speelplein

Seminar Gezond Stedelijk Landschap

30 januari 2017

16 minuten

Het seminar Gezond Stedelijk Landschap is een coproductie van de Commissie Vakontwikkeling van de NVTL (Nederlandse Vereniging van Tuin – en Landschapsarchitectuur) en Architectuurcentrum Makeblijde | aMb. Het jaarprogramma 2016 van Architectuurcentrum Makeblijde | aMb, Keuzeverwantschap geheten, stond geheel in het teken van de ruimtelijke dimensie van gezondheid. Het breed opgezette integrale programma met lezingen, debatsessies en ontwerpend onderzoek naar de toekomstige (her)inrichting en (her)bestemming van de Molenzoom in Houten vanuit het gezondheidsperspectief is georganiseerd in samenwerking met de NVTL.

De vraag die centraal stond tijdens het seminar was: hoe kan de ontwerppraktijk als vliegwiel dienen voor de gewenste en noodzakelijke ontwikkelingen in een stedelijk en voor alles gezond landschap? Wat is het juiste beleid dat er gevoerd moet worden? 

Deskundigen en beleidsmakers op het gebied van gezondheid en ruimtelijke ordening gingen nader in op de veronderstelde noodzaak en mogelijkheden gezondheid te verbinden met de fysieke omgeving. Tevens werden de resultaten van het ontwerpend onderzoek Keuzeverwantschap gepresenteerd: jonge professionals van verschillende ontwerpbureaus onderzochten de mogelijkheden voor een transitie van een modale bedrijfslocatie met middelgrote kantoren - de Molenzoom in Houten – naar een gezonde stadswijk. 

Gezondheids als ontwerpopgave 

Hans Ligteringen, directeur van Architectuurcentrum Makeblijde | aMb, benadrukt in zijn openingspresentatie het belang van het thema gezondheid binnen de ruimtelijke ordening. Het ontwerpen van een gezonde leefomgeving is onlosmakelijk verbonden met de klimaatopgave de economie, het afval, de water–, voedsel–, energie– en transportsystemen te verduurzamen. Bovendien groeit het maatschappelijk besef dat er werk gemaakt moet worden van vraagstukken op het gebied van leefbaarheid, arbeid, zorg en sociale participatie. Vraagstukken die naast een ruimtelijke dimensie ook allen een gezondheidsaspect hebben. De ruimtelijke professionals staan volgens hem voor de uitdaging bij alle toekomstige ontwerpopgaves zich rekenschap te geven van de effecten die hun ontwerp zal hebben op de gezondheid van haar gebruikers. De grote vraag is hoe deze ambitie integraal gerealiseerd kan worden vanuit verschillende perspectieven op gezondheid en binnen de meest uiteenlopende ruimtelijke situaties en contexten. Dit zal naast verregaande, discipline– overstijgende samenwerking ook creativiteit in flexibele oplossingen vergen. Oplossingen die de tand des tijds in onze snel veranderende en innoverende wereld moeten kunnen doorstaan. Daarnaast moeten zowel overheid als ontwerpwereld anticiperen op het participatieve en integrale karakter van een nieuwe ontwikkelpraktijk rond de nieuwe omgevingswet die in 2019 van kracht wordt. Deze brengt nieuwe rollen voor investeerders, beleidsmakers, ontwerpers en directbetrokkenen. 

Ruimte voor gezondheid

Jelle Bennema van de NVTL wijst op de kansen die de sterke maatschappelijke aandacht voor gezondheid biedt voor het toekomstig ruimtelijk beleid en ontwerptrajecten naar een gezonde leefomgeving. Het thema gezondheid is op de politieke en maatschappelijke agenda geplaatst door aan de overheid gerelateerde instellingen als RIVM en GGD. Aan de landschapsarchitecten de taak dit samen fysiek vorm te geven. Vooralsnog moet men eerst elkaars taal leren spreken. De wereld van de ontwerpers en die van de gezondheid liggen nog te ver uit elkaar. 

Binnen de uitvoeringspraktijk kan gezondheid aan veel andere thema’s, zoals klimaat en milieu, gekoppeld worden. Dat kan ervoor zorgen dat het thema gezondheid toegankelijker wordt. Volgens Jelle spreekt je burgers gemakkelijker aan op iets concreets als gezondheid, dan zoiets abstracts als klimaat. Een gezonde leefomgeving vraagt van landschapsarchitecten een nieuwe rol als moderator tussen al die verschillende partijen en kennisgebieden die nodig zijn binnen interactieve planprocessen. 

Kansen voor gezondheid in de omgevingswet

Arthur van Iersel is senior-adviseur bij GGD GHOR Nederland en was eerder senior- beleidsmedewerker publieke gezondheid bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Van Iersel heeft een grote bijdrage geleverd aan het onderwerp gezondheid in de Omgevingswet. 

Het doel van de nieuwe omgevingswet, die naar verwachting eind 2019 zal worden ingevoerd, is al die verschillende regelingen (die nu nog verdeeld zijn in de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer, de Woningwet en de Waterwet) overzichtelijker bij elkaar te zetten, vanuit een samenhangende benadering. De wet moet een snellere en betere besluitvorming mogelijk maken met meer bestuurlijke afwegingsruimte voor met name lokale overheden. Gezondheid wordt in deze nieuwe wet in twee artikelen genoemd. De eerste keer bij maatschappelijke doelen (art 1.3): “(…) bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit.” En expliciet bij milieu & gezondheid (art 2.1): “(…) heeft betrekking op het beschermen van de gezondheid en milieu.”

Het begrip gezondheid behoeft volgens van Iersel enige toelichting, want iedereen heeft een eigen beeld van gezondheid. Dus waar spreken we over als we het over gezondheid hebben? Velen denken dat het met de levensverwachting te maken heeft en die wordt alsmaar beter. Maar we maken die extra jaren niet in goede gezondheid vol. Daarnaast is er een significant verschil in gezondheid tussen arm en rijk. 

De omgevingswet biedt (meer) mogelijkheden om de kwaliteit van de leefomgeving actief aan te pakken op het gebied van gezondheid, veiligheid, milieu en ruimtelijke kwaliteit. Eén van de kernpunten van de wet is de integrale aanpak bij plannen en projecten en de kans om gezondheid breder aan te vliegen. Niet alleen vanuit gezondheidsbescherming, maar ook vanuit gezondheidsbevordering en duurzaam welzijn. 

Gezondheidsbevordering is een combinatie van gezondheidsvoorlichting en omgevingsveranderingen die samen gezond gedrag en gezonde leefcondities stimuleren. Je moet mensen verleiden tot bewuste keuzes. Van Iersel pleit er dan ook voor ‘gezondheid’ vooraan in een ruimtelijk ontwikkeltraject te plaatsen, niet pas aan het einde als vrijwel alles al vastligt. 

Ruimtelijke oplossingen voor het stimuleren van gezond gedrag liggen op het vlak van: * meer bewegen door goede en veilige (langzaamvervoers-)verbindingen en voor iedereen bereikbare voorzieningen * sociale participatie: creëren van ontmoetingsmogelijkheden binnen een groene omgeving * realisatie van een veilige leefomgeving zonder stress, met goede woningen. Op de vraag of er een toets moet komen, net als de brandweer de brandveiligheid inspecteert, antwoordt van Iersel dat het niet nodig is zover te gaan. Wel komt er ter advisering een toolbox. 

Work hard, play hard

Het ontwerpcollectief startte dit ontwerpend Molenzoom-onderzoek met internet-based informatie over hoe een specifieke openbare ruimte niet alleen fysiek gebruikt wordt maar ook hoe zij beleefd wordt. Met behulp van verzamelde bewegingsapps-data maakten zij heatmaps: grafische kleurweergaven op basis van data. Deze tonen alle bewegingen op en om de Molenzoom, behalve die van de auto. Via een digitale enquête is werknemers die op de Molenzoom werken gevraagd naar wat zij zouden willen toevoegen aan de Molenzoom. Op basis van deze harde en zachte data werd binnen de context van dit specifieke project Keuzeverwantschap ruimte gecreëerd voor een variatie aan nieuwe functies zoals sporten en groenbeheer, die regelmatig sociale interactie teweegbrengen. 

Het ontwerpcollectief is daarbij uitgegaan van de dynamische definitie van gezondheid zoals arts-­‐ onderzoeker Machteld Huber deze heeft geformuleerd: “Gezondheid als het vermogen om je aan te passen en je eigen regie te voeren, in het licht van de sociale, fysieke en emotionele uitdagingen van het leven.” 

Het team vertaalde deze uitgangspunten bij het ontwerpen naar: 

  1. ruimte voor eigen regie 
  2. multifunctionele en gevarieerde Molenzoom 
  3. ontmoeting 

Gezondheid als uitgangspunt voor binnenstedelijke ontwikkeling vraagt een multifunctioneel programma voor de openbare ruimte. Een gezonde openbare ruimte begint bij preactivatie met activiteitenprogramma’s die een plek meer bekendheid geven en het gebruik ervan stimuleren. Met experimenten en onverwachte gebeurtenissen creëer je beleving en reuring en dit leidt uiteindelijk tot een continu gebruik van plekken waar bewoners en gebruikers zelf de regie voeren. 

Ruimtelijk beleid en gezondheid 

De vitaliteit van deze Vinex-stad Houten, net onder Utrecht staat al jaren hoog op de gemeentelijke agenda. Urgente vraagstukken als leegstand op de Molenzoom vragen inmiddels om onconventionele, drastische maatregelen. Hoewel de wethouder openstaat voor nieuwe ideeën benadrukt hij dat de gemeente trouw blijft aan het DNA van Houten, hetgeen betekent dat er geen grote infrastructurele ingrepen zullen plaatsvinden. “Wij houden het beperkt tot een kwaliteitsimpuls van de openbare ruimte. Voorzieningen als banken en picknicktafels in het groen van de Molenzoom en stroken inzaaien met bloemen is heel goed mogelijk.” Houten heeft zeker ook ambities op het gebied van gezondheid en heeft een riant uitgangspunt, ooit ontworpen door de stedenbouwkundigen: Houten heeft al een kilometerslange, groene beweegstructuur die intensief door de bewoners gebruikt wordt voor sport en ontspanning. “We willen het groen nog meer inzetten voor beweging en ontmoeting.” Daarmee zal niet alleen de stad vitaler worden, maar ook haar bewoners. 

Ruimte voor gezondheid

Volgens landschapsarchitect Hans Dekker vraagt de realisatie van een gezonde leefomgeving een herijking van verantwoordelijkheden van zowel overheid als ontwerpsector. 

Als de overheid wil dat mensen gezonder gaan leven, wonen en werken in plaats van achteraf herstellen van ziekte en aandoeningen vraagt dit een omslag in beleidsdenken. Hans pleit ervoor dat de overheid de voorwaarden moet scheppen om goed en gezond te kunnen leven. Gezondheid moet uit de gezondheidszorg, het moet een algemeen fenomeen worden. Waarom hebben we een hoofdstructuur voor verkeer en niet voor gezondheid? 

Ook van ontwerpers vraagt dit een andere rol die veel verder gaat dan het ontwerpen van een fysieke gezonde woon-­‐ en leefomgeving. Gezondheid vraagt immers ook aandacht voor toegankelijke zorg en/of sociaal-­‐culturele en economische participatie voor iedereen. Daarnaast moeten we niet vergeten gewoon ons ontwerpwerk goed te blijven doen. 

Hans Dekker: “Mijn eerste boodschap: pak het integraal aan. De tweede: ga door de schalen heen. Begin met het mobiliseren en enthousiasmeren van mensen om in actie te komen en kijk dan hoe je maatschappelijke organisaties en overheden laat aanhaken.” Iemand in de zaal legt de link met het implementeren van duurzaamheid, dat werkt ook als het leuk is. “We zijn er inmiddels achter dat we het beter leuk kunnen maken om te fietsen, dan te straffen als je met de auto gaat. Zo moet het ook gaan werken met gezondheid.” 

Gezondheid staat voor kwaliteit van leven. Dekker schets aan de hand van zijn protocol voor duurzame gebiedsontwikkeling in de Veenkoloniën hoe hij de rol van moderator op zich neemt in een allesomvattend integraal traject met interactieve programma’s voor zowel ruimtelijke planvorming als sociale en economische zelfredzaamheid en zelfontplooiing van burgers. Programma’s waarbinnen lokale netwerkinitiatieven, actieve burgers, maatschappelijke organisaties en overheden met elkaar verbonden worden richting een gezonde leefomgeving en gezonde leefstijl. 

De gezondheidsfabriek

Strootman stelt in zijn presentatie over zijn ‘Gezondheidproductiestraat’ dat buurten, wijken of steden niet ontworpen zijn om gezond of gezonder te leven. Met name het gemotoriseerde vervoer en daarmee samenhangende onveiligheid, lucht- en geluidsvervuiling hebben een sterke gezondheidsbelasting. Ironie wil dat veel ‘gezonde’ suburbs, de voormalige groene groeikernen en vinexlocaties gebouwd zijn voor intensief autoverkeer. 

De opgave om een omgeving gezonder te maken begint bij de vraag op welke manier ‘de kracht van natuur’, het gebruik van ecosysteemdiensten, het welzijn en de gezondheid van haar gebruikers kan verbeteren. 

Strootman neemt de systeemaanpak uit het project ‘Good Green is Golden’ van het bureau voor stedelijk onderzoek, ontwerp en landschap, De Urbanisten als uitgangspunt voor gewenste stedelijke ontwikkeling. Als eerste wordt geïnventariseerd welke mogelijkheden er liggen om oppervlakten op en rond gebouwen te gebruiken voor groenblauwe interventies om de waterhuishouding, luchtkwaliteit en biodiversiteit te verbeteren. Essentieel binnen deze aanpak is de berekening van de economische en maatschappelijke baten volgens de rekenmethode van TEEB-stad. TEEB staat voor the Economics of Ecosystems and Biodiversity. 

Binnen het eigen onderzoek naar de transformatie van het bedrijventerrein de Molenzoom worden wegen slim verlegd door samenvoegen van parkeerplaatsen om nieuwe ruimte te creëren. ‘Lege’ plekken in de openbare ruimte worden ingebreid met functioneel groen en nieuwe duurzame gebouwen voor meer differentiatie in het aanbod voor zowel wonen als bedrijvigheid. Gebouwen en hun directe omgeving zijn verbonden met de nieuwe groenblauwe infrastructuur en voorzien van applicaties voor duurzame energievoorziening. Voor alle (nieuwe en oude) baathouders als bewoners, gebruikers, bedrijven, verzekeraars en overheid worden de economische baten berekend. Deze kwantificering van de ingrepen kunnen precies de prikkel zijn die verdere economische ontwikkeling van het gebied nodig heeft. 

De zorgverzekeraar als motor voor gezonde ruimtelijke ontwikkeling

Brookman zoomt in op het maatschappelijke belang van de relatie tussen natuur en gezondheid dat volgens hem meer aandacht zou moeten krijgen in het zorgbeleid. Vanwege de toenemende zorgvraag en zorgkosten wordt preventie in de gezondheidszorg steeds belangrijker. 

Brookman stelt dat bewegen, verblijven en perceptie van natuur gezondheidsklachten helpt voorkomen. Natuur die begint in de directe omgeving als de tuin of aangrenzende groene openbare ruimte. Onderzoek wijst uit dat het percentage groen in de directe leefomgeving (per km2) een drastische vermindering van verschillende aandoeningen als migraine, depressiviteit, astma en diabetes tot gevolg heeft. Een bezoek aan, of het kijken naar natuur heeft ook een gunstige invloed op onze emotionele gesteldheid, slaap, concentratie, bloeddruk, sociaal gedrag, speelgedrag bij kinderen, herstel na ziektes en op cognitieve functies als plannen en het oplossen van problemen. Meer bewegen verkleint risico’s op hart en vaatziekten, overgewicht, dementie en verkleint de kans op darm-, borst- en baarmoederhalskanker. 

Voor de wetenschappelijk onderbouwing van de relatie tussen natuur en gezondheid verwijst Brookman naar Agnes van de Berg, onderzoekster en hoogleraar aan de Rijksuniversiteit van Groningen. Van de Berg stelt dat de heilzame werking van natuur gelegen is in de manier waarop mensen informatie verwerken. Kijken naar natuur is het kijken naar zich herhalende patronen (zogenoemde fractals). Dit vraagt minder inspanning bij het kijken en verwerken in de hersens wat een ontspannen gevoel geeft. Brookman wijst ook op de zogenaamde phytoncides, vluchtige stoffen die bij inademing ons immuunsysteem versterken. Brookman stelt dat er nog veel meer onderzoek nodig is om erachter te komen welke ingrediënten precies van invloed zijn op de gezondheid. 

De manier waarop De Friesland Verzekeringen met preventieve gezondheid bezig zijn, is uniek te noemen. Brookman: “We investeren in onderzoek en we proberen partijen aan elkaar te koppelen. Zorgverzekeraars zijn nu nog geheel gericht op zorg. Wij willen dat mensen een vitaal leven gaan leiden. Wandelen is het beste medicijn, zei Hippocrates al. Uiteindelijk scheelt het mensen ook in de portemonnee. Minder zorgkosten, betekent een lagere premie. Wij geven nu al premiekorting als iemand lid wordt van een natuurorganisatie.” 

Iemand uit het publiek vraagt hoe je doelgroepgericht kunt zorgen dat mensen niet alleen doordrongen raken van het belang, maar het ook echt gaan doen? Brookman antwoordt: “Door al op jonge leeftijd te beginnen met gezond leven. Wij moedigen aan te investeren in een vakleerkracht sport op de basisschool. We pleiten voor groene schoolpleinen, willen dat het groen teruggebracht wordt in de achterstandswijken. En we moeten iconen inzetten die de gezondheidsboodschap uitdragen. Zij kunnen ervoor zorgen dat gezonde keuzes maken deel uit gaat maken van het normale dagelijks leven.” 

Gezondheid, ruimte en beleid

Hanneke Kruize is onderzoeker Gezonde Leefomgeving bij het centrum Duurzaamheid, Milieu en Gezondheid van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Hoe kun je een leefomgeving gezond maken en hoe lokt deze omgeving uit tot gezond en duurzaam gedrag? Het Platform Gezond Ontwerp moet ervoor zorgen dat kennis over gezonde leefomgeving voor overheden beschikbaar komt. 

Kruize benadrukt de urgentie voor aandacht rond het thema ‘gezonde leefomgeving’ vanwege maatschappelijke en demografische ontwikkelingen: 

  • verstedelijking 
  • mobiliteitsdruk 
  • klimaatverandering 
  • vergrijzing 
  • meer chronisch zieken 
  • sociaaleconomische gezondheidsverschillen 
  • overgewicht door minder bewegen 
  • eenzaamheid & depressie 
  • duurzaamheidsvraagstukken en circulaire economie 

De eerste stap die gemaakt is, is het inventariseren van wat er allemaal op het gebied van onderzoek en kennis voorhanden is. In 2013 publiceerde het platform Gezond Ontwerp ‘10 typologieën voor een gezonde stad’ vanuit verschillende perspectieven op gezondheid, te weten: 1. de schone stad, 2. de veilige stad, 3. de klimaatadaptieve stad, 4. de bewegingsvolle stad, 5. de mobiele stad, 6. de groene stad, 7. de energie- & afvalrijke stad, 8. de voedingsrijke stad 9. de economische stad en 10. de sociale stad. 

De toenemende aandacht voor gezondheid, natuur en ruimtelijke ordening is niet nieuw, denk aan het bouwen van de tuinsteden in de vijftiger jaren van de vorige eeuw. Wat wel nieuw is, is dat in eerste instantie de aandacht voor het vraagstuk niet uit de stedenbouwkundige hoek komt, maar uit verschillende domeinen op het gebied van gezondheid en leefbaarheid. 

Kruize zoekt steeds meer de interactie op met ruimtelijke ontwerpers, omdat juist door de inrichting en gebruik van groen in de openbare ruimte gezondheidswinst te behalen valt. Problematisch is dat veel mensen die zich met het onderwerp bezighouden werken vanuit hun eigen domeinen. Hanneke pleit voor het bundelen van krachten, waarbij de verschillende partijen elkaars taal en werkwijze leren kennen. 

Kruize pleit ook voor nieuwe experimenten om goede voorbeeldprojecten te kunnen realiseren. “Vooralsnog weten we vaak niet wat een ingreep oplevert. Het effect op de gezondheid is lastig te meten. Het leerproces van samenwerking is op dit moment misschien wel belangrijker dan de uitkomst.” Een proces waar ook bewoners niet vergeten mogen worden. Gezamenlijkheid en gevoel van serieus genomen worden heeft een positief effect. Mensen moeten verleid worden tot gezond gedrag. Bepaalde groepen bereik je namelijk niet met de voorlichtingscampagnes. Ook moet er gezocht worden naar nieuwe verdienmodellen rond gezonde stedelijk ontwikkeling. 

De Molenzoom, een nieuw weefsel

Gezondheid vraagt in de visie van B+B een totale transformatie van de stedenbouwkundige opzet van steden. Het concept WHO ‘Supportive Environments’ vraagt een integrale benadering van zowel functionele, economische als sociale aspecten van een stedelijke omgeving. Bewegen en elkaar ontmoeten zijn de belangrijkste pijlers voor een gezonde leefomgeving. 

De grote opgave voor gebiedsbetrokkenen, overheid en ontwerpers is om binnen een bestaande stedelijke structuur gelijktijdig te zoeken naar mogelijkheden voor meer diversiteit in gebruik, schaal en beleving van gebouwen, groene openbare ruimte en infrastructuur. 

Door inventief (her)gebruik van restruimtes en/of het centreren of verplaatsen van parkeerplekken kan ruimte geschapen worden voor groenblauwe zones met (groene) interventies voor gekoppelde klimaatadaptatie en mitigatie. Een groenblauw netwerk met schone mobiliteitsvoorzieningen dat het gebied verbindt met het grotere stedelijk netwerk. 

Het clusteren van bedrijfsvoorzieningen, woningen en geconcentreerde faciliteiten voor sport en ontspanning binnen een parkachtige setting geeft de openbare ruimte de noodzakelijke vitaliteit door de aanwezigheid van verschillende gebruikersgroepen. Open plinten voor kleinschalige bedrijfsclusters versterken de relatie tussen binnen en buiten en transformeren het gebied naar een gezond en gevarieerd woonwerklandschap. 

De Maakbaarheid van een gezond stedelijk landschap

Dirk Sijmons verwijst naar het enigszins uit het zicht verdwenen principe van people-planet-profit en benadrukt dat we weer aandacht moeten gaan geven aan de profit-kant van het verhaal van duurzaamheid en gezondheid. Het meest urgente gevolg van klimaatveranderingen is het fenomeen van hittestress. We willen niet dat gebouwen uitgerust worden met energieslurpende airconditioning. Dat omslagpunt, daar staan we nu voor. Dit is door goed ontwerpen nog te voorkomen. “We moeten erop blijven hameren dat groen een essentieel vast gegeven is in de openbare ruimte. Ik wil waarschuwen voor een te analytisch verhaal. Je kunt gezondheidsopbrengst van groen niet altijd 100% meetbaar maken. Het is aangetoond dat slechts de helft van het aantal ziekenhuisopnamedagen nodig zijn als een patiënt uitzicht heeft op groen. Dit kun je doorvertalen naar de stad. Maar je bent geen rekenmachine, je kunt niet alleen maar alles op data baseren. Daarom is het belangrijk dat je als landschapsarchitect een visie ontwikkelt, waarom je iets doet.” 

Conclusies 

Samenvattend kunnen we zeggen dat de opbrengst van dit seminar voornamelijk ligt in het blootleggen van zowel de ambities als knelpunten bij het ontwerpen voor gezondheid. De twee werelden van gezondheid en ontwerpers moeten duidelijk nog naar elkaar toegroeien, elkaars taal leren spreken. Gezondheid is een alles omvattend begrip. Welke definitie ook gehanteerd wordt, op het moment dat we het begrip gezondheid loslaten op ruimtelijke ordening, moet er consensus zijn. Samen met kennisinstellingen en gezondheidsorganisaties zal een ruimtelijk idioom ontwikkeld moeten worden met verifieerbare effecten op gezondheid. Een set ontwerprichtlijnen met best practices kan handvaten geven en de ontwerper op weg helpen. Richtlijnen die in de praktijk getoetst moeten worden aan de meest uiteenlopende ruimtelijke situaties, verschillende sociaal-­‐ culturele contexten en lokale urgenties. Gezondheid is geen op zichzelf staande ontwerpopgave en zal geïntegreerd moeten worden in alle andere noodzakelijke opgaven als woningbouw, infrastructuur, herstructurering van bedrijventerreinen en klimaatvraagstukken. Voor klimaatingrepen moeten op verschillende schaalniveaus van straat, wijk of stad letterlijk ruimte gevonden of geschapen worden. 

Groen, water en/of technische milieu-innovaties op het gebied van energie of waterhergebruik kunnen alleen gerealiseerd worden als ze vooraan in de ontwerpketen worden geplaatst. Binnen het gehele maatschappelijke domein groeit het besef dat er meer aan gezondheidspreventie gedaan kan en moet worden. 

We zullen binnen- en buitenruimtes zodanig vorm moeten geven dat zij uitnodigen tot gezond gedrag. Hoe dat zal uitwerken is lastig te voorspellen, gezondheid raakt het persoonlijk leefdomein van het individu en die stelt zijn of haar eigen persoonlijke prioriteiten, die niet per definitie in lijn zijn met richtlijnen voor groen en bewegen. Daarom zal gezondheid voor ruimteprofessionals vooral moeten betekenen dat zij een fysieke omgeving helpen creëren die voldoende ruimte laat voor individuen deze naar eigen wens in te vullen en op eigen wijze te gebruiken. 

De landschapsarchitectuur zal zich opnieuw moeten uitvinden en zichzelf moeten gaan zien als een kleinere, maar gespecialiseerde schakel in het ontwerpproces. Cross-overs tussen landschapsarchitectuur, industrieel design, informatietechnologie en gezondheid zullen een steeds grotere rol gaan spelen. Dit vergt naast lef, zelfvertrouwen en een sterk communicatief vermogen een grote mate van flexibiliteit en vertrouwen in de andere partijen waarmee moet worden samengewerkt. Er zal gezocht moeten worden naar een nieuw even- en tegenwicht binnen de organisatie van ruimtelijke ordening. Een organisatie die gebruikmaakt van innovatieve, slimme concepten voor procesmanagement, moderatie, interactieve communicatie en decentrale planprocedures. Dit seminar is een goeie stap in die richting door met elkaar kennis te maken. Moge het de aanzet zijn geweest tot een succesvolle samenwerking. 

Bron: Architectuurcentrum Makeblijde



Cover: ‘speelplein’


Hans Ligteringen

Door Hans Ligteringen

Cultural planning and partnership


Meest recent

Fietsende dame, Leiden door Dutch_Photos (bron: shutterstock)

“Laten we de stad weer aantrekkelijk maken voor gezinnen”

Hoe zorgen we ervoor dat steden aantrekkelijk blijven om kinderen te laten opgroeien? “Gezinnen die in de stad willen wonen, hebben op dit moment geen betaalbaar alternatief.”

Verslag

26 april 2024

Jonge zakenmensen overleggen in creatief kantoor door G-Stock Studio (bron: shutterstock)

Een opvallende acceleratie, de creatieve industrie doet het goed in de regio

De creatieve industrie associëren we meestal met de grote steden, maar daar neemt de banengroei de laatste jaren af. Daarentegen doen de middelgrote steden het een stuk beter. Wat zit er achter deze autonome regionale spreiding?

Analyse

26 april 2024

GO weekoverzicht 25 april 2024 door Gebiedsontwikkeling.nu (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)

Dit was de week van de complete buurt

Dit was een week op Gebiedsontwikkeling.nu waarin de complete stadsbuurt centraal stond. Van de transformatie van het Utrechtse Wisselspoor via het naoorlogse stadsdeel Breda Noord naar de verdichting in het Haagse Bezuidenhout.

Weekoverzicht

25 april 2024