Analyse Prachtige voorbeelden van vooruitstrevende, natuurinclusieve projecten zijn er genoeg. Maar hoe blijft het niet alleen bij prestigeprojecten en wordt natuurinclusiviteit structureel onderdeel van reguliere project- en gebiedsontwikkelingen? Wageningse wetenschappers maakten een brochure met handvatten voor overheden en gebiedsontwikkelaars.
In de Omgevingswet en het Besluit bouwwerken leefomgeving zijn veel eisen voor nieuwe gebieden en gebouwen al vastgelegd. Maar naast het integreren van nest- of rustplaatsen voor beschermde diersoorten, zijn natuurinclusieve eisen nog niet tot in detail gedefinieerd. Zelfs een van de weinige eisen dreigde onlangs nog de shredder in te gaan toen demissionair minister Volkshuisvesting Mona Keijzer de verplichting om nestkastjes te integreren bij nieuwbouwprojecten onnodig achtte. Natuurinclusieve maatregelen – groene daken, gevels, nestkastjes of wadi’s – zijn dus vaak het initiatief van gemeenten, ontwikkelaars en ontwerpers. Er zijn vele vooruitstrevende voorbeelden, zoals de nieuwe groene wijk Wickevoort waar zowel dieren als bewoners uitgenodigd worden van het groen gebruik te maken, of het World Food Centre in Ede, waar groen de overhand neemt.
Vroeg meenemen
Koplopers genoeg, maar een structurele inpassing van natuurinclusieve ingrepen blijkt in de praktijk nog niet ontwikkeld. Een poging om houvast te bieden kwam in 2023 van gebiedsontwikkelaar Synchroon met een checklist voor natuurinclusief ontwikkelen. Ook is er de publicatie ‘Natuurinclusieve gebiedsontwikkeling’ van nai010. Deze publicaties hebben gemeen dat ze aansporen om de natuurvriendelijke ingrepen al vroeg in het ontwikkelproces mee te nemen in plaats deze als een sluitpost te zien. Een integrale aanpak ontbreekt echter om natuurinclusief bouwen structureel te verankeren in alle lokale ontwikkel- en bouwprocessen.
Maak de goede keuze: welke bouwopgave op welke locatie is kansrijk om natuurinclusief in te vullen
Ook onderzoekers van Wageningen University and Research (WUR) doen een duit in het zakje. De onlangs verschenen brochure ‘Natuurinclusief Bouwen: voorbij bevlogenheid’ biedt professionals handvatten om natuurinclusiviteit in bouwprocessen te borgen, maar geeft ook aan welke randvoorwaarden er binnen de organisatie nodig zijn om het thema voldoende aandacht te geven. En die aandacht is nodig volgens Marijke Dijkshoorn-Dekker, onderzoeker bij WUR, omdat onze afstand tot de natuur groot is en natuurinclusief nog geen integraal onderdeel is van de civiele techniek. “WUR heeft door een systeembril naar de stedelijke gebiedsontwikkeling gekeken, veel professionals gesproken en op basis daarvan een aantal praktische adviezen geformuleerd. Die adviezen richten zich op de uitvoering van projecten maar ook op hoe je als ontwikkelaar of gemeente natuurinclusief in je eigen organisatie oppakt. Door de adviezen te volgen kan natuurinclusief bouwen in Nederland opgeschaald en versneld worden, omdat het dan niet langer hangt aan enkele bevlogen personen maar geïntegreerd wordt in de dagelijkse werkwijze.”

‘Groene daken Zoë’ (bron: B1Design)
Op projectniveau vraagt de WUR aandacht voor het maken van de juiste keuzes: welke bouwopgave op welke locatie is kansrijk om natuurinclusief in te vullen? Er moet goed in kaart worden gebracht hoe de natuurinclusieve plannen voor een project aansluiten op het lokale gemeentelijke beleid. Ook is het advies om het juiste bouwteam samen te stellen, dus professionals met kennis van natuurinclusief vroegtijdig te betrekken. Omdat de ecologische ontwikkeling van een gebouw soms jaren duurt, is het belangrijk om vroegtijdig over het beheer en de financiering hiervan na te denken, vooral wanneer de bewoners zelf dit beheer kunnen oppakken.
Duurzaam beheer
Die uitdaging ondervindt ook Jurgen van de Laarschot, projectontwikkaar bij gebiedsontwikkelaar AM, tijdens het realiseren van Zoë, een natuurinclusief gebouw in de Sluisbuurt in Amsterdam-Oost. Het gebouw wordt als voorbeeld genoemd in het onderzoek vanwege de bijdrage aan de lokale ecologie door middel van gebiedseigen vegetatie, het duurzame beheer van het groen en water en de natuurinclusieve kwaliteiten voorbij enkel de esthetische waarde. In het concept wordt er specifiek aandacht aan de borging en het beheer van het groen besteed: “De belofte om natuurinclusief te werk te gaan hebben we juridisch in de akte van splitsing vastgelegd. Hierin is ook vastgelegd dat er een groencommissie wordt aangesteld om de ontwikkeling van het groen te monitoren,” aldus Van de Laarschot.
Uiteindelijk hopen we natuurlijk dat de bewoners de meerwaarde inzien en uiteindelijk ook goed voor hun eigen, groene omgeving gaan zorgen
We hebben afspraken gemaakt hoe de Vereniging van Eigenaren het groen in de daktuinen en openbare ruimte gaat beheren. Voor het beheer en de monitoring van het groen is een partij voor tien jaar gecontracteerd om zo een gezonde ecologische ontwikkeling op lange termijn te kunnen borgen. Belangrijk is dat bewoners kennis opdoen van wat een gezonde ecologie inhoudt: “Waarom is de brandnetel cruciaal en geen onkruid? En waarom de keuze voor inheemse plantensoorten en niet de tropische planten van de grote tuincentra-ketens? We nemen de bewoners – zonder een belerend vingertje – mee in deze keuzes. Uiteindelijk hopen we natuurlijk dat de bewoners de meerwaarde inzien en uiteindelijk ook goed voor hun eigen, groene omgeving gaan zorgen,” aldus Van de Laarschot.

‘Groene façade Zoë’ (bron: B1Design)
Het ambitieniveau bij Zoë ligt hoog, geeft Van de Laarschot aan. Hij ziet het gebouw daarom als een laboratorium om te testen hoe ecologisch waardevol groen in het bouwproces geborgd kan worden. Door de hoge kosten die daarbij komen kijken, vindt hij Zoë niet direct een blauwdruk voor andere gebouwen. Maar door de komende jaren de ontwikkeling van het groen bij Zoë te monitoren, kunnen we de geleerde lessen toepassen in andere projecten.”
Kennis opdoen
Naast adviezen voor de projecten, richt het WUR-onderzoek zich ook op de geleerde lessen op organisatieniveau van projectontwikkelaars en gemeenten. Zo wordt in de brochure geadviseerd om binnen de organisatie draagvlak te creëren door workshops of kennisuitwisseling te organiseren om praktijkervaring te delen. Ook zou ontkracht moeten worden dat natuurinclusieve maatregelen inherent duur zijn: door standaardisatie in het ontwikkelproces nemen kosten af en ingrepen als nestkastjes en groengevels zijn financieel verwaarloosbaar. Tenslotte zouden projectontwikkelaars hun rekentools kunnen aanpassen: momenteel is groen nog vaak een kostenpost, terwijl het ook in de toekomst voor een stijging van de vastgoedwaarde kan zorgen.
Ga niet plot voor plot tenderen, maar kijk met name qua natuurinclusiviteit naar het grotere geheel
De voornaamste take-away van het onderzoek: ‘natuurinclusief’ moet niet enkel als simpele toevoeging aan het bouwproces worden benaderd, maar vraagt om een andere manier van denken. Daarbij moet gekeken worden naar de systemen in een gebied, om ervoor te zorgen dat de gebouwen de lokale ecologie ondersteunen.“Het opschalen van natuurinclusief bouwen vraagt om een transitie waarin gewoontes doorbroken moeten worden, zowel in de organisatie als projectuitvoering,” aldus Dijkshoorn-Dekker. Dit vraagt om goede samenwerking tussen overheden en ontwikkelaars. Volgens Dijkshoorn-Dekker kunnen gemeenten hierin de regie nemen door projecten in een gebied zo te sturen dat ze qua natuurinclusie goed op elkaar aansluiten.
Aan de voorkant borgen
Volgens Van de Laarschot kunnen gemeenten en ontwikkelaars meer in kaart brengen welke ecologische waarde een gebied heeft voordat er gebouwd wordt. In aansluiting daarop roept hij gemeenten op om de integrale samenwerking ook in het tenderbeleid te ondersteunen: “Ga niet plot voor plot tenderen, maar kijk met name qua natuurinclusiviteit naar het grotere geheel. Juist dan kunnen we die toegevoegde waarde van natuurinclusief ontwikkelen al aan de voorkant borgen.”
Cover: ‘Groene gevel, gebouw voor Floriade, Almere’ door Smeerjewegproducties (bron: Shutterstock)