AMC, Amsterdam door Ceescamel (bron: Wikipedia Commons)

De flexibele stad, profetie voor de Nieuwe Tijd

12 december 2023

9 minuten

Recensie Recensent Jaap Modder nam de publicatie ‘The flexible city’ tot zich. Exit moderne stedenbouw en blauwdrukplanning, enter flexibele stadsontwikkeling die ruimte maakt voor de inbreng van bewoners en gebruikers en de continue verandering omarmt als leidmotief. En dat is ook nog eens goed voor klimaat en circulariteit.

Het oogt goed, dit boek. Ruim 200 pagina’s, ruim opgezet, helder ingedeeld, goed geïllustreerd en met een prettige leesletter. Een goed boek. Er snel doorheen bladerend heeft het zowel een manifest-achtige boodschap maar gaat het tegelijkertijd de broodnodige praktijk – hoe doe je dat dan die flexibele stad en wat zien we er dan van terug? – niet uit de weg. De boodschap van de auteurs is zeker niet vrijblijvend: we moeten er echt aan geloven, aan de circular, climate adaptive en future proof city. Deze Engelstalige uitgave van nai010 uitgevers is voor de Europese markt gemaakt.

Weinig beweging

De indeling volgt een logisch patroon: wat is er aan de hand, wat er gaat er niet goed, hoe kan het beter, wat moet er dan gebeuren en kun je het ook voordoen? De auteurs, twee architecten, beginnen met de ‘challenges’ waar een zestal Europese steden mee te maken heeft, steden die model staan voor andere steden met soortgelijke uitdagingen. De inertie in de huidige situatie valt hier vooral op. Interessant om te zien dat een stad als Praag ‘postuum’ de groene vingerstad wil gaan herstellen, biodiversiteit is daar het probleem.

De veel te hoge temperaturen in Athene lijken echter vooralsnog niet te leiden tot veel acties van de autoriteiten. En dat geldt in meerdere of mindere mate ook voor steden als Amsterdam (regenwater), Kopenhagen (afval) en Antwerpen (stadslandbouw). Veel uitdagingen, veel voornemens, weinig beweging.

Niet alleen de stad maar ook de stedelingen moeten in staat zijn zich aan te passen aan veranderde omstandigheden

Dat moet en kan anders in de flexibele stad. In een tweede hoofdstuk wordt gehakt gemaakt van de modernistische stedenbouw. Deze was vooral gebaseerd op de scheiding van functies en een economische rationaliteit die systematisch leidt tot verspilling en het externaliseren van kosten en negatieve effecten op de omgeving. Gevolg: afvalproblemen, luchtvervuiling en nog veel meer. Daar kan nu ook het klimaatprobleem aan worden toegevoegd: te nat, te droog en te warm. Daar hadden steden tot dusverre nog veel te weinig rekening mee gehouden.

De auteurs geven drie richtingen aan om uit deze “system crisis” te komen. Recycle is er één en verder meer macht voor de vraag in de markt en (drie) “time based flexibility”, oftewel kleine stapjes. Beetje makkelijk gezegd. Gaat de consument de markt veranderen? En kunnen we alle grote transities in kleine stapjes onderverdelen? Dat lijkt me niet altijd mogelijk, zelfs onwenselijk.

Zelf omgeving vormgeven

Het hoofdgerecht in dit boek is na dit ‘waarom’ natuurlijk het ‘wat’ en ‘hoe’. Wat is die ‘flexcity’ en hoe moet je dat doen? Het antwoord beslaat de helft van het boek. In het voorwoord komt de Rijksbouwmeester even langs. Behalve circular en climate adaptive gaat het hem vooral om een stad die zich makkelijk kan aanpassen en haar inwoners ook de mogelijkheid geeft hun leefomgeving zelf vorm te geven. “It is a city that is emphatically part of a process of continuous transition.” Het houdt dus nooit op. En vooral dit: niet alleen de stad maar ook de stedelingen zelf moeten in staat zijn zich aan te passen aan veranderde omstandigheden.

Stadslandbouw door CYJ 360 (bron: Shutterstock)

‘Stadslandbouw’ door CYJ 360 (bron: Shutterstock)


De flexcity neemt niet alleen afscheid van de modernistische stedenbouw maar ook de blueprint planning moet eraan geloven. Flexibele gebiedsontwikkeling gaat op alle schalen uit van step by step, stappen zetten in een continu proces van voortdurende verandering. Daardoor kan deze benadering ook beter omgaan met onvoorziene omstandigheden of zoals de auteurs schrijven: “a constant state of flux”.

Verder is een hoge gevoeligheid gewenst voor alles wat er al is (fysiek en sociaal), alsmede een grotere tafel voor een bredere participatie. Anders dan bij meer traditionele benaderingen van gebiedsontwikkeling ligt hier de nadruk op de “starting position” in plaats van het eindbeeld: beschouw de lokale omstandigheden als startpunt. Dat betekent vaak een betere aansluiting op de ruimtelijke karakteristiek, meer kansen op hergebruik maar vooral op meer support van stakeholders. Breng vervolgens de beperkende condities goed in kaart want die bepalen welke perspectieven er wèl te bedenken zijn. Geef daarna meer partijen dan de overheid en de eigenaren de mogelijkheid een ontwikkelingskader voor te stellen, een “development framework”.

Te optimistisch

Je kunt het hier moeilijk mee oneens zijn. Is dit nieuw? Nee, niet echt maar mainstream is het zeker ook (nog) niet. De andere kant is dat de incrementele stap voor stap-benadering die erop volgt er ook toe kan leiden dat men de focus op de spreekwoordelijke bal gemakkelijker kan verliezen. En dat geldt des te meer als je zoveel nadruk legt op een proces waarbij heel veel betrokkenen hun stem mogen verheffen. Het vraagt in ieder nogal wat van de regiefunctie bij dit type beleidsontwikkeling. De auteurs laten aan de hand van wat ‘stripverhalen’ zien hoe verandering in de richting van “climate proof” eruit kan zien. Aansprekend maar ook wel een beetje te optimistisch. Je kunt zien dat hier architecten aan het werk zijn en geen gebiedsontwikkelaars.

De gebiedsontwikkelaar krijgt bekende maar aardige ideeën in zijn/haar winkelmandje gelegd maar gaat zonder echte instrumenten naar de betaalmodule

Dat zien we ook terug in het hoofdstuk over instrumenten. Dat laatste is echt te veel gezegd. Het gaat vooral om voorstellen: op zich prima verwoord maar het zijn zeker geen instrumenten. De lezer krijgt 36 ideeën voorgelegd in een schema dat begint met vier sleuteldomeinen: ruimtelijk, juridisch, financieel en proces. Elk domein heeft vervolgens drie ingangen/aspecten: lokaal, gebruik/gebruikers en time based (step by step). En elke ingang is dan weer voorzien van drie verschillende voorstellen.

Ik neem u even mee naar een van de vier ‘key domains’, het domein ruimte. Dat domein heeft dus drie ingangen en elke ingang heeft drie voorstellen, maakt negen in totaal dus. En de andere drie domeinen hebben er ook elk negen: bij elkaar 36. Het aardige is dat elk voorstel is voorzien van een aansprekend voorbeeld van elders, 36 project referenties. Knap gedaan maar dit ‘grand scheme’ geeft de lezer toch net iets te veel een gevoel van systeemdwang, een invuloefening op een regenachtige vrijdagmiddag: heb jij nog een voorstel voor domein 1, ingang c? Heeft elk idee echt evenveel gewicht?

Vooral veel gebouwen

Het domein Ruimte bevat zoals gezegd negen ‘instrumenten’ en negen voorbeelden uit de ‘echte wereld’. Ik vond geen enkel instrument, uitsluitend voorstellen. Voorstellen voor bio-based bouwen, gevoel voor de bodem, aanpassen van gebouwen, optoppen, rooftop farming, modulair bouwen, et cetera. Bij de voorbeelden, zonder uitzondering inspirerend, valt op dat het bij acht van de negen gaat om gebouwen. De gebiedsontwikkelaar krijgt bekende maar aardige ideeën in zijn/haar winkelmandje gelegd maar gaat zonder echte instrumenten naar de betaalmodule…

Daktuin door YuRi Photolife (bron: Shutterstock)

‘Daktuin’ door YuRi Photolife (bron: Shutterstock)


Wat we zien is een soort staalkaart van het ‘nieuwe bouwen’. Deze review laat geen ruimte voor behandeling van de andere drie domeinen maar een globale kennisname ervan levert aldaar hetzelfde beeld op. Alle usual suspects voor de professionele gebiedsontwikkelaar komen langs: monitoring, re-use management, certificering, ‘car bans’ en nog veel meer. Een etiquettegids voor de profi’s. Goed om nog eens op tafel te krijgen, de bijgeleverde voorbeelden van heinde en ver maken dit hoofdstuk vooral inspirerend. Yes we can!

Goede reisgids

Nee, dit boek stelt niet teleur. Het biedt een aantal ideeën voor een nieuwe aanpak – ook voor gebiedsontwikkeling – maar het komt niet veel verder dan dat. Wat dit boek vooral interessant maakt is de veelheid aan internationale referenties. Ze zijn vaak kort geschetst maar daarmee heeft de lezer een (google) lijntje voor verder onderzoek. Zo bezien is het vooral een goede reisgids.

Naast de 36 referenties in het ‘instrumentele’ deel is de andere helft van het boek gevuld met voorbeelden die uitgebreider worden toegelicht. Ik tel een stuk of twintig voorbeeldprojecten uit dertien Europese landen. Scandinavië en Frankrijk zijn goed voor de helft en Nederland levert ook drie sterke voorbeelden. Ik loop een aantal nog even kort met de lezer door, voor de andere voorbeelden raad ik u aan het boek zelf te raadplegen (cliffhanger...):

- Een suburb, hoge dichtheid en veel sociale woningbouw, in de buurt van Kopenhagen. Had regelmatig te maken met overstromingen van de daar aanwezige rivier. Na een aantal incidenten met hoge herstelkosten werd door een unieke samenwerking van de meeste stakeholders (publiek en privaat) een breed programma (35 projecten) ontwikkeld gericht op adaptatie. Een verbeterde ruimtelijke inrichting vooral en niet alleen beperkt tot een betere interactie met de rivier: ook regenwater en de afwikkeling daarvan werden onderdeel van het programma.

- Stenen afkomstig van Carlsberg, bierfabrikant, en afvalhout gebruiken voor een dichtbij ontwikkeld woningbouwproject in Kopenhagen. ‘Resource Row’ heet het project. De stenen werden in de vorm van panelen gebruikt voor de buitenmuren van de woningen.

- CLT, het nieuwe buzzword in the klimaatadaptieve stad: ‘cross laminated timber’. Daar werd in een noord-Zweedse stad een cultureel centrum en hotel van gebouwd. Hout ja en 75 meter in de hoogte. Hout moet! CLT wordt beschouwd als het meest beloftevolle circulaire bouwmateriaal voor de naaste toekomst en Zweden heeft voorlopig het ‘alleenvertoningsrecht’op dit terrein. Het bouwt daarmee ook voort op de economie van de regio.

- Off-grid woningbouw, een experiment ergens in de eeuwige Zweedse bossen. Het heet ‘Naturvillan’ en het gaat er hier natuurlijk om de impact van verstedelijking zoveel mogelijk te beperken, door autonoom te wonen en leven. Voorlopig alleen nog in het bos geprobeerd, vraag is of het ook kan worden toegepast in een stedelijke setting.

- Finland besluit het rijtje ‘Scandinavië en de flexibele aanpassing’. Ook daar breekt CLT door maar nu als modulaire systeembouw voor woningen.

Wat gebeurt er intussen in Frankrijk? Als we de auteurs moeten geloven, best veel. Parijs bouwt een nieuw verpleeghuis, een verdichtingsproject met een flexibele structuur dus klaar voor eventuele andere functies, veel aandacht voor energie-efficiënt en hergebruik van materiaal voor de bouw. In Arles, Zuid-Frankrijk ja, waar jaarlijks een fotofestival plaatsvindt, deels op een her ontwikkelde industrielocatie waar een oude treinremise nu wordt gebruikt als laboratorium voor bio based bouwmateriaal uit de regio. Prototyping on site dus.

Verticale kas

Dan Lyon, we gaan naar de schuine oevers van de Rhône, vaak gebruikt als parkeerplaatsen voor auto’s maar niet zo populair meer na regelmatige overstromingen. Maak er stedelijke parken van die tegen een (water) stootje kunnen. Meer publiek domein ook, en de auto’s gaan ondergronds (hogerop natuurlijk). Parijs nog even, de metropool slokt haar omgeving al eeuwen op, platteland wordt stad. De ‘Cité Maraîchère’ is een aansprekend project waar men met een verticale kas in het stedelijk gebied voedsel verbouwt voor de directe omgeving. Vier Franse voorbeelden hier, met een flink aandeel gebiedsontwikkeling, waar we wel vrolijk van kunnen worden.

Woningbouw in Kopenhagen door seier+seier (bron: Flickr)

‘Woningbouw in Kopenhagen’ door seier+seier (bron: Flickr) onder CC BY-NC 2.0, uitsnede van origineel


Dan de drie Nederlandse voorbeelden in dit boek. Het UMC in Amsterdam had een ‘terrain vague’ voor de deur maar dat is inmiddels veranderd. Het park is nu bestand tegen een extreme hoeveelheid regenwater en een aangenaam verblijfs- en ook entreegebied voor het UMC; gebiedsontwikkeling met een snufje klimaat adaptatie – of andersom. De Dutch Design Week in Eindhoven, de grote zuidelijke belofte voor onze economie van de toekomst, kon natuurlijk ook niet achterblijven: een tijdelijk paviljoen tijdens die Week werd geheel gebouwd met lokaal afval, vooral plastic. En tenslotte de Triodos Bank te Driebergen, onze antroposofische hub. Die bouwden nieuw maar afbreekbaar, biobased en met CLT, kortom ticking all the boxes. Laten we er vooral niet geringschattend over doen want dit, vooral de laatste twee, zijn de pioniers van een ander tijdperk, zij steken hun nek uit voor de Nieuwe Tijd.

Goedgekeurd

Ik heb de lezer een heel eind meegenomen met dit boek (veel woorden) maar lang niet alles verklapt. Het goede nieuws is dat de wegen naar circulair en climate proof aardig passen bij een type gebiedsontwikkeling dat meer inzet op continue verandering, bredere inzet van kennis van betrokkenen (bewoners, gebruikers) en niet bang is voor bijsturing tijdens het proces. Het mag dus op de leesplank. Nog een tip voor verjaardagsfeestjes: CLT is het nieuwe normaal… (zie boven).


Cover: ‘AMC, Amsterdam’ door Ceescamel (bron: Wikipedia Commons) onder CC BY-SA 4.0, uitsnede van origineel


Jaap Modder door Jaap Modder (bron: LinkedIn)

Door Jaap Modder

Brainville, urban and regional planning


Meest recent

Fietsende dame, Leiden door Dutch_Photos (bron: shutterstock)

“Laten we de stad weer aantrekkelijk maken voor gezinnen”

Hoe zorgen we ervoor dat steden aantrekkelijk blijven om kinderen te laten opgroeien? “Gezinnen die in de stad willen wonen, hebben op dit moment geen betaalbaar alternatief.”

Verslag

26 april 2024

Jonge zakenmensen overleggen in creatief kantoor door G-Stock Studio (bron: shutterstock)

Een opvallende acceleratie, de creatieve industrie doet het goed in de regio

De creatieve industrie associëren we meestal met de grote steden, maar daar neemt de banengroei de laatste jaren af. Daarentegen doen de middelgrote steden het een stuk beter. Wat zit er achter deze autonome regionale spreiding?

Analyse

26 april 2024

GO weekoverzicht 25 april 2024 door Gebiedsontwikkeling.nu (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)

Dit was de week van de complete buurt

Dit was een week op Gebiedsontwikkeling.nu waarin de complete stadsbuurt centraal stond. Van de transformatie van het Utrechtse Wisselspoor via het naoorlogse stadsdeel Breda Noord naar de verdichting in het Haagse Bezuidenhout.

Weekoverzicht

25 april 2024