Analyse De ambities zijn mooi, maar de hoe-vraag blijft nog onbeantwoord in de plannen van de minister van woningbouw en ruimtelijke ordening. Hoogleraar Co Verdaas geeft daarom drie adviezen voor Hugo de Jonge - waaronder voor uitvoeringskracht in de regio als entresol in het huis van Thorbecke.
Meer weten over uitvoeringskracht in gebiedsontwikkeling? Kom dan naar het SKG Jaarcongres op 31 maart in Den Haag, waarin Co Verdaas praat met onder meer Marja Appelman (directeur Woningbouw, Ministerie van BZK) over de relevantie van missie-georiënteerde samenwerking voor gebiedsontwikkeling.
Voor velen in ons vakgebied is het een verademing en een opluchting. Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting staan weer met stip hoog op de maatschappelijke en politieke agenda.
De opgaven zijn dan ook immens en urgent. Een miljoen nieuw te bouwen woningen, met een jaarlijkse productie van 100.000. De transitie naar een duurzame economie, een opgave die door de recente ontwikkelingen in de Oekraïne enkel aan gewicht heeft gewonnen. Weerstand bieden tegen een steeds sneller veranderend klimaat (zoals het meest recent ICCP rapport nogmaals onderstreepte). Verduurzaming van de agrarische sector. En het borgen van de bereikbaarheid van onze steden en regio’s.
Fair share
Het kabinet omarmt deze opgaven in het regeerakkoord en wil hierin ook fors investeren: een klimaat- en transitiefonds van 35 miljard euro, 7,5 miljard extra voor bereikbaarheid, extra investeringen in het Deltafonds, en 25 miljard voor een nationaal programma landelijk gebied.
Het regeerakkoord werd dan ook welwillend tegemoetgetreden door de brancheverenigingen en professionals in de praktijk van wonen en gebiedsontwikkeling. Daarbij was wel de ultieme cliffhanger: hoe dan?
Daar gaf Hugo de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, eerder deze maand antwoord op. Toen presenteerde hij (als eerste van de bij deze opgaven betrokken bewindslieden) zijn inzet op de Nationale Bouw- en Woonagenda, inclusief het daarbij behorende programma Woningbouw.
Een eerste lezing laat zien dat de minister goed beslagen ten ijs komt. De ambities zijn fors, concreet geformuleerd en gebaseerd op een inzichtelijke en getalsmatige analyse. Daarnaast valt op dat de minister onomwonden stelt dat er sprake is van verkeerde prikkels in de woningmarkt, met de huidige woningnood als resultaat. De minister wil daarom meer regie gaan voeren en harde prestatie-afspraken maken met de mede-overheden, waarin iedereen zijn fair share bijdraagt en zich committeert.
Spijker op z’n kop
Het is al met al goed om te zien dat er weer een minister is die ambitie toont op volkshuisvesting en ruimtelijke ordening, twee domeinen die de afgelopen jaren in opeenvolgende kabinetten nauwelijks aandacht kregen.
Maar als het gaat om het nader invullen van het hoe, dan zijn we er nog niet. Ik citeer daarbij de minister zelf. De Jonge schrijft: “De waarheid bij dit alles is: de opdracht is groot. We gaan niet met één pennenstreek de problemen op woongebied oplossen. Er is geen snelle oplossing. De bouw van woningen is afhankelijk van voldoende bouwlocaties en kan complex zijn, lang duren en vereist samenhangende besluiten in het ruimtelijk domein.”
Met deze uitspraak slaat de minister de spijker op zijn kop. De druk op de ruimte is gigantisch en neemt enkel toe. Dat vraagt om een gecoördineerde aanpak. Als bijvoorbeeld niet helder wordt hoe we de opwaardering van het electriciteitsnet programmeren, de benodigde stikstofruimte realiseren of de drinkwatervoorziening robuuster maken, dan gaan die 1 miljoen woningen niet gebouwd worden in het tempo dat de minister voor ogen heeft.
Drie adviezen
De minister voor Ruimtelijke Ordening moet dus aan de bak om zijn ambities op Volkshuisvesting te realiseren. Ik geef onderstaande drie adviezen mee om de kans op succes te vergroten.
1: Zet in op een regionale investeringsagenda
De opgaven rondom de fysieke leefomgeving komen samen in de regio. Ook de minister erkent dit (zie schema hieronder). In de meeste regio’s zijn volop plannen in voorbereiding rondom verstedelijking, klimaat, energietransitie en bereikbaarheid. Uit deze optelsom aan ambities blijkt dat soms pijnlijke keuzes noodzakelijk zijn.
‘Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening: Hugo de Jonge’ door Martijn Beekman (bron: Rijksoverheid.nl)
Begin deze maand liet gedeputeerde Drenth van Gelderland tijdens een webinar over klimaatrobuuste regio’s bijvoorbeeld op heel inzichtelijke wijze zien dat om alle (provinciale) ambities te laten landen, er ongeveer een extra provincie Gelderland nodig is. Ik weet niet of elke provincie zo’n exercitie heeft gedaan, maar de kans is groot dat Gelderland hier niet alleen in staat. Dat vergt dus dat opgaven in samenhang landen in de regio, investeringen (publiek en privaat) op elkaar worden afgestemd, en er soms ook een knoop moet worden doorgehakt. En ja, dat zal soms de minister zelf zijn, bijvoorbeeld als de regio niet tot een samenhangende programmering komt. Het betrekken van de private sector en maatschappelijke partijen is daarbij cruciaal. Immers, de overheid bouwt zelf geen woningen of windmolens. Ook kan zij marktpartijen en corporaties niet zomaar dwingen om dit te doen.
De Tweede Kamer had dit al eerder in het vizier. Zij nam namelijk op 3 november 2020 met brede meerderheid een motie aan die aan de Regionale InvesteringsAgenda’s (RIA) een centrale plaats in de uitvoering van de NOVI toekent. In zo’n agenda staan de plannen van gemeenten, provincies en andere private en maatschappelijke partijen die zich financieel willen verplichten om daadwerkelijk te investeren. De regionale woondeals waar de minister nu mee komt (zie schema), zouden onderdeel van zo’n RIA kunnen zijn. De RIA brengt namelijk samenhang tussen de urgente opgaven in de regio, zowel in programmering als prioritering. De woondeals dienen daarom in de bredere RIA-aanpak te worden ingebed om tot resultaat te komen.
Inmiddels is een flink aantal regio’s op deze manier aan de slag gegaan. Onlangs mocht ik in de regio Breda-Tilburg met eigen ogen aanschouwen hoe daarbij op regionale schaal wordt gewerkt aan een perspectief voor 100.000 woningen, inclusief de randvoorwaarden rondom bijvoorbeeld bereikbaarheid.
Minister De Jonge wil werken binnen de huidige bestuurlijke indeling en respecteert dus het huis van Thorbecke. Prima, provincies zijn als middenbestuur bij uitstek in de gelegenheid om samen met gemeenten, maatschappelijke en private partners aan regionale investeringsagenda’s te werken. Los van de precieze bewoordingen en bestuurlijke verantwoordelijkheden: als een regio niet over zo’n samenhangende agenda beschikt, dan is uitvoering gedoemd te stranden. Voor het kabinet zou zo’n agenda daarom als randvoorwaarde moeten dienen om voor Rijksmiddelen in aanmerking te komen. Frank van Mil, programmadirecteur bij Hart van Brabant, de regionale coöperatie van negen gemeenten, omschrijft de regio bij zo’n aanpak daarom als ‘de entresol in het huis van Thorbecke’.
2: Creëer samenhang in de uitvoering
De politieke realiteit leidt altijd tot sectorale budgetten, en het is niet anders in het regeerakkoord van Rutte IV. Roepen om ontkokering of ontschotting heeft daarom geen zin, want de politieke pap is gestort.
Wat daarentegen wél helpt, is het inzetten van sectorale middelen via een samenhangende investeringsagenda, waarbij het realiseren van de doelen leidend is. Alleen zo wordt richting gegeven aan maatschappelijke en private partners en kunnen publieke en private investeringen elkaar versterken.
In de uitvoering kunnen beschikbare middelen eventueel wel ontschot worden ingezet, mits dit bijdraagt aan het realiseren van de doelen. Een goede referentie voor samenhang (in jargon: integraliteit) in de uitvoering via sectorale middelen, is het zogeheten omwisselbesluit uit het programma Ruimte voor de Rivier. Komt de regio met een samenhangend alternatief bod waarmee de beoogde doelen worden gehaald, dan kan dat leiden tot het anders richten van de sectorale middelen.
‘De regio als entresol in het huis van Thorbecke’ (bron: Rijksoverheid.nl)
De minister zet verder in op 15 zogeheten ‘grootschalige integrale woningbouwgebieden’. In deze gebieden is de ruimtelijke afweging deels nog gaande. Deze 15 gebieden hebben ook elk een evidente opgave. Wel leert de ervaring dat in de uitvoering altijd vertraging optreedt. Daarmee blijven kansen in andere regio’s liggen. De kans op tastbare resultaten wordt groter via een aanpak waarbij ook andere regio’s ‘beloond’ worden met sectorale rijksmiddelen als ze met een samenhangende investeringsagenda komen. Uiteindelijk zal in meer regio’s dan de 15 gebieden werk aan de winkel zijn om tot de benodigde resultaten en aantallen woningen te komen.
3: Zorg voor samenhang in de politieke discussie
De Tweede Kamer heeft zich sectoraal georganiseerd in commissies. Als voormalig lid van de Tweede Kamer weet ik dit: de kans is reëel dat de betrokken bewindspersonen (8!) ieder op hun eigen onderdeel verantwoording moeten afleggen aan de Tweede Kamer. Politieke discussies zullen zich daarbij snel toespitsen op concrete projecten en knelpunten. Mij staat nog in het geheugen gegrift hoe bij de behandeling van de Nota Ruimte ongeveer driekwart van de vergadering werd besteed aan het wel of niet verleggen van de rode contour naar de Hoekse Waard. Niks ten nadele van de Hoekse Waard en het belang dat de regio hechtte aan een besluit over deze kwestie, maar met een volwassen debat over de nationale Ruimtelijke Ordening had het weinig van doen.
Het bevragen van ministers op de voortgang en resultaten op hun portefeuille en regionaal lastige keuzes heeft als mogelijk gevolg dat in de Tweede Kamer de vereiste samenhangende aanpak uit beeld verdwijnt - en dan kan niemand meer resultaat boeken. Hopelijk neemt de Tweede Kamer hierin het voortouw en stelt het een samenhangende benadering van de opgaven voorop. Dit kan door met de betrokken bewindspersonen de dialoog aan te gaan, over de sectorale ambities heen. Minister De Jonge heeft daarbij als voordeel dat hij als geen ander zal ervaren dat ruimtelijke ordening nodig is om tot sectorale resultaten te komen.
Tot slot
De ambities zijn helder en concreet. In de uitvoering zal het zoeken en af en toe ook ‘vloeken’ zijn. Als Gelderland symbool staat voor de druk op de ruimte in Nederland, dan zal er nog veel gecoördineerd en geprioriteerd moeten worden. Ik zie uit naar het vervolg - hopelijk in samenhang.
Cover: ‘Co Verdaas’ door Sander van Wettum (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)