAS, 2023). Voor 17 concrete locaties zijn de afgelopen tijd plannen gemaakt door teams van opdrachtgevers en ontwerpers. De opgaven waren divers: van grote gebiedsontwikkelingen (Meerstad, Suikerzijde) tot en met kleinere ontwikkelzones en locaties in dorpen. Inhoudelijk sloot de manifestatie aan op de gemeentelijke woonvisie Een thuis voor iedereen, met bijzondere aandacht voor gezinnen, ouderen en starters. Hoe kan voor deze groepen een rijker aanbod worden gerealiseerd? Zowel in termen van ‘woonproduct’ als naar ontwikkelingswijze, met ook in Groningen meer ruimte voor wooncoöperatieve oplossingen.

Expliciete doelstelling van Bouw Anders was dat 80 procent van de plannen binnen vijf jaar moet worden gerealiseerd. Navraag bij GRAS-directeur Peter Michiel Schaap wijst uit op diverse plekken de realisatie in zicht komt: “Het plan van Korth Tielens aan de Tonkensstraat staat op het punt van beginnen. Bij het plan van woningcorporatie Patrimonium en Koen van Velsen aan de Platinalaan in Vinkhuizen wordt nog wat gesteggeld over parkeren, maar ik kan me nauwelijks voorstellen dat het er niet gaat komen. Het plan in Haren van Vector-i gaat binnenkort in verkoop. De Grunobuurt van Nijestee, Trebbe en De Zwarte Hond nadert de voltooiing. Kortom: ik durf de stelling wel aan dat zestig procent van alle plannen er grotendeels in de getoonde vorm gaat komen. Zelfs die plannen die een meer studieus karakter hebben, zoals de studies naar de Suikerzijde, die van MORE langs het Hoendiep en het plan van ZUS, hebben daadwerkelijk impact en gaan hoe dan ook doorwerken op de praktijk.”

5 Samenkomst in inspirerende projecten

Wie tenslotte wil zien hoe programma en ontwerp momenteel in concrete projecten bij elkaar komen, kan terecht bij het themanummer ‘Goed wonen’ van De Architect. Hierin vinden we sprankjes van hoop dat het nog steeds mogelijk is om kwalitatief hoogwaardige woningbouw te realiseren. Zo worden drie recente projecten van de Amsterdamse woningcorporatie Ymere beschreven, die laten zien dat een vroegtijdige samenwerking van opdrachtgever, ontwerper en bouwer resulteert in een aansprekend eindresultaat.

Jaarlijkse nationale vergadering van het Habitat Participatif netwerk, Marseille door Together (bron: Together)

‘Jaarlijkse nationale vergadering van het Habitat Participatif netwerk, Marseille’ door Together (bron: Together)


Uiteraard ontbreken ook in deze uitgave de coöperatieve woonprojecten niet: De Architect vond ze in Duitsland en Oostenrijk. Het valt toch weer eens te meer op hoe ‘rijk’ deze projecten zijn uitgevoerd, in termen van architectonische kwaliteit. Columnist Vincent Kompier stuitte bij onze oosterburen op het concept van de Clusterwohnungen. Het vormt wat hem betreft een ideale mix: compacte woningen worden gecombineerd met een veelheid aan collectieve ruimtes. Een principe dat bijvoorbeeld ook door ontwikkelaar VORM en belegger Bouwinvest op Oostenburg in Amsterdam is toegepast, in woongebouw De Draaier (ontwerp: BETA).

Conclusie: plek in de bulk?

De verschillende studies bieden stuk voor stuk inspirerende perspectieven op de huidige en hopelijk toekomstige woningbouwpraktijk. In hoeverre alle aanbevelingen daadwerkelijk zullen worden overgenomen, moet uiteraard worden afgewacht. We hebben eerder gezien dat er vooral in crisistijd ruimte ontstaat voor vernieuwing, zoals rond 2010 toen gemeenten nauwelijks woningbouwplannen binnen kregen vanuit de markt en – bijna noodgedwongen – de deur openzetten voor andere vormen van opdrachtgeverschap. De afgelopen jaren hebben we gezien dat met de fors aangetrokken markt het particulier opdrachtgeverschap (al dan niet in groepsverband) weer ver is weggezakt. Maar het tij kan mogelijk weer keren met de huidige woningbouwcrisis waarin andere woonvormen mogelijk weer een kans krijgen.

Om ervoor te zorgen dat structureel plek komt in de bulk van de woningbouwproductie voor meer coöperatieve woonvormen, zal er met name veel moeten veranderen in de manier waarop de bouwgrond in Nederland wordt verdeeld en het opdrachtgeverschap invulling krijgt. Van de ene op de andere dag zal dat zeker niet lukken, zeker gezien de overheersende geïndividualiseerde (woon)cultuur in Nederland, die vooral geënt is op het grondgebonden wonen – ieder voor zich op de eigen kavel. Hier wordt het minst in appartementen gewoond (op Noord-Macedonië en Ierland na), zo liet Jaap Modder deze week op LinkedIN zien. Het verklaart wellicht mede waarom collectieve oplossingen hier te lande zo lastig ingang vinden.

Discussie-avond over de woningplattegrond

Ook dit is vermoedelijk geen toeval, maar op 8 februari organiseert Pakhuis De Zwijger een avond over de vaak armoedige kwaliteit van de woningplattegrond anno 2024. Onder leiding van moderator Indira van 't Klooster gaan onder meer Paco Bunnik (gemeente Amsterdam), Denise Koeleveld (Ymere) en Henk Stadens (De Zwarte Hond) met elkaar in gesprek.


Cover: ‘Groots visie anders’ door Studio MARCHA! (bron: studiomarcha.nl)


Kees de Graaf door Sander van Wettum (bron: SKG)

Door Kees de Graaf

Eindredacteur Gebiedsontwikkeling.nu


Meest recent

Fietsende dame, Leiden door Dutch_Photos (bron: shutterstock)

“Laten we de stad weer aantrekkelijk maken voor gezinnen”

Hoe zorgen we ervoor dat steden aantrekkelijk blijven om kinderen te laten opgroeien? “Gezinnen die in de stad willen wonen, hebben op dit moment geen betaalbaar alternatief.”

Verslag

26 april 2024

Jonge zakenmensen overleggen in creatief kantoor door G-Stock Studio (bron: shutterstock)

Een opvallende acceleratie, de creatieve industrie doet het goed in de regio

De creatieve industrie associëren we meestal met de grote steden, maar daar neemt de banengroei de laatste jaren af. Daarentegen doen de middelgrote steden het een stuk beter. Wat zit er achter deze autonome regionale spreiding?

Analyse

26 april 2024

GO weekoverzicht 25 april 2024 door Gebiedsontwikkeling.nu (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)

Dit was de week van de complete buurt

Dit was een week op Gebiedsontwikkeling.nu waarin de complete stadsbuurt centraal stond. Van de transformatie van het Utrechtse Wisselspoor via het naoorlogse stadsdeel Breda Noord naar de verdichting in het Haagse Bezuidenhout.

Weekoverzicht

25 april 2024