Amsterdam Pixabay door neshom (bron: Pixabay)

Doe de tienkamp: gebiedshistorie en identiteit bij duurzame gebiedsontwikkeling

26 augustus 2020

10 minuten

Analyse Duurzame gebiedsontwikkeling is vooral succesvol als de ontwikkelaars rekening houden met de identiteit en de culturele context van het gebied. Dat stellen onderzoekers Leo Oorschot en Jeroen Mensink in dit nieuwe hoofdstuk van de Tienkamp voor duurzame gebiedsontwikkeling. Zij leggen uit hoe je die identiteit en context bepaalt en laten zien hoe dit in de praktijk uitpakt van de gemeente Amsterdam.

Over ‘Doe de tienkamp!’

Dit jaar publiceert de leerstoel gebiedsontwikkeling van de TU Delft een update van ‘Doe de tienkamp!’ uit 2011. Onder de overkoepelende triple P-benadering van People, Planet en Profit gaan we aan de hand van tien thema’s na hoe duurzame gebiedsontwikkeling de afgelopen tien jaar in de praktijk vorm heeft gekregen. Ieder hoofdstuk behandelt een belangrijk thema van duurzame gebiedsontwikkeling en bespreekt enkele wetenschappelijke inzichten, dilemma’s en instrumenten. We sluiten altijd af met een casus met een verbinding tussen People, Planet en Profit.

Identiteit is vooral hetgeen mensen met elkaar delen in een gebied - en vooral wat ze daar herkennen. Dat kan een gemeenschappelijke geschiedenis zijn, een taal, het land van herkomst, een favoriete voetbalclub of een plek. Meestal is het een mix van al deze zaken en hangt identiteit samen met hoe mensen dat ervaren. Duidelijk is wel dat de leefomgeving een zeer belangrijke rol speelt bij het delen en herkennen: het publiek domein, de parken of natuur, de gebouwen en natuurlijk het eigen huis.

Herkenbaarheid en eigenheid van een leefomgeving maken dat mensen zich verbonden voelen. Wie zich verbonden voelt met een leefomgeving, zet zich daarvoor in, wil daar graag blijven en wil die plek graag in stand houden. Diegene is bereid te investeren, zoals de ‘ruimte-voor-de-rivieren’-aanpak laat zien. Vooral bij een transformatie van een bestaande wijk worden bewoners direct geraakt en voelen ze zich betrokken. Zowel materiële als immateriële zaken zijn dan in het geding.

Gebiedsontwikkeling van plekken met historische waarde gaat om de verandering van een afgebakend bestaand (stads)landschap en welke materiële en immateriële aspecten bewoners en gebruikers daarvan waarderen. Immateriële zaken kunnen gebonden zijn aan een plaats, bijvoorbeeld het huis van Anne Frank. Dit huis heeft geen noemenswaardige bouwhistorische of architectonische waarde maar is van zeer grote betekenis. Het narratieve van de plek, de historie, gebouwen of objecten in de openbare ruimten, dat is wat mensen delen.

Wetenschappelijke inzichten

Hoe ontstaat en groeit een gebiedsidentiteit? En wat is nodig om een gebiedsidentiteit te verstevigen? Gebiedsontwikkelaars, projectontwikkelaars, stedenbouwers en architecten zijn geen sociologen die zich met het fenomeen identiteit op zichzelf bezig houden. De focus ligt bij hen vooral op het karakter en de kwaliteit van het gebied en haar bebouwing: wat men apprecieert en wat juist niet. Daarvoor zijn methoden ontwikkeld met waarderings- en transformatiekaders. Deze zijn gepubliceerd door de Rijksdienst voor het Culturele Erfgoed (RCE), grote gemeenten zoals Amsterdam, en TU Delft (Faculteit Architecture and the Built Environment, sectie Heritage and Architecture). Hier komen we op terug.

Gebiedsidentiteit moet groeien met de tijd

De identiteit van gebieden wordt niet alleen bepaald door de ruimtelijke, maar ook door de sociaal-culturele eigenschappen. Daarbij gaat het om de ligging en de ruimtelijke vorm van een gebied, maar ook om het gebruik van het gebied door bewoners en bezoekers, inclusief hun eigenschappen en waardeoriëntaties, hun manier van omgaan met elkaar en hun rituelen. De fysieke conditie van een gebied ontwikkelt zich per definitie trager dan de maatschappelijke conditie. Een gebied verandert bijvoorbeeld sneller van bevolkingssamenstelling dan van gebouwenvoorraad.

Door het verschil in ontwikkelingstijden is in gebieden al snel een kans op onbalans. Die onbalans ontstaat als gebieden tekortschieten op één van de drie waarden van ruimtelijke kwaliteit: gebruiks-, belevings- en toekomstwaarde. Het verschil in ontwikkelingstijden maakt dat gebiedsidentiteiten nauwelijks maakbaar zijn, maar moeten groeien (Goorden en Peeters, 2006).

Maatschappelijke ontwikkelingen en gebeurtenissen hebben wel invloed op een gebied en laten hier hun sporen achter. Soms zijn die duidelijk zichtbaar, bijvoorbeeld in de vorm van industriële monumenten of opvallende verkavelingsstructuren. Soms zijn ze pas na gedegen onderzoek traceerbaar, bijvoorbeeld door archeologisch onderzoek. De identiteit van een gebied wordt bepaald door de optelsom van fysieke karakteristieken en de sporen van het gebruik in de tijd.

De identiteit van een gebied wordt bepaald door de optelsom van fysieke karakteristieken en de sporen van het gebruik in de tijd.

Een gebied duurzaam ontwikkelen vraagt vooral oog voor de lange termijn. De aansluiting op en respect voor de lange lijnen uit het gebiedsverleden is een basisvoorwaarde voor succes. Door contextueel te ontwerpen is het mogelijk een kwaliteit te laten ontstaan op een plek die "de gemeenschap zich echt toe-eigent, die écht haar behoeften dekt, en die écht uitdrukking geeft aan haar identiteit en trots." (Van Wesemael, 2008, p. 9)

Identiteit (of 'eenheid van het wezen' of 'eigenheid van het karakter') is een fluïde begrip. De negentiende-eeuwse architectuurhistoricus John Ruskin liet al zien hoe lastig het is de zuiverheid van karakters van gebouwen vast te stellen. Hij beschreef de, in zijn ogen, karakterloze Zwitserse architectuur die iets Duits, Frans en Italiaans heeft. Ook het karakter van een oud industrie- of havengebied heeft iets fluïde. Vaak beschrijft men het als een rommelig karakter. Ook dat is iets wat men kan waarderen en mensen kunnen delen. Vooral ook omdat een oude vissershaven een zekere bekoring heeft op toeristen. Echter is zo'n gebied wel van betekenis veranderd: van visindustrie naar toeristische trekpleister.

Veel Vinex-wijken zijn gebouwd in voormalige weilanden. Geen oude haven, industrie of historische gebouwen: hier is niet altijd een geschiedenis om een plek te geven in de omgeving. Hooguit zijn er de historische patronen van het landschap zoals gemeente en projectbureau die gebruikten, bijvoorbeeld bij Prinsenland in Rotterdam en Ypenburg in Den Haag (of verder terug in het verleden bij de Haagse Beemden in Breda uit de jaren zeventig). Soms worden zelfs archeologische vondsten gebruikt, zoals oude Romeinse wegen en kanalen bij de Vinexwijken Leidse Rijn in Utrecht en Wateringse Veld in Den Haag. Soms wordt bij een gebiedsontwikkeling een identiteit zorgvuldig vormgegeven en nieuw bedacht. De Scandinavische wijk met houten huisjes is een populair thema bij menig projectontwikkelaar. Als we dat vergelijken met het transformeren van een gebied, dan is het minder complex.

Verstevigen van een bestaande gebiedsidentiteit

Transformatie van bestaande wijken is hogere gebiedsontwikkeling, of beter gezegd wijkontwikkeling. Vaak heeft de wijk al een stedenbouwkundige en architectonische waarde van het ensemble. Er zijn belangengroepen, er is bestaande bebouwing, er is geen ruimte om te bouwen, bouwgrond is al jaren bebouwd, gebiedsontwikkelaars moeten bouwgrond voor veel geld aankopen, en veel mensen zijn nogal gehecht aan hun wijk en zijn bereid daar voor te gaan staan. Als het dan ook nog wijken met grote stedenbouwkundige en architectonische ensemblewaarden zijn, waar families al generaties wonen, is zorgvuldigheid geboden.

Met wijktransformatie of stadsvernieuwing blijft het karakter van de wijk gewoonlijk bewaard, met als doel diversificatie vooral in het type woningen te brengen in de oude wijken en zo de wijken toekomstbestendig te maken. Een contextueel ontwerp dat aansluit bij de stedenbouwkundige en architectonische ensemblewaarden kan de identiteit van de bestaande wijk verstevigen.

Met alleen een contextuele benadering van het ontwerp zal men het oorspronkelijke karakter van het gebied niet kunnen bewaren.

Transformatie van oude industrie- of havengebieden, waarbij het ruige karakter bewaard moet blijven maar waar de ontwikkelaar ook een woonwijk moet bouwen, is complexe gebiedsontwikkeling. De transformatie van Scheveningen Haven of de Binckhorst is exemplarisch. Het karakter van het gebied is nog wel te beschrijven in nota’s en beeldkwaliteitsplannen en zelfs nog te bewaken door kwaliteitsteams. Maar uiteindelijk zal het oorspronkelijke, ruige industriële karakter wegebben, en herinneren alleen nog oude havenkranen aan een ander verleden. De identiteit van het gebied verandert geleidelijk naar iets anders.

De Kop van Zuid, Docklands, de Amsterdamse eilanden en HafenCity Hamburg zijn prachtig, maar het zijn wel hele verre herinneringen aan de ruige tijd van vroeger. Het oorspronkelijke karakter van deze oude havens is lastig te handhaven, want ze verandert gewoonweg van betekenis door een ander gebruik van het gebied. Het zijn aantrekkelijke woongebieden maar ook voor toeristen een trekpleister. Met alleen een contextuele benadering van het ontwerp zal men het oorspronkelijke karakter van het gebied niet kunnen bewaren. De zeevaart is gewoonweg verdwenen en de visserij bestaat niet meer. Het veranderend gebruik legt uiteindelijk een ander karakter op.

Instrumenten voor het bepalen van de identiteit en waarden van een gebied

Er bestaan verschillende methoden om de waarden van een gebied te bepalen.

1. Waarderingskaders
Naast de verhalen die mensen delen over een gebied is het nodig een kader op te stellen dat meerdere mensen delen, om zo vast te leggen wat van waarde is in een gebied. Het is voor gebiedsontwikkeling niet de geschiedenis zelf die wordt gewaardeerd, maar objecten of bijzondere gebeurtenissen die verwijzen naar iets gemeenschappelijks. Hiervoor stelt men een waarderingskader op. Dat kunnen historische gebouwen of landschappen zijn, of bijzondere bomen en gebeurtenissen. Deze worden benoemd met een waarderingskaart. Men kan zo immaterieel en materieel erfgoed benoemen.

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed RCE heeft daarbij een methode ontwikkeld om tot zo’n waarderingskader te komen: Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek. Lezen en analyseren van cultuurhistorisch erfgoed (2009) en Eenheid en verscheidenheid. Een zoektocht naar een integrale cultuurhistorische waardestelling van het materiële erfgoed (2014). Men waardeert algemene historische waarden die zijn gerelateerd aan maatschappelijke ontwikkelingen; ensemblewaarde en stedenbouwkundige waarden; architectuurhistorische waarden; bouwhistorische waarden; waarden vanuit de gebruikshistorie. Men toetst elk van deze deelwaarden aan de hand van de criteria gaafheid (authenticiteit) en zeldzaamheid. Objecten kunnen een hoge, positieve, onverschillige of zelfs negatieve waarde hebben. Niet alles wat oud is wordt automatisch positief gewaardeerd en niet alles dat nieuw is wordt automatisch als negatief gewaardeerd.

Deze waardering kan door een specialist worden gegeven, bijvoorbeeld een bouwhistoricus die de architectuur van een gebouw waardeert of door een historicus die de cultuur van een gebied waardeert. Echter ook bewoners van een gebied kunnen hun leefomgeving waarderen. Bewoners waarderen gewoonlijk ook andere aspecten dan mensen die zich uitsluitend met cultuur en historie bezig houden. Al deze informatie wordt verzameld en gedocumenteerd op kaarten, plattegronden en foto’s. Met de Schoonheid van Amsterdam heeft de gemeente Amsterdam vrijwel de gehele stad in kaart gebracht en gewaardeerd. Elk gebouw of object en elke plek heeft een andere waardering: soms positief, soms negatief.

2. Tussentijd en Transformatiekaders bij wijktransformaties
Gebiedstransformatie in de bestaande stad vol geschiedenissen en belangen is een uitdaging. De welstand met in haar kielzog monumentenzorg geeft waarderingskaders aan, maar laat ook de ruimte. Ze reduceert met deze waarderingskaders onzekerheden bij burgers en marktpartijen zonder een eindbeeld te schetsen. Naast deze passieve waarderingskaders zijn er ook andere, meer actieve instrumenten voor gebiedstransformatie die meer mogelijkheden bieden.

Stedelijke transformatie in de Tussentijd
In de laat 20e-eeuwse Transvaalkwartier in Den Haag had men een geheel andere aanpak. In 2002 werd het Projectbureau OpTrek opgericht door kunstenaars. Geïnspireerd op voorbeelden in Berlijn betrokken zij met allerlei kunstprojecten de buurt bij de transformatie van hun wijk. ‘Tussentijd’ is een concept waarbij men de tijdsspanne van de transformatie van de wijk benoemt en gepaard laat gaan met tal van festivals en gebeurtenissen. Bewoners worden zo meegenomen in de verandering van hun wijk. Ongeveer drieduizend woningen werden vervangen door 1.600 nieuwe in allerlei typen. Er werden kaarten geproduceerd waarop schuilmoskeeën uit de jaren zestig werden ingetekend, Hotel Transvaal werd geopend en ontving voorname gasten. Samen met bewoners werd het hele proces van transformatie actief doorlopen. In 2007 verscheen het boek Stedelijke Transformatie in de Tussentijd. Dit is een reisverslag over de periode tussen sloop en nieuwbouw dat bewoners, kunstenaars, woningcorporaties, architecten, bedrijven en gemeente samen hebben gemaakt en dat heeft geleid tot een van de meest succesvolle wijktransformaties van Nederland. Met deze actieve kaders en het samen doormaken van de verandering blijkt er opeens toch heel erg veel mogelijk.

Transformatiekader: kansen voor verandering
Een andere actief instrument van gebiedstransformatie waarbij men rekening houdt met de waarden in een gebied is het toepassen van een Transformatiekader. Deze aanpak is door TU Delft, afdeling Heritage & Architecture ontwikkeld in Designing from Heritage. Strategies for Conservation and Conservation (2017). Nadat het waarderingskader door specialisten en burgers is gemaakt, kan er een Transformatiekader worden opgesteld dat benoemt waar de veranderkansen liggen van een gebouw of gebied. Immers: naast positieve waarderingen zijn er ook de negatieve. Feitelijk wordt dezelfde kaart getekend als de waarderingskaart, maar dit keer de inverse. Ontwerpers en bouwers kunnen met dit kader aan de slag en weten precies waar de kansen liggen voor verandering. Bijvoorbeeld: de bergingsblokken op de begane grond in portiekflats die bewoners steevast als heel negatief aanmerken in waarderingskaders, zijn in de transformatiekaders kansen waar men stevig aan de slag kan. Of: de soms sleetse openbare ruimte in bloemkoolwijken biedt veel kansen voor verbetering. Belangrijk is dat naast specialisten ook burgers zich hiermee conformeren met plannen voor transformatie. Een Transformatiekader zou een Beleidsregel moeten zijn in het Omgevingsplan. Een Transformatiekader reduceert namelijk onzekerheid bij betrokkenen en initiatiefnemers, maar benoemt ook de kansen die broodnodig zijn in het tijdperk van de uitnodigingsplanologie, de aanstaande Nationale Omgevingsvisie en Omgevingswet.

Dilemma’s en conclusie

Er bestaan al goede instrumenten, zoals ‘Tussentijd’ en ‘Waardering- en Transformatiekaders’. Deze zijn algemeen geaccepteerd en gemeenten passen die weer op een eigen manier toe, zoals de gemeente Utrecht met bijvoorbeeld de wijk Overvecht. Ook in het onderwijs is het systeem van ‘Waarderings- en Transformatiekaders’ gemeengoed.

De discussie gaat daarom niet over de instrumenten, maar over de politieke durf. De lokale politiek heeft een invloed op de omgang met gebiedshistorie en identiteit. Maakt men eenduidige kaders vooraf of laat men het initiatief volledig aan enkele initiatiefnemers? Of de Omgevingswet veel zal veranderen valt te betwijfelen. Zowel in de oude als in de nieuwe situatie hangt alles af van de visie en moed van het stadsbestuur om de kaarten open op tafel te leggen en heldere kaders te scheppen. Een transformatiekader is geen eindbeeldplan of masterplan uit de oude tijd, maar schetst de potenties van steden gebaseerd op reeds bestaande waarden. Historische elementen kunnen hierdoor, mede door de waardering van de bewoners, een integraal onderdeel worden van gebiedsontwikkeling. De welstand en haar nota is hiervoor een geschikt instrument. In de casuïstiek komt aan de orde hoe Amsterdam deze welstandsnota’s invult. 

Cover: Pixabay

Casuïstiek: Amsterdam

Grote gemeenten hebben in navolging van de RCE methodieken ontwikkeld en deze in welstandsnota’s vastgelegd. Als voorbeeld beschrijven we Amsterdam. Met De Schoonheid van Amsterdam, alweer uit 2016, is een heel waarderingssysteem bedacht waarbij zowel gebieden als wijken worden gewaardeerd. Naast ‘erfgoed’ beoordeelt men hier ook ‘duurzaamheid’, ‘herbestemming’ en ‘ruimte voor particulier initiatief’. In het voorwoord van de nota betoogde Maarten van Poelgeest (de toenmalige Wethouder Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Klimaat en Energie) dat deze nota gericht is op het ‘mogelijk maken’ in plaats van ‘tegen te houden’. Dat mogelijk maken wil de gemeente bewerkstelligen door op voorhand en expliciet normen voor de welstand te formuleren.

Met een Algemene Maatregel van Bestuur de Modernisering Monumentenzorg MoMo (2012) is bepaald dat cultuurhistorische waarden moeten meewegen in ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan werd een instrument waarmee deze cultuurhistorische waarde van een gebied kan worden beschermd. Hiermee wil men voor burgers op voorhand helder maken wat men wel of niet mag bij een verbouwing of bouwplan. Met de criteria van de welstandsnota weegt men de individuele vrijheid van de burgers of ondernemer af tegen de aantrekkelijkheid van de leefomgeving als algemene waarde. Daarbij houdt de nieuwe nota rekening met grote verschillen in de kwaliteit van gebieden en hun belang voor het aangezicht van Amsterdam. Zo wil men scherper de lijn trekken tussen waar men veel waarde hecht aan stedelijke ensembles en gebouwen en waar men geen waarde hecht hieraan (bij de grote transformatieopgave van lege kantoren hecht men bijvoorbeeld geen waarde aan het historisch beeld van de kantorenparken langs de ringwegen). Gebouwen worden in samenhang gezien met de karakteristieke stedelijk ensembles van de woonbuurten en -wijken waar ze deel van uitmaken.

Het welstandstoezicht staat niet op zichzelf en is ingebed in een breder geheel van maatregelen gericht op ruimtelijke kwaliteit. Welstandscriteria variëren per gebied, deze zijn ‘licht en wendbaar’ in sommige transformatiegebieden tot ‘sterk en dominant’ waar erfgoed in het geding is (zoals het Centrum, de 19de-eeuwse Ring, de Gordel ’20-’40 en de AUP (Algemeen Uitbreidingsplan)-gebieden). Met beleidsinstrumenten zoals structuurvisie, welstandsnota en bestemmingsplannen brengt Amsterdam samenhang in het beleid dat gericht is op de kwaliteit van de leefomgeving.

De welstandsnota is een uitwerking van de erfgoedvisie die de stad formuleerde met de nota Erfgoed, spiegel van de stad (2012). Daarin werden drie sporen getrokken waarbinnen men moest blijven bij de opgave voor bescherming en ontwikkeling van de stad. Allereerst het stimuleren van duurzaamheid en transformatie, daarbij zijn behoud en herbestemming van de bestaande stad belangrijk. Het gaat hier niet alleen om waarde van het erfgoed zelf, maar ook de waarde van erfgoed voor de stedelijke economie, bijvoorbeeld het toerisme. Het is daarom belangrijk om in erfgoed te investeren. Het gaat er ook om dat erfgoed mensen verbindt: mensen met verschillende achtergronden en vanuit verschillende culturen waarderen het erfgoed en delen deze ervaring gezamenlijk, aldus de nota.

De waardering van het erfgoed is aangegeven op waarderingskaarten. Daarop is Amsterdam verdeeld in waardegebieden (bijvoorbeeld ‘De Gordel ’20 – ’40’ of het ‘AUP-gebied’). Op de waarderingskaarten wordt de architectonische kwaliteit van de be­bouwing in een opklimmende waar­dering aangegeven.

Dit voorbeeld maakt duidelijk dat het sturen op de gebiedshistorie en identiteit langs verschillende wegen kan gaan en afhangt van hoe gemeenten hiermee omgaan. Dit geldt op gemeentelijk niveau maar ook op gebiedsniveau.


Cover: ‘Amsterdam Pixabay’ door neshom (bron: Pixabay) onder CC0 1.0, uitsnede van origineel


Portret - Leo Oorschot

Door Leo Oorschot

Leo Oorschot, Haags architect, urbanist en publicist - atelier PRO architekten. Verbonden aan Research Group Beyond the Current - TU Delft

Portret - Jeroen Mensink

Door Jeroen Mensink

Architect/eigenaar bij JAM* architecten


Meest recent

Annius Hoornstra Column Cover door Esther Dijkstra (bron: Illustratie Esther Dijkstra, bewerkte foto Patrick van den Hurk)

De versnellers

Het zou wat zijn, maar toch: ze liggen klaar. Plannen voor 630.000 nieuwe woningen in de komende kabinetsperiode. Volgens columnist Annius Hoornstra zijn alleen nog wat onorthodoxe maatregelen nodig.

Opinie

15 april 2024

Voetbalveld tijdens overstroming van de IJssel in Rheden door Daan Kloeg (bron: Shutterstock)

“Voor een écht sturende water en bodem-kaart is juridische binding nodig”

Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat laat met een ‘gecombineerde sturingskaart’ zien waar nog gebouwd kan worden. Hoogleraar Marleen van Rijswick plaatst kritische kanttekeningen bij de sturende kracht ervan.

Interview

15 april 2024

Vondelpark in Amsterdam door Wolf-photography (bron: Shutterstock)

Klimaatadaptatie in de stad, neem ook de effecten op de waterkwaliteit mee

De waterkwaliteit in Nederland staat volop in de belangstelling. Het stedelijk water doet daarin ook mee, mede in relatie tot de klimaatbestendige stad. Bart-Jan Vreman van Arcadis laat zien waar we op moeten letten bij klimaatmaatregelen.

Onderzoek

12 april 2024