westland kassen | pixabay door 3282700 (bron: Pixabay)

Concentratie van de landbouw? Doe het niet!

10 juni 2020

7 minuten

Opinie Hans Leeflang, voormalig directeur innovatie bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu, ziet niets in de oproep van een bont gezelschap wetenschappers en bestuurders om de landbouw in Nederland op een kleiner areaal te concentreren. Sterker: concentratie van de landbouw heeft volgens Leeflang desastreuze gevolgen.

Op 11 mei pleitte een opmerkelijk gezelschap ervoor om de landbouwgebieden in ons land te concentreren en daarmee ruimte te maken voor natuur en wonen. In het artikel wordt een scherpe ruimtelijke visie van het kabinet gevraagd. Mijn advies aan het kabinet: stap niet in dit eenzijdige ‘concentreer de landbouw’ frame. Dat zou de polarisatie in de samenleving en de verarming van ons landschap onnodig voeden. Je hebt landbouw en landbouw, je hebt boeren en boeren en je hebt regio’s en regio’s. Ook in de toekomst. Hou die grote variatie in het oog.

‘Het Rijk komt met een lange termijn aanpak voor het landelijk gebied, met focus op natuurherstel, bufferzones rond Natura 2000 – gebieden en agrarische functies in de daarvoor goed geschikte gebieden.’ Deze zin staat in de kamerbrief over de Nationale Omgevingsvisie (Novi) van 23 april 2020. De noodzaak van een lange termijn aanpak voor het landelijk gebied is alleen maar toe te juichen en deze nadere uitwerking van de Novi door het kabinet is positief. Ook onderschrijf ik de behoefte aan een ruimtelijke visie op de landbouw, zoals de schrijvers van  het artikel waarin opgeroepen wordt de landbouw te concentreren, ook doen. 

Geen gezeik, iedereen rijk

Het perspectief dat de gelegenheidscombinatie van ecomodernisten, wetenschappers, leden van denktank DenkWerk, oud bewindspersonen en oud BPD-man Friso de Zeeuw schetsen, is wat mij betreft een ruimtelijke visie die niet alleen veel te kort door de bocht gaat, maar ook een regelrechte ramp voor Nederland zou zijn.

De schrijvers gaan er vanuit, dat de helft van de grond, die nu door de landbouw in gebruik wordt genomen voldoende is om in de toekomst even veel te produceren als nu het geval is. Daarmee spelen zij ongeveer 1 miljoen hectare vrij. Vooral voor natuur en voor wonen. We weten dat de mensen van de denktank DenkWerk, en ook Friso de Zeeuw, al eerder pleitten voor bouwen in de wei. Hun droom wordt mogelijk gemaakt door de visie op de landbouw van de ecomodernisten onder aanvoering van Rudy Rabbinge. Ecomodernisten zien de verdere modernisering niet als een bedreiging, maar juist als een kans voor een meer duurzame wereld. ‘Geen gezeik iedereen rijk’ zullen ze in deze gelegenheidscombinatie hebben gedacht. Want door de landbouw te concentreren profiteert iedereen: de technoboeren, de natuur én de woningbouwlobby.

Het perspectief dat de gelegenheidscombinatie van ecomodernisten, wetenschappers, leden van denktank DenkWerk, oud bewindspersonen en oud BPD-man Friso de Zeeuw schetsen, is wat mij betreft een ruimtelijke visie die niet alleen veel te kort door de bocht gaat, maar ook een regelrechte ramp voor Nederland zou zijn.

Onduidelijk is waar die 1 miljoen hectare uit productie te nemen landbouwgrond zich bevindt. De schrijvers geven alleen aan, dat het gaat om de voor landbouw minder geschikte gronden, maar een kaart ontbreekt. Daarnaast is het de vraag wat de praktische uitwerking van de beoogde landverhuizing is. En dan hebben we het nog niet over de bijbehorende maatschappelijke onrust, het effect op ons landschap  én de – mijn inziens ongewenste – intensivering van de landbouw die dan nodig zal zijn.

Het is dan ook ronduit opvallend, dat mijn voormalige politieke bazen Pieter Winsemius en Cees Veerman en ook de Wageningse hoogleraar landschapsarchitectuur Martha Bakker blijkbaar geen tegengas hebben gegeven. Kunnen zij zich echt vinden in de achterliggende ecomodernistische landbouwvisie? In de NRC van 14 mei werkt Hidde Boersma, samen met Maarten Boudry zijn ecomodernistische visie verder uit. Op de reactie kon je wachten: eerst Frank Stroeken en vervolgensMichiel Korthals klommen in de pen. Zij schetsten een heel ander perspectief, namelijk een landbouw die bijdraagt aan de brede welvaart. Een robuuste, lokale en zelfvoorzienende landbouw met korte ketens in plaats van de efficiënte intensieve industriële landbouw gericht op de wereldmarkt.

De tegenstelling, die hier naar voren komt is al heel lang manifest en prachtig beschreven door Charles Mann. Mann brengt het gedachtegoed van de twee kampen terug tot twee hoofdpersonen: William Vogt (de Profeet) en Norman Borlaug (de Tovenaar). Vogt kan worden beschouwd als één van de grondleggers van de milieubeweging. Hij riep op tot besparing in het belang van de aarde en dus de mens. Borlaug ijverde voor hoogproductieve gewassen en innovatieve landbouw. Beide stromingen zijn sinds de jaren veertig van de vorige eeuw zeer succesvol geweest en immer met elkaar in strijd. In heel de wereld en ook in Nederland.

Blijf weg van richtingenstrijd

De vraag dringt zich, zeker in deze coronatijd, op: wie heeft en krijgt uiteindelijk gelijk? In een mij aansprekende bijdrage voor dit debat in Nederland roept melkveehouder Pieter van der Valk uit Friesland in de Leeuwarder Courant op het bekvechten over die ene stip op de horizon te staken en vooral samen al doende op weg te gaan. Met vertrouwen, creativiteit en innovatie. En dat kan ook: het landelijk gebied van Nederland biedt kansen voor zowel het ene als het andere toekomstperspectief. Ook in de jaren tachtig van de vorige eeuw streden tovenaars en profeten om hun gelijk. In zowel de Derde als de Vierde Nota ruimtelijke ordening kregen beide stromingen letterlijk een plek. De ruimtelijke principes en kaartbeelden uit die tijd kunnen het huidige kabinet helpen om bij de vormgeving van de Nationale Omgevingsvisie uit de richtingenstrijd te blijven. Ik noem er twee: ‘de kameel van Eo Wijers’ en 'de koersbepaling landelijk gebied' uit de Vierde Nota over de ruimtelijke ordening Extra (Vinex).

In de Novi is 'het combineren van functies boven enkelvoudig ruimtegebruik' één van de drie afwegingsprincipes voor het Nieuwe Nederland. ‘De kameel’ uit de Nota landelijke gebieden (1977) maakt dat principe concreet door te kiezen voor verweving, het combineren van functies waar het kan en scheiding van functies waar dat echt moet.

de kameel nota 1977

‘de kameel nota 1977’


In de Vinex wordt er, anders dan de schrijvers van het artikel Concentreer landbouwgebieden en ook de minister van Binnenlandse Zaken in de kamerbrief Novi suggereren, van uitgegaan, dat heel onze delta uitermate geschikt is voor agrarisch grondgebruik. Ten tijde van de Vinex wordt ook voor het eerst een beleidskaart getekend met daarop vier soorten gebieden met vier typen land- en tuinbouw. In drie typen gebieden gaat het om vormen van grondgebonden landbouw. Alleen in de zogenoemde gele koersgebieden wordt de industriële landbouwontwikkeling geconcentreerd. Dat is kortom, de landbouw waar Hidde Boersma en de zijnen het over hebben. 

Op de Vinex-kaart worden naast de gele koersgebieden nog drie soorten gronden aangegeven. In de bruine (hoofdfunctie landbouw), blauwe (verbrede plattelandsontwikkeling) en groene (hoofdfunctie natuur) koersgebieden gaat het uitdrukkelijk om grondgebonden landbouw. Grondgebonden landbouw is dominant in ons land en die zal zich veel meer in samenhang met de natuur moeten ontwikkelen. Kringlooplandbouw vraagt eerder meer dan minder grond.

visie landbouw 2

‘visie landbouw 2’


Organiseer samenhang

Het boeiende van de Vinex-kaart van Nederland is dat er een watersysteembenadering aan ten grondslag ligt. In een tijd van klimaatverandering, met toenemende wateroverlast en droogte is een watersysteembenadering ook voor de Novi een must. Die benadering vereist dat het Rijk de aanpak van het landelijk gebied in nauwe samenspraak met de waterschappen en de regio’s vormgeeft. De toekomst van het landelijk gebied kan in grote mate in de regio worden bepaald. Belangrijk is echter wel dat het Rijk in de Novi richtinggevende uitspraken doet en voor twee typen gebieden in onze delta juist wel heel duidelijk regie neemt.

Ten eerste: het Groene Hart van Holland en het veenweidegebied van Friesland. In de brief aan de kamer van 23 april klinkt door, dat de veenweidegebieden inmiddels op het netvlies van ‘Den Haag’ staan. Over de toekomst van het Groene Hart ben ik nog lang niet gerust. Onlangs nog sprak een aantal wethouders van gemeenten in het Groene Hart zich uit voor bebouwing van dit groene cultuurlandschap. Denktank DenkWerk, Friso de Zeeuw, projectontwikkelaars en lobbyclub Bouwend Nederland voeren de druk maar al te graag op om in de wei te bouwen. In het Groene Hart zal het kabinet derhalve zijn leiderschap moeten tonen.

Ten tweede is nationale regie noodzakelijk voor de gele koersgebieden, die op zandgronden liggen: de Gelderse Vallei (tussen de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe) en Noord-Limburg/Oost-Brabant. In beide gebieden is de spanning tussen natuur- en milieuwaarden enerzijds en de intensieve veehouderij anderzijds, de laatste jaren in hoog tempo toegenomen. De mooie koersenkaart uit de Vinex heeft daar niets tegen kunnen doen, omdat het eind jaren tachtig ontbrak aan de politieke wil om de ontwikkeling van de landbouw te sturen. Hier zouden de ecomodernisten nu met steun van ‘Den Haag’ iets moois kunnen realiseren. De tovenaars kunnen in de niet-grondgebonden landbouw vergelijkbaar werk doen zoals ze eerder in de glastuinbouw en de zaadveredeling hebben gedaan. Het gaat dan om verdergaande intensivering van de landbouw met toepassing van de nieuwste technologie om hogere opbrengsten te realiseren en tegelijkertijd de footprint van de landbouw te verkleinen. In deze gebieden zou dan een met het Westland vergelijkbaar industrieel-agrarisch landschap ontstaan.

In de andere regio’s gaat het om het organiseren van samenhangende gebiedsontwikkeling geheel in de geest van de Omgevingswet. Uiteraard krijgt de natuur voluit de ruimte in de groene koersgebieden. En in de blauwe koersgebieden, zowel dicht bij de stedelijke regio’s als bij de gebieden met als hoofdfunctie natuur, zijn er volop kansen voor verweving van verschillende functies. Dus ook voor wonen in het groen. In al die verwevingsgebieden zullen ondernemers, boeren, burgers en overheden samengebracht moeten worden rond de kaart van het gebied. En volgens de principes die boer Pieter van der Valk heeft geschetst samen al doende op weg gaan: creatief en innovatief, bouwend aan onderling vertrouwen. Soms struikelend, maar altijd met oog voor verscheidenheid.

Cover: Pixabay


Cover: ‘westland kassen | pixabay’ door 3282700 (bron: Pixabay) onder CC0 1.0, uitsnede van origineel


Hans leeflang

Door Hans Leeflang

Stedenbouwkundige, mede-opsteller Vierde Nota Ruimtelijke Ordening (Extra)


Meest recent

GO weekoverzicht 25 april 2024 door Gebiedsontwikkeling.nu (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)

Dit was de week van de complete buurt

Dit was een week op Gebiedsontwikkeling.nu waarin de complete stadsbuurt centraal stond. Van de transformatie van het Utrechtse Wisselspoor via het naoorlogse stadsdeel Breda Noord naar de verdichting in het Haagse Bezuidenhout.

Weekoverzicht

25 april 2024

Zonnepanelen op het dak van een gebouw door Richie Quintyne NVEST (bron: shutterstock)

Duurzame energie in de regio, een passend ontwerp begint bij de goede vraagstelling

In de eerste ronde Regionale Energiestrategieën ging het ook over ruimtelijke kwaliteit. Hoe landen ingrepen in de energie-infrastructuur in onze omgeving? PBL en Royal HaskoningDHV plozen de plannen door en formuleren lessen & tips.

Uitgelicht
Onderzoek

25 april 2024

sportcampus Zuiderpark, Den Haag door Menno van der Haven (bron: shutterstock)

Wat is goed in de ruimtelijke ordening?

De vraag ‘wat is een goede ruimtelijke ordening?’ wint aan gewicht nu we als samenleving meer ambities hebben dan er aan ruimte beschikbaar is. Alle reden voor een nadere reflectie, door hoogleraren Marlon Boeve en Co Verdaas.

Uitgelicht
Analyse

24 april 2024