Frans de Wit - Vijf beelden op een kromme door Biccie (bron: Wikimedia Commons)

Paul Jansen (Arup) over opkomst innovatiedistricten – flexibiliteit staat voorop

7 juli 2025

8 minuten

Interview De term ‘Innovatiedistrict’ wint in rap tempo aan populariteit, maar wordt zelden goed uitgelegd. Gaat het om een nieuw vastgoedtrucje? Een hippe herontwikkeling? Of zit er meer achter? Anneke Jongerius, placemaker bij gebiedsontwikkelaar AM, vroeg het Paul Jansen, specialist in innovatiegebieden en als adviseur betrokken bij tal van nationale en internationale projecten. “Je kunt prima stenen stapelen, maar dat maakt het nog geen innovatiedistrict.”

We struikelen inmiddels over allerlei termen: campussen, science parks, innovatiedistricten. Waar hebben we het nou eigenlijk over?

“Die verwarring begrijp ik, want die termen worden vaak door elkaar gebruikt. Het begon met Science Parks: vaak aan de rand van de stad, afgebakend, rondom een universiteit of ziekenhuis. Je ging erheen om te werken of studeren en daarna vertrok je weer. Daarna kwamen de meer industriële innovatiecampussen: corporate georiënteerd, denk aan de High Tech Campus van Philips. Innovatiedistricten zijn het tegenbeeld van die afgesloten enclaves. Ze zijn binnenstedelijk, open, verweven met de stad. Het grote verschil zit in de dynamiek. Innovatiedistricten draaien niet om één sector of speler, maar om een ecosysteem van bedrijven, kennis­instellingen, startups en maatschappelijke partners. Het is geen vastgoedproject, maar een sociaaleconomisch gedreven gebiedsontwikkeling. Zo ontstonden innovatiedistricten: stedelijke gebieden waar werken, wonen, leren en innoveren samenkomen. Maar dan niet in de vorm van een campus met een hek eromheen, maar als verweven deel van de stad. Inmiddels wil jong talent niet meer in een geïsoleerd park zitten. Die willen midden in de stad, levendigheid, kruisbestuiving.”

Dus het verschil zit hem in de plek en de aanpak?

“Ja, en ook in de dynamiek. Een Science Park is vaak mono-sectoraal en richt zich op valorisatie (het omzetten van kennis in waarde, red.) vanuit kennisinstellingen. Maar bij innovatiedistricten draait het om de community, de kruisbestuiving tussen sectoren. De High Tech Campus in Eindhoven is ooit vanuit Philips ontstaan, terwijl een innovatiedistrict vaak breder wordt gedragen, met diverse partijen. Dat hebben we ooit netjes geprobeerd te structureren in een taxonomie van zes typologieën. Niet omdat we zo dol zijn op lijstjes, maar omdat het helpt om grip te krijgen.”

“Ten eerste heb je ‘Science & Technology Parks’, zoals Science Park Amsterdam of Leiden Bio Science Park. Die zijn ontstaan vanuit universiteiten of ziekenhuizen en zijn gericht op valorisatie van kennis. Dan heb je ‘Industriële Innovatiecampussen’, zoals de High Tech Campus of Pivot Park in Oss, vaak vanuit een private speler zoals Philips of MSD. Vervolgens kom je bij de Innovatiedistricten: binnenstedelijk, vaak ontstaan vanuit meerdere partijen, minder strak georganiseerd, maar met veel dynamiek. Daarnaast heb je ‘Areas of Innovation’, grotere ecosystemen zoals Brainport, met daarin meerdere brandpunten. Dan de incubators en accelerators, vaak op gebouw­niveau, zoals B-Amsterdam. En tot slot de ‘Living Labs’: kleinschalig zoals de kas op het Marineterrein in Amsterdam, maar ook op de schaal van een heel land. Wist je dat het land Andorra zich zelfs profileert als living lab?”

Amsterdam science park door Jvhertum (bron: Wikimedia Commons)

‘Amsterdam science park’ door Jvhertum (bron: Wikimedia Commons) onder CC BY-SA 3.0, uitsnede van origineel


“Wat is het grootste verschil in aanpak bij een innovatiedistrict?”

“Flexibiliteit. Je weet één ding zeker: dat je niet weet hoe het eindplaatje eruitziet. Innovatiedistricten ontwikkelen zich over decennia. Je kunt niet met een dichtgetimmerd plan beginnen. Je hebt een flexibele ontwikkelstrategie nodig, waarbij je wél richting geeft, maar ruimte houdt voor verandering. Dat vraagt om een andere houding van ontwikkelaars. Niet projectmatig denken: stenen stapelen, verkopen en wegwezen. Maar investeren in de lange termijn, in de community, in de sociaaleconomische kant. Dat is wennen, maar levert uiteindelijk ook veel meer op. Cruciaal zijn drie dingen: een managementorganisatie die verder gaat dan parkmanagement; een duidelijk profiel dat evolueert van sectoraal naar sleuteltechnologieën; en een fysiek brandpunt – een sociale ruimte waar je elkaar echt tegenkomt.”

En wat fascineert jou nou zo aan het onderwerp?

“Als je door internationale innovatiegebieden hebt gereisd zoals ik, zie je de transformatie. Vroeger waren dit soort plekken bureaucratische eilandjes. Nu zijn het dynamische netwerken waar werkelijk innovatie plaatsvindt. Neem 22@ in Barcelona: ooit een verouderd industriegebied, nu een magneet voor innovatie. Dat soort verhalen fascineren me.”

Uiteindelijk draait het om de vraag: hoe faciliteer je de kruisbestuiving
Paul Jansen, Arup

Veel mensen denken bij een nieuw gebied toch eerst aan vastgoed. Waar zit hem dat in?

“Dat is precies de grootste valkuil. Je kunt prima stenen stapelen, maar dat maakt het nog geen innovatiedistrict. De vraag is: welke community wil je faciliteren? Welke economische en maatschappelijke doelen streef je na? Stedenbouw en vastgoed zijn ondersteunend, niet leidend. Neem Genmab op Utrecht Science Park, een enorm succesvol internationaal biotech-bedrijf dat een snelle groei doormaakt. Dan zul je als manage­mentorganisatie van het Science Park actief moeten sturen op je beschikbare ruimte, want ook startups en scale-ups hebben groeiruimte nodig. Daarom is het bewaken van de juiste mix cruciaal.”

Hoe voorkom je dat zo’n district een afgesloten eilandje wordt?

“Dat begint bij de fysieke inbedding. Geen hek eromheen, maar verbinding met de omliggende wijken. Toegankelijke plinten, shared spaces, voorzieningen die ook voor de buurt zijn. Inclusiviteit betekent ook dat de mensen uit de wijk er werken, leren, ontmoeten. Je moet voorkomen dat het een speeltuin wordt voor de happy few. Een Innovatiedistrict moet iets toevoegen aan de stad en regio als geheel.”

Kun je nog een concreet voorbeeld geven van wat werkt — en wat niet?

“Ja, het atrium! We kennen allemaal die gebouwen met een enorm glazen atrium, mooie trappen, ontmoetingsplekken. Het idee is dat mensen elkaar daar spontaan tegenkomen: managing serendipity. Maar in de praktijk werkt dat vaak niet. Niemand gaat vrijwillig midden in zo’n grote open ruimte zitten werken. Het schrikt af. In Mexico zag ik een heel andere aanpak: kleinere atria, maximaal twee verdiepingen hoog, verspreid over het gebouw. Dat is veel toegankelijker, gezelliger en stimuleert samenwerking veel beter. Plus: goedkoper om te verwarmen en koelen en makkelijker te verhuren. Het laat zien dat je goed moet nadenken over de combinatie van ruimtelijk ontwerp en programmering. Want uiteindelijk draait het om de vraag: hoe faciliteer je die kruisbestuiving?”

Portret Paul Jansen door Bureau Merktuig (bron: AM gebiedsontwikkeling)

‘Portret Paul Jansen’ door Bureau Merktuig (bron: AM gebiedsontwikkeling)


Hoe weet je of je op het goede spoor zit met de aanpak?

“Dat begint bij heldere KPI’s (kritieke prestatie indicatoren, red.). Werkgelegenheid, nieuwe bedrijvigheid, aantal samenwerkingen, valorisatieprojecten. Maar ook softere factoren: community-engagement, bereikbaarheid, inclusiviteit. Je moet continu meten en bijsturen. Zonder dat blijf je hangen in mooie verhalen en impactrapporten voor de bühne. Het moet echt onderdeel zijn van je governance.”

Wie zijn de spelers die dit moeten dragen?

“Altijd een mix: gemeenten en andere overheden, kennis­instellingen, private partijen. Zoals grondeigenaren, ontwikkelaars, investeerders. Je moet vanaf het begin afspreken hoe je het organiseert. Een stichting, een BV, een samenwerkings­overeenkomst — net wat past. Maar het moet vastliggen, anders blijft het bij losse flodders. Een goed voorbeeld is de gemeente Eindhoven, die de Brainport Industries Campus heeft 
aangekocht om grip te houden op de mix van bedrijvigheid. Dat is best bijzonder: een publieke partij die een hele campus terughaalt uit de markt.”

En de rol van place­making? Voor mij natuurlijk een belangrijk onderwerp.

“Placemaking is essentieel. Niet als cosmetisch laagje, maar als fundament. Zonder aantrekkelijke plek geen community. Maar het gaat om meer dan wayfinding en aankleding. Het gaat om de activatie van het ecosysteem: hackathons, events, ontmoetingen. In Sydney hebben we ‘persona’s’ gemaakt van de toekomstige gebruikers van een district: wie komen er, wat doen ze daar? Dat dwingt je om écht na te denken over wat die plek nodig heeft. Wat dat betreft is een innovatiedistrict een cadeau voor elke placemaker. Want het sociaaleconomische fundament is niet optioneel, het is de kern.”

Je zei al dat governance niet alleen structuur is. Wat voor mensen heb je nodig?

“Verbinders. Mensen met voelsprieten in het ecosysteem. Niet de klassieke vastgoedmanager, maar iemand die de community snapt, kan schakelen, mensen bij elkaar brengt. Je hebt empathische duizendpoten nodig, geen spreadsheet-types. Zij zorgen ervoor dat de dynamiek blijft, dat nieuwe partijen aansluiten, dat het gebied blijft ontwikkelen.”

“We zien een duidelijke evolutie. Waar het ooit begon met sectoraal denken — één sector, één gebied — kwamen daarna de crossovers: combinaties van bijvoorbeeld health en hightech. Inmiddels verschuift de focus naar sleuteltechnologieën zoals AI, quantum en stedelijke vraagstukken. Die zijn en vragen om nieuwe vormen van samenwerking. Dat vraagt om een scherp profiel: je kunt niet alles willen zijn, dus kies je specialisatie en bouw daar je ecosysteem omheen. Tegelijkertijd groeit de schaal van samenwerking. We gaan naar regionale constellaties: losse initiatieven die samenwerken in een groter netwerk. Denk aan Brainport of de driehoek Delft-Leiden-Noordwijk. Elk met een eigen profiel, maar samen sterker. Die schaalvergroting maakt profilering en governance nog belangrijker. Je moet weten waar je van bent, maar ook hoe je samenwerkt met de rest. Het gaat niet meer om ‘ik ben een innovatiedistrict’, maar om: ‘hoe draag ik bij aan een groter geheel?’ Dat vraagt om visie, flexibiliteit en deel uitmaken van een groter ecosysteem.”

Toch plakken veel partijen dat label maar wat graag op hun gebied. Is ‘Innovatiedistrict’ niet gewoon een modewoord geworden?

“Helaas wel. Het wordt te vaak geplakt op platte gebieds­ontwikkelingen zonder sociaaleconomische onderlegger. Maar een Innovatiedistrict is geen vastgoedontwikkeling met een hip sausje. De innovatie zit niet in de stenen, maar in de activiteiten: valorisatie, nieuwe producten en diensten, maatschappelijke toepassingen. Het gebied faciliteert die dynamiek. Het is vergelijkbaar met de term ‘campus’, die ook overal opduikt. Maar zonder community, profiel en governance blijft het een lege huls. Een écht Innovatiedistrict is geen label, maar een strategische keuze om een ecosysteem te ontwikkelen dat economische én maatschappelijke waarde toevoegt. Het draait om inhoud, om impact, en om het verbinden van onderwijs, onderzoek en business. Niet om het bordje op de gevel.”


Dit interview met Paul Jansen is eerder gepubliceerd in het magazine AMuse, dat gebiedsontwikkelaar AM jaarlijks bij de PROVADA presenteert. Het magazine is hier te vinden.

Paul Jansen werkt bij Arup, een mondiaal adviesbureau met 18.000 medewerkers dat zich bezighoudt met uiteenlopende vraagstukken in het ruimtelijk domein. Negen jaar geleden richtte hij het Innovation Area Development Partnership op, een netwerk van ongeveer veertig publieke en private partners. Als lid van de adviescommissie van IASP (International Association of Science Parks) is hij verbonden met een mondiale gemeenschap van meer dan 600 science parks.


Cover: ‘Frans de Wit - Vijf beelden op een kromme’ door Biccie (bron: Wikimedia Commons) onder CC BY-SA 3.0, uitsnede van origineel


Esmee Langereis door - (bron: Linkedin)

Door Esmee Langereis

Journaliste en Communicatiestrateeg


Meest recent

Een bovenaanzicht van een parkeerplaats door Bjorn Beheydt (bron: shutterstock)

Wat te doen met al die parkeerplaatsen? Twee voorbeelden van groot tot klein

Moeten we de automobiel nog wel zo’n prominente plek geven in de stad? Zijn er geen andere oplossingen denkbaar, die meer doen voor leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit? Twee projecten, in Texas en Nijmegen, laten zien dat het ook anders kan.

Analyse

9 juli 2025

Heerhugowaard door Rudmer Zwerver (bron: shutterstock)

Het vereveningsfonds: meer sturingskracht voor betaalbare nieuwbouw

Gemeenten zonder veel grond in eigendom kunnen met het vereveningsfonds sturen op het realiseren van betaalbare woningen. Platform31 bracht de ervaringen in drie gemeenten in beeld.

Onderzoek

9 juli 2025

Large Brown Meeting Table door Rawpixel.com (bron: shutterstock)

Ontwerpkracht moet een betere plek krijgen aan de bestuurstafels

Jutta Hinterleitner, Karin Peeters en Taco Postma schreven in opdracht van Platform Ontwerp NL een essay over hoe de kloof tussen ontwerp(ers) en bestuurders kan worden gedicht. Daarvoor werden negen projecten aan een analyse onderworpen.

Analyse

8 juli 2025