Opinie Columnist Ellen van Bueren vraagt zich af: waar is het voorzorgsprincipe in gebiedsontwikkeling gebleven? De toepassingen in ons vakgebied zijn misschien wat minder bekend, maar de voordelen zijn volgens Van Bueren overduidelijk. “Hoe kunnen we ruimtelijke keuzes maken die geen of zo min mogelijk onomkeerbare gevolgen hebben, voor huidige en toekomstige generaties?”
Het voorzorgsprincipe is een beetje in de vergetelheid geraakt in gebiedsontwikkeling en dat is jammer. Het principe levert namelijk wel degelijk houvast bij risico’s die zich in ons vak moeilijk laten inschatten. Oftewel risico’s waarvan we niet met wetenschappelijke zekerheid kunnen uitsluiten dat ze tot onomkeerbare schade leiden, indien ze optreden. Het is een principe dat stoelt op een eeuwenoude wijsheid: voorkomen is beter dan genezen.
Het ligt aan de basis van de Duitse (en later ook de Europese) milieuregelgeving die ontstaan is in de laatste decennia van de vorige eeuw, onder andere geïnspireerd op het werk van de Club van Rome. Een consistente toepassing van het voorzorgsprincipe had veel van de huidige problemen in onze fysieke leefomgeving kunnen voorkomen. Bij de introductie van nieuwe technologieën en bijbehorende stoffen hadden we ons moeten afvragen of hierdoor onomkeerbare schade aan mens en milieu zou optreden. Het mooie van het voorzorgsprincipe is dat de bewijslast bij degene kan worden gelegd die de technologie of stof introduceert. Indien verankerd in de wet, kunnen ook de kosten voor preventieve maatregelen daar worden gelegd: ‘de vervuiler betaalt’.
Dat het voorzorgsprincipe ook van toepassing is in gebiedsontwikkeling is misschien minder bekend. Zo maakt het onderdeel uit van milieueffectrapportage en ligt het aan de basis van beschermde gebieden, zoals de Natura 2000-gebieden. Ook een principe als ‘water en bodem sturend’ kan als voorzorg worden bestempeld en voorzorg speelt tevens een rol in de discussie rondom bouwen in buitendijks gebied.
Kan het voorzorgsprincipe ook helpen bij zaken die al zijn geïntroduceerd?
Nu is het voorzorgsprincipe makkelijk voorstelbaar bij de introductie van een innovatie. Maar wat als iets er al is? Kan het voorzorgsprincipe ook helpen bij zaken die ondanks het voorzorgsprincipe, en vaak dankzij een sterke lobby en het geloof in toekomstige technologische oplossingen, reeds zijn geïntroduceerd? Denk aan stoffen zoals PFAS en glyfosaat waarvan we inmiddels met wetenschappelijke zekerheid kunnen stellen dat ze onomkeerbare effecten aan mens en milieu brengen en toekomstige generaties tal van keuzemogelijkheden zullen ontnemen. Of aan ruimtelijke ontwikkelingen waarvan we inmiddels weten dat die in de huidige vorm, op de huidige plek, niet meer houdbaar zijn. Een voorbeeld is de grootschalige bloementeelt in de Bollenstreek, maar ook wonen en veeteelt in gebieden die kampen met de gevolgen van sterke bodemdaling.
Het is interessant om te verkennen in hoeverre het voorzorgsprincipe daar ook een rol in kan spelen. Hoe kunnen we ruimtelijke keuzes maken die geen of zo min mogelijk onomkeerbare gevolgen hebben, voor huidige en toekomstige generaties? Zo heeft de gemeente Amsterdam vorig jaar al laten berekenen dat investeren in klimaatadaptatie nu stukken voordeliger is dan de kosten die straks moeten worden gemaakt als gevolg van klimaatschade.
Om vanuit voorzorg tot goede afwegingen te komen, is nazorg van cruciaal belang. We starten nu eenmaal vanuit een bestaande situatie waarin beslissingen uit het verleden niet zomaar kunnen worden afgewenteld op groepen van burgers of bedrijven. Kortom, goede voorzorg vereist goede nazorg. Nazorg die niet alleen een eventuele schuldvraag langs de lijnen van ‘de vervuiler betaalt’ bekijkt, maar ook vooruitblikt op een toekomst voor de getroffenen.
Cover: ‘Ellen van Bueren Column Cover’ (bron: Esther Dijkstra)