Verslag Schaars, niet passend bij de woonbehoeftes en stigmatiserend: de sociale woningbouw in Nederland staat onder druk. Maar er is ook hoop. Over die hoop ging een lezingenreeks bij de Rotterdamse Independent School for the City. Wat valt er te leren? Curator en architect Andrea Prins zet drie richtinggevende perspectieven op een rij.
Het is een open deur: er heerst een enorm tekort aan betaalbare woningen. Dat is niet uit de lucht komen vallen, maar het gevolg van decennialang beleid: het verwaarlozen van de sociale zaak ten gunste van de bouw van luxueuze woningen. Daarbij speelt ook een kwalitatief vraagstuk: de betaalbare woningen die wél gebouwd werden, kregen steeds uniformer plattegronden – terwijl de huishoudens juist diverser werden. Door de druk op de bouwbudgetten kromp bovendien het woningoppervlak. Er verscheen in veel steden een nieuw woningtype: micro-appartementen met een plattegrond als een hotelkamer, die – bovendien – in sommige gemeentestatistieken meetellen als ‘sociaal’. Tot zover de crisis.
Oplettende luisteraars
Maar zijn er ook hoopvolle ontwikkelingen? Dat vroeg ik me af toen ik dit voorjaar voor de Independent School for the City een lezingenreeks over sociale woningbouw mocht cureren. Fantastisch: drie avonden rond mijn persoonlijke stokpaardjes. De avonden waren veeleisend. Maar wat opviel – en dat geldt voor alle sessies: het publiek kwam niet alleen met genuanceerde vragen en goed geïnformeerde aanvullingen, er werd oplettend naar elkaar geluisterd. Het waren avonden die voorbij de verontwaardiging en het eigen gelijk gingen. Deze opzet van de School lijkt een recept te zijn voor een avond waarbij mensen met elkaar willen na-denken. En dat leidde mede tot een interessante inhoudelijke oogst – met perspectief voor de toekomst.
De eerste avond ging over de queeste naar betaalbare woningen mét goede, veelzijdig bruikbare plattegronden. Thema van de tweede sessie was de betekenis van de term ‘sociaal’ voorbij de stigmatiserende associatie met ‘behoeftig’. De laatste avond draaide om de wijdverspreide obsessie met de woningkoop. Uit de rijkdom van de aangereikte kennis tijdens de avonden kies ik hier drie (hoopvolle) perspectieven.
De kracht van rijke plattegrondtypologieën: ze zijn variabel en meervoudig bruikbaar
Ik ben niet de enige die vreest voor de kwaliteit van de sociale woningplattegrond, zo blijkt tijdens de eerste sessie. “De erosie is geen wonder,” zegt Fenna Haakma Wagenaar, hoofdontwerper bij de gemeente Amsterdam, “want niet één voorschrift in het Bouwbesluit eist plattegrondkwaliteit.” Het resultaat is een race to the bottom, zonder enige ruimtelijke ambitie. Haakma Wagenaar: “Noem het een fairness gap: sociale woningen werden hokken, terwijl overige appartementen alleen maar groeiden.” De plattegrond-uniformiteit komt ook door de alsmaar uitdijende technische ruimten, zo analyseert architect Job Floris: “Er blijft steeds minder ruimte voor typologische variatie in woningen. Techniek vermoordt de plattegrond.”

Met z’n drieën op 68 m2: het ontwerp van de woning omvat zowel een ‘bufferzone’ tussen de slaapkamers als een ‘jokerruimte’ – hier de loggia – als extra werk- of slaapplek en heeft meerdere plaatsingsmogelijkheden van het keukenaanrecht. Project START, Ivry-Sur-Seine.
‘Ontwerp woning Project Start’ (bron: STAR strategies + architecture)
De ervaringen in een nabij buitenland bewijzen dat het wel degelijk anders kan. In Beatriz Ramo’s project in Ivry-Sur-Seine (een van de voorsteden van Parijs) zijn de ruimtelijk rijke plattegronden springlevend. En ze zijn nog betaalbaar ook. De compactheid van de sociale woningen komt door een slimme ruimte-organisatie: zo kort mogelijke gangen bieden gelijktijdig ruimte voor opslag of een extra werkplek. De kamers zijn ook onderling verbonden waardoor meerdere routes door de woning ontstaan. En door lange, diagonale zichtlijnen lijken de woningen groter dan ze zijn. Even slim is gezorgd voor maximale gebruiksflexibiliteit met behoud van privacy voor de enkele bewoner. Zo liggen slaapkamers niet pal naast elkaar – zoals gebruikelijk in Nederland – maar zijn gescheiden door een ‘bufferzone’: een gang met opslag of badkamer. Zo woon je ook nog fijn met elkaar als je kind een nacht-minnende puber wordt. De kracht van rijke plattegrondtypologieën: ze zijn variabel en meervoudig bruikbaar.
Politiek ontwerpen
Sieben euro pro Quadratmeter: dat is de maximale sociale huurprijs in Wenen. Wat je daarvoor naast gebruiksflexibele woningen zoals in Parijs kunt krijgen: juist specifiek ontworpen flats voor singles, gezinnen, woongroepen en alles er tussenin. Met daarin ‘joker-units’ voor gescheiden ouders, klimruimte voor de kids en een zwembad in je woonblok – bedenk het maar en in Wenen bestaat het. ‘Mixcity’ heet het concept achter woonomgevingen met volop gemeenschappelijke ruimten én een grote zorg voor flora en fauna, vertelt architect Bernd Vlay tijdens de tweede avond. “Mixcity betekent ook: geen huisvesting alleen voor de lagere klasse.” Ook mensen met een hoger inkomen, die een kwalitatief goede woning zoeken voor een redelijke prijs, kunnen er wonen. ‘Sociaal’ die voorbijgaat aan ‘behoeftigheid’: in Wenen is sociale huisvesting een collectieve, sociaal-politieke prioriteit.

Gebruiksflexibele plattegronden door gelijkwaardige kamers en een keur van gezamenlijke ruimten.
‘Project Sonnwendviertel 1’ (bron: StudioVlayStreeruwitz.)
Mogelijk is dit – verkort geformuleerd – omdat ontwikkelaars en architecten in de Oostenrijkse hoofdstad sámen aan projectcompetities werken. Woon- en duurzaamheidsdoelen van de gemeente zijn daarbij bindend. Dat dwingt ontwikkelaars tot inventiviteit. Goede sociale huisvesting vereist dus andere processen dan in Nederland. Het tweede verschil: in Wenen wordt sociale woningbouw gesubsidieerd, hier subsidiëren we huiseigenaren (hypotheekrenteaftrek), terwijl woningcorporaties vennootschapsbelasting betalen. De Nederlandse on-sociale woningbouw is dus een politieke keuze.
Het goede nieuws: keuzes kunnen veranderen. “Nodig zijn activistische architecten,” zegt Wouter Vanstiphout, decaan van de School en partner van Crimson, tijdens het aansluitende publieksgesprek: “We moeten gaan staken!” “Laten we beginnen met meer gemengd toewijzen,” reageert Anne-Jo Visser, directeur van de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties. Door het ‘passend toewijzen’-beleid van woningen aan ‘passende’ inkomens ontstonden concentraties van mensen met sociaaleconomische problemen. Visser: “Terug naar gemengde wijken!”
Woongeletterdheid
In de derde en laatste bijeenkomst ging het over de ultieme droom: een koophuis. En dat verandert niet, ook al zorgt kopen voor veel ellende. Eén onvoorziene gebeurtenis – baanverlies, scheiding, gokkende bankiers als in 2009 – en mensen zitten in de schuldenval. Dat we desondanks verk(n)ocht zijn aan het kopen, heeft een onderliggend systeem als oorzaak, legt Nicolas Bernard (Hoogleraar rechten Universiteit Saint-Louis Bruxelles) uit. Want het komt de politiek erg goed uit. “Mensen werken steeds meer om de hypotheekkosten voor steeds grotere woningen te kunnen betalen. Er is weinig tijd voor solidariteit met anderen.” Sinds de jaren 20 van de vorige eeuw geldt wooneigendom (van arbeiders) als remedie tegen de dynamiek van sociaal protest. Conservatisme en bouweconomie profiteren.
Velen zijn onbekend met alternatieven, maar ze bestaan: betaalbare woningen als gezamenlijk project. Coöperaties zijn allang geen louter idealistische, elitaire praktijk meer voor de happy few, zegt architect Andrea Verdecchia. “Inmiddels is er is een pool van experts. Deelnemers zijn van alle levensfasen, je hoeft niet meer over zeeën van tijd te beschikken.” Het klinkt, alsof coöperaties dé sociale woningbouwoplossing van de 21e eeuw zijn: betaalbaar, solidair en voor iedereen. Een open vraag blijft: hoe kan kennis over alternatieven doordringen, als kopen zo in de haarvaten van onze maatschappij zit? Hoe vergroot je woongeletterdheid?

Woningen voorbij het kerngezin en als collectief eigendom.
‘Project De Nieuwe Meent, Amsterdam.jpg’ (bron: Ioana Enescu / Time to Access)
Creativiteit ten bate van werkelijk sociale woningbouw gaat verder dan een briljant ontwerp, zo maakte het drieluik in Rotterdam duidelijk. Nodig is het herontwerpen van processen, regelgeving, subsidies en (grond)politiek, dus het veranderen van de systemen die betaalbaar wonen nu in de wurggreep houden: vereenvoudigen van samenwonen, afschaffen van de vennootschapsbelasting voor corporaties, zorgen voor goedkope grond voor corporaties en coöperaties. “Kunnen architecten hun vak nog wel uitoefenen?” vroeg Merel Pit, hoofdredacteur van de Architect, zich laatst in een editoriaal af. “Of worden de marges […] te klein om nog woonkwaliteit te kunnen leveren?” De sessies laten zien: architecten kúnnen het, samen met gemeenten! Want gemeentepolitiek, zoals in Parijs, Wenen en (deels) Amsterdam, is de sleutel. Gemeenten kunnen kiezen om investeerders in een proces leidend te laten zijn of de woningkwaliteit, om voor een cultuur van grond-uitverkoop te gaan of voor erfpacht. Gemeentes, wees eigenwijs en zet in op wonen voorbij de markt.
Om te slagen, heb je zichtbaarheid nodig, in het publieke domein, in de media
Omdat gemeenten aanvullende kwalitatieve eisen kunnen stellen, zijn zij degenen die tussen de mens en het barre minimum staan dat het Bouwbesluit toestaat: smalle eenkamer-units van achttien vierkante meter, opgehokt naast elkaar aan een lange corridor met eindeloos veel deuren. Maar ook met een eigenwijze gemeente als Parijs of Wenen aan je zijde gaat het niet als vanzelf. Nodig is een architect of supervisor die voor kwaliteitsambities blijft vechten. Iemand, die “de meest-gehate-persoon-van-het-project durft te zijn – niet slechts voor één vergadering, maar voor jaren,” zegt Ramo. “Maar zelfs dat is niet altijd genoeg. Om te slagen, heb je zichtbaarheid nodig, in het publieke domein, in de media.” Fijn om te horen dat journalistiek soms helpt.
Wilt u reageren op dit artikel of een gastbijdrage voor Gebiedsontwikkeling.nu schrijven over een ander onderwerp? Bekijk dan hier de mogelijkheden.
Dit artikel is een licht verkorte versie van een artikel geschreven voor de Independent School for the City.
Cover: ‘Back to School with Andrea Prins, een beeld van de avond op 28 januari 2025’ door Maarten Laupman (bron: Rotterdamse Independent School for the City)