Polder Rijnenburg bij Utrecht door Joostik (bron: Wikimedia Commons)

Vijf randvoorwaarden voor de ontwikkeling van Utrecht Rijnenburg

26 februari 2021

7 minuten

Opinie Maarten Koning, gemeenteraadslid in Utrecht namens D66, is sceptisch over de bemoeienis vanuit de Tweede Kamer bij de ontwikkeling van de Rijnenburg-polder. "Zolang er geen enkel perspectief is op miljardenbijdragen vanuit het Rijk, is het zinloos te spreken over ‘aanwijzingen vanuit Den Haag’." Hij geeft vijf randvoorwaarden hoe Rijnenburg alsnog een succes kan worden voor mens én klimaat.

De 1.100 hectare grote polder Rijnenburg werd aan het begin van de 21e eeuw onderdeel van gemeente Utrecht, vanuit het idee dat er op den duur woningen gebouwd worden. Al enkele jaren na die gemeentelijke herindeling werd besloten dat de polder bebouwd kan worden met zo’n vijf tot zes nieuwe dorpskernen, in totaal slechts een paar duizend woningen. De opgave is niet van de grond gekomen, omdat er in de tussentijd plek gevonden werd voor tienduizenden woningen op andere plekken binnen de snel ontwikkelende stad. Dat er toen geen woning bijgekomen is in Rijnenburg, is overigens helemaal niet erg. Het zou een kolossale fout geweest zijn om veel grond te gebruiken om slechts een paar duizend woningen te bouwen.

Lage dichtheden

Om de bedachtzaamheid van het Utrechtse stadsbestuur voor bouwen in Rijnenburg te begrijpen, is inzicht in de bredere context van de regio nodig. Het imago ‘Utrecht als provinciestadje’ heeft de stad definitief afgeschud. Utrecht is de snelst groeiende stad van Nederland qua woningbouw, en daarbij is de druk op de woningmarkt sinds 2015 enorm gestegen. De aantrekkelijkheid van Utrecht als metropool is ongeëvenaard en de huidige groeistrategie blijft daar in de komende jaren aan bijdragen. 

Binnen de rode contour van de stad Utrecht is veel ruimte beschikbaar. De bestaande Utrechtse structuur kent namelijk relatief lage dichtheden. Er zijn er tal van verdichtingsmogelijkheden in alle wijken. Locaties zoals de Cartesiusdriehoek, het Stationsgebied (waaronder de herontwikkeling van de Jaarbeurs), Utrecht Science Park en de Merwedekanaalzone worden volop benut. Voor de komende jaren zijn er daarnaast grote nieuwe locaties nodig, zoals bij Lunetten-Koningweg en de A12-zone.

Rijpe tijd

In de afgelopen jaren leek de term ‘metropool’ het noodzakelijke frame te zijn om serieus geld uit Den Haag richting de grootste steden van het land te dirigeren. Terwijl vele honderden miljoenen schijnbaar moeiteloos hun weg vinden naar de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag (MRDH) en de Metropoolregio Amsterdam (MRA), is het voor Utrecht in de afgelopen jaren steeds moeilijk gebleken om aanspraak te maken op dergelijke grote infra-investeringen. Dit terwijl die noodzakelijk zijn voor de woningbouw, zeker aan de randen van de stad. Dat versterkt de noodzaak voor Utrecht om duidelijk te zijn over de langetermijnambities voor de ontwikkeling van onze regio. Rijnenburg kan hiervoor het fysieke sluitstuk zijn, omdat het de laatste grote polder is op het grondgebied van de gemeente.

We moeten een stadswijk ontwikkelen waarin vanaf dag één van de gebiedsontwikkeling de voorzieningen meegroeien met de wijk

De afgelopen drie decennia is Utrecht begonnen aan een enorme verstedelijkingsopgave waarin het groeit van een stad met één centrum naar een stad met meer centra. Op termijn zet die groei dusdanig door dat er meerdere ov-knooppunten nodig zijn. Dat Utrecht daarna door blijft groeien ligt voor de hand, maar de vraag is wel wanneer de tijd rijp is om de stap te zetten naar groei buiten de bestaande randen van de stad. Wanneer het zover is, kan ook Rijnenburg aan de beurt komen voor grootschalige ontwikkeling tot een stadswijk. Er moet nog bedacht worden hoe die wijk er dan idealiter uit moet zien.

Onbeschreven blad

Dat we nu nog niet toe zijn aan voluit bouwen in Rijnenburg is voor stedenbouwkundigen wel helder. Niettemin is het essentieel voor de beslissingen die we nu als stad maken voor de nodige miljarden aan infra-investeringen, dat we het perspectief hebben om op termijn toe te komen aan bouwen in Rijnenburg. Vandaar de noodzaak om nu na te denken over wat later nodig is voor die stadswijk van de toekomst.

Voor de bouw in Rijnenburg zijn sterke infrastructurele investeringen nodig - en daarmee geld vanuit Den Haag. De polder is, afgezien van de historische strokenverkaveling, een aantal boerderijen en tientallen woningen, een tabula rasa. Er zijn maar weinig plekken van zo’n omvang die daar na bebouwing goed uit zijn gekomen.

Juist vanwege het ontbreken van die bestaande structuur, moet er dus een goed plan liggen voor de aansluiting van Rijnenburg bij onder andere De Meern en Nieuwegein. Dit moet gebeuren vanuit een visie hoe de dorpen en de stad elkaar kunnen versterken, in plaats van in de weg te zitten. Zo wil je een bestaand centrum niet leegtrekken. Maar wie wil er in een wijk wonen waar geen goede voorzieningen te vinden zijn?

Dit toont de noodzaak om een stadswijk te ontwikkelen waarin vanaf dag één van de gebiedsontwikkeling, de voorzieningen meegroeien met de wijk. Een veel grotere sturende rol daarop van de overheid is nodig om te voorkomen dat het een autowijk wordt. Dat is een fundamenteel andere benadering dan in vinex-wijk Leidsche Rijn gebeurde, waar de onfortuinlijke eerste bewoners destijds nauwelijks voorzieningen hadden. Mede daarom zijn die bewoners, veel meer dan houdbaar en wenselijk is binnen een stad, gebruik gaan maken van de auto.

Binnenstedelijke herontwikkelingslocaties in Utrecht door Gemeente Utrecht (bron: Koersdocument Ruimtelijke Strategie Utrecht 2040)

Rode vlekken zijn harde planvoorraad, gele vlekken zijn zachte planvoorraad. Rijnenburg is de enorme polder in de zuidwestelijke hoek.

‘Binnenstedelijke herontwikkelingslocaties in Utrecht’ door Gemeente Utrecht (bron: Koersdocument Ruimtelijke Strategie Utrecht 2040)


Vijf randvoorwaarden

Om de toekomstige ontwikkeling van Rijnenburg tot een stadswijk te laten slagen, zijn er vijf randvoorwaarden. Voor het eindresultaat laten wij ons inspireren door geslaagde stadswijken zoals het GWL-terrein in Amsterdam, Vauban in Freiburg en Bo01 in Malmö.

1. Ga verder met het maken van een visie

Utrecht werkt momenteel aan een visie door een ontwerpstudie te maken, als vervolg op een ‘quickscan verstedelijking’ die onlangs is gepresenteerd. Wanneer landelijke politici de polder als een stadsontwikkelingslocatie ‘van nationaal belang’ zien, dan vereist dat plannen die verder gaan dan de platitude van ‘huizen bouwen’. Er zal jarenlang plannen aan vooraf gaan voordat er serieus met de ontwikkeling van Rijnenburg kan worden gestart. In Nederland zijn er talloze locaties die sneller en effectiever een antwoord kunnen bieden op het ledigen van de woningnood. Daarbij komt dat er financieel bijgedragen moet worden. Het eerste onderzoek wijst uit dat het dan gaat over miljarden.

Andersom werkt het overigens ook: politici en beleidsmakers in Utrecht zullen aan het idee moeten wennen dat het voor de hand ligt dat Rijnenburg - of dat nu al over tien jaar is of over pas dertig jaar - benut wordt voor stedenbouw.

2. Regel financiering

De door de mens opgeworpen snelwegen tussen Rijnenburg en de andere delen van de Utrechtse metropool moeten worden geslecht. Alleen zo kan Rijnenburg, ook in de beleving, aansluiten op de bestaande stedelijke structuren van Utrecht, Nieuwegein en IJsselstein, en onderdeel uitmaken van een metropool die binnen drie tot vier decennia zo groot is als Rotterdam.

Om dit te bewerkstelligen zijn investeringen in ordegroottes van honderden miljoenen nog veel te weinig. Hier gaat het over miljarden, terwijl er in de langetermijnplannen van het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) en het Nationaal Groeifonds nog geen euro voor gereserveerd is.

3. Organiseer een aansluitende stedelijke structuur

Voordat Rijnenburg serieus in beeld komt voor grootschalige woningbouw, moeten de omliggende stadswijken - aan de andere kant van de snelwegen - ook in de stedenbouwkundige structuur en beleving aansluiten. Dat betekent hoge dichtheden bouwen in Papendorp, een grote opgave in Nieuwegein Noord (de A12-zone), en intensiveren in Leidsche Rijn ten noorden van de A12 (bijvoorbeeld bij Strijkviertel). Om deze grootse opgave daadwerkelijk te laten slagen, moet nu concrete planvorming worden gestart om deze gebieden te verbeteren.

Het zinloos te spreken over ‘aanwijzingen vanuit Den Haag’, zolang er geen enkel perspectief is op miljardenbijdragen vanuit het Rijk

4. Bouw een duurzame stadswijk met voorzieningen

Rijnenburg is de laatste grote polder van de gemeente Utrecht met gigantische potentiële maatschappelijke waarde. Aan deze ruimte moeten we enorme ambities verbinden om te bewerkstelligen dat de toekomstige woonwijk duurzaam wordt, vol gemengde functies en uiteenlopende woonmilieus met betaalbare woningen, scholen, kroegen, huisartsen, en sport- en recreatiemogelijkheden. Rijnenburg zal een centrum moeten krijgen dat complementair is aan de omliggende gebieden, en daarvoor zijn hoge dichtheden nodig die de stadswijk ook duurzamer, veiliger en economische sterker maken. Verstedelijking hoeft niet het einde te zijn van al het groen. Ook stadsparken horen bij deze nieuwe wijk.

5. Faseer de ontwikkeling met ruimte voor energieopwekking

Er is een andere ruimtelijke opgave waaraan Utrecht haar bijdrage wil leveren: de energietransitie. Utrecht heeft in de afgelopen jaren de komst van een tijdelijk energielandschap in het noorden van de Rijnenburg-polder voorbereid, op initiatief van bijna alle Utrechtse politieke partijen. Uit ontwikkelingsstudies blijkt dat het uitstekend mogelijk is om dit energielandschap te realiseren, en daarnaast vanuit het zuiden en midden van de polder op enig moment te starten met de opgave voor een stadswijk. In het politieke debat blijft het verleidelijk om de schijnbare tegenstelling op te werpen tussen energie-opwekking en stedenbouw. Dat is een denkfout en het klopt niet. Door de tijdelijkheid van een energielandschap te benutten en een goed plan te maken voor gefaseerde stedenbouw, maken we het mogelijk om in de laatste grote polder van gemeente Utrecht voor zowel de energietransitie als de woningbouwopgave een oplossing te bieden.

Als we hoge ambities formuleren voor de genoemde vijf opgaven, dan kan Rijnenburg de droomwijk van de toekomst worden, en in de komende decennia een fantastisch thuis bieden aan vele tienduizenden nieuwe Utrechters. De vraagstukken waar we nu voor staan, komen onherroepelijk uit op de platte essentie van iedere gebiedsontwikkeling, namelijk: op welke wijze gaan we het financieren? Dus zo lang we nog geen beeld hebben van wat we in Rijnenburg precies willen doen, en zolang er geen enkel perspectief is op miljardenbijdragen vanuit het Rijk, is het zinloos te spreken over ‘aanwijzingen vanuit Den Haag’.


Dit artikel verscheen eerder op Stadszaken.nl en in ROmagazine 1-2 (januari-februari 2020), het maandelijkse vakblad voor de fysieke leefomgeving


Cover: ‘Polder Rijnenburg bij Utrecht’ door Joostik (bron: Wikimedia Commons)


Maarten Koning

Door Maarten Koning

Gemeenteraadslid Utrecht (D66)


Meest recent

sportcampus Zuiderpark, Den Haag door Menno van der Haven (bron: shutterstock)

Wat is goed in de ruimtelijke ordening?

De vraag ‘wat is een goede ruimtelijke ordening?’ wint aan gewicht nu we als samenleving meer ambities hebben dan er aan ruimte beschikbaar is. Alle reden voor een nadere reflectie, door hoogleraren Marlon Boeve en Co Verdaas.

Uitgelicht
Analyse

24 april 2024

Centrum Haarlem door Maykova Galina (bron: shutterstock)

Lokaal kijken naar de lange termijn, de visie en ervaringen van Willem Hein Schenk

In het boekje Sturen op Stadsarrangementen deelt architect Willem Hein Schenk de inzichten die hij verkreeg met zijn podcastserie de Haarlem Sessies. In een interview vertelt hij wat zijn belangrijkste lessen zijn: “Kijk naar de lange termijn”.

Interview

24 april 2024

Hoge Vucht, Breda door XL Creations (bron: shutterstock)

Een beter perspectief voor kansarme buurten, zo doet Breda dat

Het bieden van meer perspectief aan bewoners van kansarme wijken is geen sinecure. Lokaal kan daar het nodige voor gedaan worden, maar ook hogere overheden moeten meedoen. In Breda worden ze actief bij de problematiek betrokken.

Casus

23 april 2024