cees en co

“Regionale economie onderbelicht in gebiedsontwikkeling”

31 oktober 2019

7 minuten

Analyse Doordat we ons zo hard richten op het bouwen van woningen, vergeten we bij gebiedsontwikkeling het belang van bedrijven. Cees-Jan Pen, lector De Ondernemende Regio, vindt het daarom tijd voor een economisch tegengeluid. Co Verdaas, hoogleraar Gebiedsontwikkeling, waarschuwt daarbij om elk gebied vol te plannen. Een gesprek over verdozing, Almere en schuifruimte.

De “woningbouwpaniek” ondermijnt de ruimteclaims van bedrijven. Slecht voor de economie én slecht voor de stad, stelt Cees-Jan Pen, lector aan de Fontys Hogescholen. Ook in de recente oratie van hoogleraar Co Verdaas bleef dit aspect van gebiedsontwikkeling volgens hem onderbelicht. De regionale economie komt er bijvoorbeeld maar bekaaid vanaf in het ruimtelijke-ordeningsdebat. Pen: “Er wordt vaak alleen gekeken naar het aantal woningen dat je kunt bouwen in een gebied of regio. In overbevolkte gebieden, zoals de Noordelijke IJ-oevers in Amsterdam en bij het Havenstad-project, zie je dat helemaal niet gekeken wordt naar wat er al zit of wat goed is voor de stad. De redenering is enkel: we hebben zoveel duizend woningen nodig, die moeten we bouwen. Als dat niet kan omdat er allemaal bedrijven omheen zitten, dan moeten die maar wijken. Terwijl ik denk: misschien moet je ook eens kijken naar het soort economie dat je daar hebt en analyseren of daar groei in zit. Ga daarna pas het gebied inrichten. Ik mis een integrale afweging, ook van de wethouder ruimtelijke ordening, die zich eenzijdig richt op het belang van woningbouw.”

Verdaas neemt het in dit geval op voor de wethouder: “Die kan niet heen om de politieke urgentie van wachtlijsten en de groepen woningzoekenden die tussen wal en schip vallen. Maar op een hoger schaalniveau kun je wel breder kijken. Dan sta je voor de vraag: wat voor stedelijkheid willen we? Het gaat niet om de keus tussen wonen óf bedrijvigheid en verdichting óf verdunning. De kunst is opgaven te combineren. Denk bijvoorbeeld ook aan energie, klimaat en zeespiegelstijging. Maar het ontbreekt aan een bovenregionale regie. Het Rijk is niet meer van de ruimtelijke inrichting. In het oosten van ons land is nog veel ruimte en die is ook goed bereikbaar. Binnen een uur rijden van de Randstad heb je een heel groot gebied waar je nog heel goed kan bouwen met aandacht voor biodiversiteit, kwaliteit en circulariteit. Misschien kies ik in zo’n situatie ook wel voor een parkachtige setting met een menging van bedrijvigheid en wonen.”

NOVI schiet tekort

Pen had meer aandacht verwacht van de Nationale Omgevingsvisie voor regionale economie. “Ik ben blij met de herwaardering van de planologie in de NOVI, maar over bedrijventerreinen en winkelcentra lees ik slechts een paar zinnen. Dat vind ik zwak.” Verdaas is het met Pen eens dat dit onderdeel van gebiedsontwikkeling meer aandacht verdient. “Als je niet aanhaakt bij het gedrag van consumenten en het functioneren van de economie, dan mis je een deel van de werkelijkheid. Planologen en stedenbouwkundig ontwerpers maken zich daar schuldig aan. Zij willen de wereld zo mooi mogelijk inrichten. Hoe je daarin geld verdient, staat bij hen niet voorop. Dan hadden ze wel een ander vak gekozen.”

Pen zoekt de verklaring ook bij de verkokering van de lokale en regionale overheid. “Dat speelt op alle beleidsterreinen, niet alleen bij ruimtelijke ordening. Toen ik ambtenaar was in de gemeente Zaanstad, kreeg ik het niet voor elkaar mijn afdeling Economische Zaken te laten praten met de collega’s van Sociale Zaken. Als ik zei dat het opknappen van een bedrijventerrein ook banen oplevert, vond ik geen gehoor. Een gemeentelijke afdeling economie bestaat uit anderhalve man en een paardenkop, terwijl kleine en middelgrote bedrijven de ruggengraat van de lokale economie vormen. Een stevig economisch beleid ontbreekt. Je mag hopen dat dit verandert door de Omgevingswet, die vereist dat alle beleidssectoren integraal werken.”

Op de vraag of hij zelf wel breed genoeg kijkt, zegt Pen:Ja, alleen vind ik het economische tegengeluid harder nodig. Dus word ik bijna gedwongen om vanuit die koker te denken. De combinatie met bedrijvigheid maakt een stad boeiender. Een stad draait niet alleen om wonen. Neem Almere. Zij heeft een kans gemist door een matig economisch programma, waardoor er weinig bedrijvigheid is.” 

Verdaas: “Bedrijven willen soms om goede redenen bij elkaar zitten of op een plek waar veel reuring is

Verdaas: “In Almere is wel degelijk gedacht aan het binnenhalen van bedrijven, maar de animo uit die hoek was gering. De gemeente had grond en zei: kom maar op met uw bedrijf. Maar dat was in een tijd dat er genoeg andere bedrijvenlocaties waren. Bedrijven willen soms om goede redenen bij elkaar zitten of op een plek waar veel reuring is. Bovendien is het een illusie dat je vraag en aanbod van werk op elkaar kunt enten. Veel mensen die in het verleden voor Almere kozen als woonplaats, hadden elders al een baan. De discussie ging dan ook meer over de noodzaak van een tweede IJ-oeververbinding voor het forensverkeer dan over de vraag hoe je bedrijven naar Almere kon lokken. Inmiddels wordt Almere wel steeds meer een echte stad met bedrijvigheid en tal van voorzieningen.”

Zaanstad heeft ideale combinatie

Als voorbeeld van een stad met een ideale combinatie van wonen en werken noemt Pen Zaanstad. “Dat zit in het dna, omdat er vanouds veel bedrijvigheid is. Het zit ook in de arbeidersmentaliteit van de bevolking. Dat zie ik in meer oude industriesteden, zoals Oss, Tilburg en Enschede. Ook in hippere steden zie je dat een wijk er leuker van wordt als er ook wordt gewerkt. Ik denk aan Strijp-S-achtige gebieden. Daar wil je gewoon zijn, daar voel je de energie. Bewoners betalen niet alleen voor hun huis, maar ook voor de omgeving. Bedrijven worden ook blij van functiemenging.”

De lector ziet daarnaast dat bedrijven steeds meer investeren in een groene omgeving. “Kijk naar Brainport Eindhoven. Daar snapt men dat het je in een versteende omgeving niet lukt om personeel te binden en te boeien.” Verdaas is het hiermee eens: “Ik heb onderzoek gedaan naar internationale toplocaties voor REOS, de Ruimtelijke Economische Ontwikkelstrategie. Daaruit blijkt dat bedrijven steeds meer belang hechten aan een hoogwaardige leefomgeving, waarbij duurzaamheid en circulariteit hoog in het vaandel staan. Als ze dat niet doen, verliezen ze de slag om talent.”

De combinatie van wonen en werken dient ook een sociaal belang. Kunnen hoger en middelbaar opgeleiden zich nog permitteren in een andere stad te werken dan waar ze wonen, voor lager opgeleiden is de nabijheid van werk harde noodzaak. Verdaas: “Je kunt hier als overheid doelgericht op sturen. Met subsidies en wetgeving kun je ervoor zorgen dat bedrijven kwetsbare werknemers plaatsen. Anders zijn die aangewezen op uitkeringen en dagactiviteiten.” 

Pen: “Bedrijven en beleggers moeten niet snel cashen en dan weer wegwezen, maar zich voor langere tijd binden aan een gebied.

Lager opgeleiden vinden op eigen kracht vaak wel werk in de oprukkende distributiecentra, die zich als ‘dozen’ over het land verspreiden. Deze ontwikkeling roept veel weerstand op, zoals bij Rijksbouwmeester Floris Alkemade. Verdaas: “Hier doet het dilemma opgeld tussen de nabijheid van banen voor kwetsbare mensen of een mooie ruimtelijke inpassing. Je kunt distributiecentra clusteren om het landschap zo min mogelijk aan te tasten, maar dan moeten werknemers verder reizen. Consumentengedrag weerspiegelt zich in de fysieke ruimte. We laten boodschappen steeds vaker thuis bezorgen. Dan moet je niet verbaasd zijn dat er ‘dozen’ in het landschap komen. Je kunt dat een beetje sturen met regie en randvoorwaarden, maar zo lang wij producten blijven bestellen, zal er sprake zijn van verdozing.”

Niet elk gebied volplannen

Pen doet daarbij een beroep op bedrijven en beleggers om zich te bekommeren om de kwaliteit van de woon- en werkomgeving en hier niet alleen de overheid voor te laten opdraaien. “Op hun sites en in hun jaarverslagen geven ze vaak hoog op over hun maatschappelijke betrokkenheid. Daar mag in de praktijk wel een onsje bij. Niet snel cashen en dan weer wegwezen, maar je voor langere tijd binden aan een gebied.” Daarbij moet de overheid volgens hem duidelijke beleidskaders stellen.

“Maar niet door elk gebied vol te plannen”, reageert Verdaas. “We moeten weer leren op verschillende schaalniveaus de aanwezigheid van onbestemde ruimte te accepteren. Daarmee kun je maximaal inspelen op behoeftes die we nu nog niet helemaal kunnen doorgronden. Niet elke kavel hoeft meteen een bestemming te hebben. Elke stad heeft schuifruimte nodig. Organiseer die bewust. Dat zou een revolutie zijn in ruimtelijk Nederland.”  

Cover: Cees-Jan Pen (l) en Co Verdaas (Foto: Jelmer Krom)


Cover: ‘cees en co’


simon kooistra pp

Door Simon Kooistra

Freelance journalist

Inge Janse - 2021 door Sander van Wettum (bron: Stichting Kennis Gebiedsontwikkeling)

Door Inge Janse

Voormalig adjunct-hoofdredacteur van Gebiedsontwikkeling.nu


Meest recent

sportcampus Zuiderpark, Den Haag door Menno van der Haven (bron: shutterstock)

Wat is goed in de ruimtelijke ordening?

De vraag ‘wat is een goede ruimtelijke ordening?’ wint aan gewicht nu we als samenleving meer ambities hebben dan er aan ruimte beschikbaar is. Alle reden voor een nadere reflectie, door hoogleraren Marlon Boeve en Co Verdaas.

Uitgelicht
Analyse

24 april 2024

Centrum Haarlem door Maykova Galina (bron: shutterstock)

Lokaal kijken naar de lange termijn, de visie en ervaringen van Willem Hein Schenk

In het boekje Sturen op Stadsarrangementen deelt architect Willem Hein Schenk de inzichten die hij verkreeg met zijn podcastserie de Haarlem Sessies. In een interview vertelt hij wat zijn belangrijkste lessen zijn: “Kijk naar de lange termijn”.

Interview

24 april 2024

Hoge Vucht, Breda door XL Creations (bron: shutterstock)

Een beter perspectief voor kansarme buurten, zo doet Breda dat

Het bieden van meer perspectief aan bewoners van kansarme wijken is geen sinecure. Lokaal kan daar het nodige voor gedaan worden, maar ook hogere overheden moeten meedoen. In Breda worden ze actief bij de problematiek betrokken.

Casus

23 april 2024