Gemeenschappelijke moderne zakelijke wolkenkrabbers, hoogbouw, architectuur die naar de lucht stijgt, zon. door Wang An Qi (bron: Shutterstock)

"Torens zijn in Utrecht altijd onderdeel van een groter bouwblok"

29 maart 2022

10 minuten

Persoonlijk Voor het project Sensing Streetscapes sprak Hogeschool van Amsterdam-onderzoeker Frank Suurenbroek met Marlies de Nijs, senior stedenbouwkundige bij de gemeente Utrecht. Zij vertelt over de Utrechtse manier van stadmaken met hoogbouw achter de coulissen van levendige plinten.

Je ging twintig jaar geleden in Utrecht aan de slag. Wat voor soort praktijk trof je op dat moment aan?

Interessante vraag. Destijds was de praktijk anders dan op dit moment. Twintig jaar geleden stond één groot project centraal, dat inmiddels bijna klaar is: de uitbreiding van Leidsche Rijn. Daarnaast deden we meerdere projecten in de rest van de stad. Ik werkte bijvoorbeeld aan Galgenwaard, waar we torens hebben gebouwd om het stadion mogelijk te maken. Later werd stadsvernieuwing belangrijker. Zoals in Hart van Hoograven, waar we woningen toevoegden om meer mix in de wijk te krijgen. En Centrum Kanaleneiland, waar we een nieuwe as door de wijk legden om met zoveel mogelijk nieuwe woningen carrières mogelijk te maken voor mensen die al in de wijk woonden.

Marlies de nijs door Gemeente Utrecht (bron: Gemeente Utrecht)

‘Marlies de nijs’ door Gemeente Utrecht (bron: Gemeente Utrecht)


Deze projecten werden niet vanuit één groot centraal plan gerealiseerd. Het was ook de tijd van de vraag of de gemeente de markt moest faciliteren. Dat deden we als gemeente ook al, terwijl we naar duidelijke kaders zochten. Verder stond de auto eigenlijk in alle projecten centraal: als je binnen je stedenbouw de parkeerproblemen oploste, was je al een heel eind.

Dat is gedurende de jaren veranderd?

Misschien niet eens gedurende de jaren, eigenlijk tamelijk plotseling. Ik denk dat Tivoli Vredenburg heeft geleid tot een soort karakterverandering van de stad. We waren een kleinere stad, we werden één van de grotere steden. Ik voelde het begin van een schaalsprong in de stad. We hadden een bestuur met GroenLinks en D66, die het niet meer over auto’s had, maar over fietsers en zelfs over voetgangers en plinten.

Onze opdracht werd heel anders: verzin een hoogstedelijk gebied midden in het centrum, maak het heel gezond, heel duurzaam en ga uit van de voetganger. Dat was vijf jaar daarvoor niet denkbaar geweest. Toen hadden we in de Kanaalzone nog discussies over grondgebonden woningen. Echt forse discussies. Dat kan nu niet meer: relatief gezien is Utrecht de snelst groeiende stad van Nederland. Wij moeten tot 2040 binnenstedelijk zestigduizend woningen proberen te realiseren.

Je hebt een enorme sprong in het denken over de stad meegemaakt. Maakt dat je werk als stedenbouwer interessanter?

Ja, veel spannender. Wij hoorden in Utrecht opeens van onze bestuurders: wij willen bouwen aan een gezonde stad. Daar moesten we echt enorm over nadenken. Wat bedoelden ze daarmee? We zijn erover met hen in gesprek gegaan. Mijn vertaling was: ze willen vooral een stad die goed is voor de mensen die er wonen en waarin de mens centraal staat. Die ambitie noemen ze dan gezonde stad. En duurzame stad. Een gigantische ambitie. Dat is vreselijk leuk om aan te werken.

Utrecht is niet bij uitstek een hoogbouwstad

We hebben het helemaal niet meer over parkeren, integendeel. De stad heeft de sprong gemaakt van auto naar voetgangers en fiets, vooral aangejaagd door het duurzaamheidsdenken. Utrecht heeft het grootste station van Nederland en het stationsgebied van tien hectare is onderdeel van de stad geworden. Als je dáár niet kunt inzetten op openbaar vervoer, kun je het nergens.

Bij de verdichtingsopgave speelt hoogbouw een belangrijke rol. Wat zijn inspirerende voorbeelden voor jou?

Er zijn veel voorbeelden van hoogbouw en gebieden met hoge dichtheid. Goede voorbeelden, slechte voorbeelden. Utrecht is niet bij uitstek een hoogbouwstad. Hoogbouw is in de stad nooit een doel op zich geweest. Toevallig heb ik een aantal projecten begeleid. De torens langs stadion Galgenwaard, de torens voor studentenhuisvesting van City Campus MAX en wat torens bij de Rabobank. En toen moesten we die hele hoge dichtheid in het Stationsgebied gaan maken. Daarvoor hebben we ook naar andere steden gekeken.

Het belangrijkste voorbeeld vind ik het Wijnhavenkwartier in Rotterdam van Kees Christiaanse, dat ik ook aan de gemeenteraad heb laten zien. Interessant vind ik dat daar een soort vijf-, zeslaagse stedelijke laag is ontstaan die contact heeft met de straat. De hoogbouw staat er middenin en raakt de straat eigenlijk niet. Ik ben ervan overtuigd dat dat principe werkt.

Bij onderzoek in Nederland zag ik: je moet hoogbouw onderdeel maken van bouwblokken en naar achter leggen. Na dit onderzoek ben ik naar Midtown in New York gegaan, omdat ik dacht: daar gebeurt dit al. De New Yorkse zoning regulations leiden tot bouwblokken die laag aan de randen en hoog in het midden zijn. Op straat is het, net als in het Wijnhavenkwartier, helemaal niet zo hoog. De echte hoogte ligt in het midden. Dus is die hoogte nu zo boeiend? Nee, eigenlijk niet. Boeiend is het stuk dat raakt aan de straat.

Wat is een ideale hoogte in Utrecht?

Dat hangt heel erg van de context af. Waar zit je in de stad? Drie verdiepingen lijkt mij een beetje laag. Tegenover een station kun je denken aan zes, misschien wel acht lagen, dat is logisch. Daarnaast heeft het ook te maken met de breedte van de gebouwen. Is dat een prettige maat? Dat moet je onderzoeken en testen, ook in relatien met de openbare ruimte.

Als je de schaalsprong van Utrecht relateert aan de identiteit van de stad, wat is dan de Utrechtse maat?

We zijn heel erg bezig met de identiteit van Utrecht. Een referentie die wij veel horen en ook zelf veel gebruiken is uiteraard de Oude Gracht, ons meest succesvolle straatprofiel. De Oude Gracht is om meerdere redenen interessant. Dat heeft te maken met een relatieve fijnmazigheid. Het zijn gewoon panden naast elkaar.

Het heeft ook heel erg te maken met eigenaarschap. Iemand is daar eigenaar van een pand en maakt daar een winkel in. Na een aantal jaar verkoopt hij de winkel en wordt iemand anders eigenaar. De Utrechtse ondernemers geven gezicht en gevoel aan zo’n gebied. Er zit veel detail in, het is niet in één keer gebouwd. Veel Jane Jacobs-achtige aspecten vind je daar terug en het is zelfs nog gelaagd, rustig aan de werf en heel levendig op straat.

Traditionele huizen aan de Oudegracht in het centrum van Utrecht, Nederland. door Olena Z (bron: Shutterstock)

‘Traditionele huizen aan de Oudegracht in het centrum van Utrecht, Nederland.’ door Olena Z (bron: Shutterstock)


Ons prototypische bouwblok bestaat uit een stedelijke laag van zes of acht verdiepingen. De hoogbouw ligt altijd naar achteren. Als je op straat loopt en je kijkt met een hoek van 50 graden omhoog, dan zie je de toren helemaal niet. De toren is niet zo belangrijk als je op straat loopt. Wel belangrijk is dat de plint heel leuk is, dat daar van alles gebeurt. Uit de referentie van de Oude Gracht halen we ook dat we in dat blok losse panden kunnen maken. Dat kan gekunsteld lijken, maar dat heeft een reden: we willen het Utrechts maken. We willen dat het van mensen is, de toren is straks van een belegger. Die zit in Zwitserland, in Qatar of in Nederland. Die is vooral gebaat bij de huuropbrengsten van de toren. De eigenaren van de losse panden willen daarentegen dat het leuk wordt op straat. Dat is het kapitaal om Utrecht gevoel te geven. Zo maak je identiteit, denken wij.

Wat voor soort programma zit er in die toren?

We mixen op alle fronten. In het stationsgebied bijvoorbeeld hebben we ingezet op een gebied waar álles is. Waar je kantoren hebt, maar ook wonen. Waar je niet alleen in kantoren, maar ook in ateliers kunt werken. Waar je zo divers mogelijk kunt wonen. Daar sturen we op.

Wij hebben gezegd: hoogbouw doen we nooit solitair

In de omgevingsvisie hebben we ook opgeschreven dat we zelfs binnen een bouwblok delen apart willen uitgeven. Een deel van een bouwblok wordt dan bijvoorbeeld door een grote ontwikkelaar ontwikkeld, een deel door een kleine ontwikkelaar, en deel door een bewonersgroep die zelf hun opdrachtgever willen zijn voor hun appartementen. Daarmee maken we het ons heel moeilijk, want dat kost veel tijd en is heel ingewikkeld.

Is hoogbouw op zichzelf mogelijk in Utrecht?

Nee, dat gaan we niet doen. Wij hebben gezegd: hoogbouw doen we nooit solitair. Dus altijd als onderdeel van een bouwblok. Nooit een toren alleen. Het goede van Midtown in New York is, dat die torens niet alleen staan, ze zijn altijd onderdeel van een groter bouwblok.

Hoeveel hoogbouw heb je nodig om een ensemble te krijgen dat werkt?

Goede vraag. In het Stationsgebied staat al een aantal hoge torens. Het stadskantoor van 90 meter hoog en de Rabobank-torens. Daar vlakbij ontwikkelen we een nieuw gebied van tien hectare. We hebben gedacht: dat moet één gebied worden. We doen dat door met dezelfde bouwhoogtes te werken: 90, 75, 45, 25 meter. Met de bestaande torens in de omgeving ontstaat een ensemble van in totaal een stuk of twintig torens. Omdat we al met hoogbouw waren begonnen heeft dit nauwelijks tot discussie geleid.

Stedenbouwkundig plan: gebouwhoogtes door PHOTOCREO Michal Bednarek (bron: Shutterstock)

‘Stedenbouwkundig plan: gebouwhoogtes’ door PHOTOCREO Michal Bednarek (bron: Shutterstock)


Bij de Merwedekanaalzone zie je getraptheid in bouwhoogte: hoog aan de Europalaan en lager aan het Merwedekanaal. In hoeverre zitten er dat soort principes in het Stationsgebied?

In het Stationsgebied liggen de torens meer gespreid over het plangebied. Zonder deze duidelijke hiërarchie. We relateren de effecten van hoogbouw natuurlijk wél aan de belangrijke plekken in het gebied, zoals het Jaarbeursplein. Daar willen we een heel goed stadsplein van maken. Het is van belang dat de zon op de goede plekken komt. Daar letten we heel goed op, maar op een andere manier dan met de getraptheid van het Merwedekanaalzone.

Als deze bouwblokken achter elkaar staan en je kijkt vanuit het station, ervaar je dan een vrij lange boulevard of toch een stedelijke straat?

Er komt een lange route vanuit ons plangebied naar het Merwedekanaal, door het gebied van de Jaarbeurs. We hebben de afgelopen jaren met succes geprobeerd om daar een zo normaal mogelijke straat van te maken. We denken dat straten zo gemengd mogelijk moeten zijn, voor zoveel mogelijk doelgroepen. De Jaarbeurs had vroeger een interne straat, dus dat was eigenlijk een gebouw. We maken nu een open route. Als het heel druk is alleen voor voetgangers, als het minder druk is ook voor fietsers. Dat vind ik heel belangrijk.

Hoe creëer je voldoende groen en openbare ruimte in hoge dichtheid?

In het stationsgebied is groen hard nodig. Daarnaast maken we op de daken van de stedelijke blokken groene, collectieve parken, waar bewoners elkaar gaan ontmoeten. In de binnenterreinen van de blokken zelf gaat dat maar heel beperkt lukken, die zijn daarvoor te klein. We voegen op niveau een extra laag toe. Dat is nieuw en nemen we heel serieus in de plannen op.

Mensen blijven zeven keer langer op een plek als de plint prettig voelt

Geprivatiseerde, collectieve buitenruimtes met een enorme kwaliteit helpt bij community-vorming en het tegengaan van eenzaamheid. Dat is goed voor de bewoners. Maar we moeten wel voorkomen dat mensen niet meer op straat komen.

Zijn er naast Vancouver en New York andere inspirerende voorbeelden voor Utrecht?

We vragen iets ingewikkelds: we willen uitnodigende plinten met heel veel functies. Jan Gehl heeft gezegd dat mensen zeven keer langer op een plek blijven als de plint prettig voelt. Dat heeft niet alleen met functies te maken, maar ook met aanraakbaarheid. Dat wordt nog een uitdaging. We kennen interessante voorbeelden, bijvoorbeeld het Groothandelsgebouw in Rotterdam. Dat is groot, maar heel gedetailleerd. Het heeft zowel de kleine schaal als de grote schaal en is nog steeds een prachtig voorbeeld.

Daarnaast speelt een interessante vraag: welke rol kan groen spelen? Kan groen meehelpen om een gebied van mensen te maken? Dat gaat ook over de intermediaire zone. In het stationsgebied hebben mensen geen achtertuinen, dus die gaan op de stoep zitten, als we hen daarvoor de ruimte geven. Behalve die groene daken, geven we elk bouwblok een eigen plint en de functie daarvan moet specifiek zijn en dat is een behoorlijke inrichtingsopgave.

Dakterrassen in de stad. door Jinjian Liang (bron: Shutterstock)

‘Dakterrassen in de stad.’ door Jinjian Liang (bron: Shutterstock)


Hoe actief of levendig kan je een plint maken?

Dat is niet makkelijk. Wonen op de begane grond is iets wat we ons voor kunnen stellen, maar je moet het wel goed doen. Als mensen achter een gevel met glas tot de grond wonen, gaan ze daar gordijnen ophangen. Maar als je daar wat dekking ontwerpt, een kleine voorruimte, een intermediaire zone, dan werkt het wel. En als er dan ook een bankje voor de gevel staat, dan kan daar interactie ontstaan. Daarnaast is er in Utrecht een grote vraag naar creatieve bedrijvigheid. We zijn nu aan het onderzoeken of we dat kunnen inzetten, waarbij we wel moeten nadenken over welke grondprijs je kunt rekenen.

De binnenstad van Utrecht barst een beetje uit z’n voegen. We hebben het nu over het nieuwe centrum en dat is ínclusief het stationsgebied. Sommige functies zitten in de binnenstad, andere programmeren we juist aan de andere kant van het station. Zo introduceren we een soort polariteit die interessant kan zijn. Als je veel grote functies bij elkaar hebt dan moet je dat combineren met veel kleine functies, zoals wonen. Dat moet een mix zijn van oud en nieuw, van duur en goedkoop. Want daarmee krijg je diversiteit. Daar ben ik van overtuigd.

Voor het onderzoeksproject Sensing Streetscapes maakten Frank Suurenbroek en Gideon Spanjar een booklet waarin zij en andere experts het belang van de menselijke maat in de verdichte stad analyseren. Het interview met Marlies de Nijs is daarin ook opgenomen.


Cover: ‘Gemeenschappelijke moderne zakelijke wolkenkrabbers, hoogbouw, architectuur die naar de lucht stijgt, zon.’ door Wang An Qi (bron: Shutterstock)


Frank Suurenbroek door Fotograaf (bron: LinkedIn)

Door Frank Suurenbroek

Professor of Spatial Urban Transformation / Lector Bouwtransformatie, Amsterdam University of Applied Sciences / HvA


Meest recent

Fietsende dame, Leiden door Dutch_Photos (bron: shutterstock)

“Laten we de stad weer aantrekkelijk maken voor gezinnen”

Hoe zorgen we ervoor dat steden aantrekkelijk blijven om kinderen te laten opgroeien? “Gezinnen die in de stad willen wonen, hebben op dit moment geen betaalbaar alternatief.”

Verslag

26 april 2024

Jonge zakenmensen overleggen in creatief kantoor door G-Stock Studio (bron: shutterstock)

Een opvallende acceleratie, de creatieve industrie doet het goed in de regio

De creatieve industrie associëren we meestal met de grote steden, maar daar neemt de banengroei de laatste jaren af. Daarentegen doen de middelgrote steden het een stuk beter. Wat zit er achter deze autonome regionale spreiding?

Analyse

26 april 2024

GO weekoverzicht 25 april 2024 door Gebiedsontwikkeling.nu (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)

Dit was de week van de complete buurt

Dit was een week op Gebiedsontwikkeling.nu waarin de complete stadsbuurt centraal stond. Van de transformatie van het Utrechtse Wisselspoor via het naoorlogse stadsdeel Breda Noord naar de verdichting in het Haagse Bezuidenhout.

Weekoverzicht

25 april 2024