Opinie Zeespiegelstijging en hevigere weersomstandigheden leiden onherroepelijk tot toenemende klimaatschade. Columnist Ellen van Bueren wijst erop dat binnen het Koninkrijk der Nederlanden de Cariben als eerste aan de beurt zijn. Daarom is het volgens haar zaak om nu heldere afspraken te maken over een eerlijke verdeling van klimaatkosten.
De koninklijke familie bezocht afgelopen maand de Nederlandse Cariben. Op een van de eilanden reden de prominente gasten over een nieuwe laag asfalt van slechts vier centimeter: net genoeg om het grootste deel van de route er glimmend bij te laten liggen. Opdrachtgever en opdrachtnemer wisten dat dit niet meer dan een vernislaag is en onvoldoende om de weg bij de eerstvolgende fikse regenbui begaanbaar te houden. Waarom is dit dan toch het resultaat van de aanbesteding? Goed voor de dag willen komen, de gunst van de kiezer, budgettekort en onmacht, er zijn genoeg redenen te bedenken.
De dunne asfaltlaag is symbolisch voor de enorme taak die de eilanden te wachten staat om zich aan te passen aan het snel veranderende klimaat. Ingrijpender verbeteringen zijn nodig, maar waar te beginnen, en hoe dit te organiseren en te financieren? Het zojuist verschenen WRR-rapport Rechtvaardigheid in klimaatbeleid wijst op de noodzaak om klimaatkosten rechtvaardig te verdelen. Niet alleen onder de verschillende groepen in Nederland, maar ook binnen het koninkrijk. Voor de Caribische delen van ons koninkrijk is dit des te meer van belang, omdat ze door de ingewikkelde constitutionele structuur buiten de afspraken vallen die zijn gemaakt in internationale klimaatverdragen en daar zelf niet aan mogen deelnemen.
En dat is wrang, juist omdat in ons koninkrijk klimaatverandering het eerst hard toeslaat op de eilanden. Zo is Bonaire de eerste gemeente in het koninkrijk die tegen het eind van de eeuw deels onder water verdwijnt, wat ook desastreus is voor het koraal, de mangrovebossen en de stranden. Bewoners kunnen, omdat vrijwel alles geïmporteerd moet worden, het hoofd al nauwelijks boven water houden. Met de zeespiegelstijging komen de kritieke infrastructuur en de toeristische sector – de voornaamste inkomstenbron – op het eiland in gevaar. Een kwetsbare situatie dus.
Het pleidooi van de WRR om klimaatschade eerlijk te verdelen, zal op de eilanden dan ook zeker gehoor vinden. Het WRR-rapport zoekt het echter vooral in procedures en het onderling gesprek met burgers. De weerbarstigheid van het herstellen van de schade veroorzaakt door orkaan Irma in 2017 laat zien dat dit in praktijk moeizaam is, zeker als de schade al daar is.
Zo had de koninklijke familie vanuit het stadion op Sint-Maarten niet alleen uitzicht op sportactiviteiten, maar ook op de achter het stadion geleden vuilnisbelt, met daarop nog altijd het onverwerkte puin van als gevolg van de orkaan van zes jaar geleden. Met het oog op de KNMI-klimaatscenario’s wordt Caribisch Nederland een belangrijke testcase voor een rechtvaardige verdeling van klimaatschade. Omdat uiteindelijk alle burgers van het koninkrijk hiermee te maken krijgen, is het van belang dat we nu alvast verder denken dan een gesprek met burgers en een laag vernis.
Cover: ‘Ellen van Bueren Column Cover’ (bron: Esther Dijkstra)