Interview Hoogleraar Joks Janssen aanvaardt vandaag het ambt van Professor of Practice Brede Welvaart in de Regio aan de Tilburg University. In zijn rede gaat hij in op het verleden, het heden en de toekomst van het Nederlandse platteland. Het huidige agrarische systeem is volgens Janssen om meerdere redenen aan vervanging toe en hij pleit voor nieuw ruimtelijk perspectief op basis van de 3 g’s: grond, gemeenschap en geschiedenis.
Dat Joks Janssen zich al langer bezighoudt met de vraag waar het met ons landelijk gebied naar toe moet, blijkt uit een snelle scan van zijn werk op Gebiedsontwikkeling.nu. 42 hits, die beginnen met bijdragen over erfgoed en digitalisering en vanaf 2020 verkleuren naar het belang van brede welvaart in gebiedsontwikkeling en thema’s als circulaire landbouw, de stikstofproblematiek en de noodzaak van een actieve grondpolitiek. Het zijn onderwerpen die zeker ook aan bod komen in de rede die Janssen vandaag uitspreekt en die de ombouw van het platteland als overkoepelend thema meekreeg.
Janssen, opgeleid als bouwkundig ingenieur, is de komende jaren werkzaam als Professor of Practice aan de universiteit van Tilburg. Hij spreekt een dubbelrede uit met Hans Mommaas. Janssen gaat terug in de tijd en markeert de start van zijn analyse van de ontwikkeling van het Nederlandse platteland bij het landbouwbeleid uit de wederopbouwperiode. Daarin werd het proces ingezet van “rationalisatie, specialisatie en schaalvergroting”, met daarbij ruilverkaveling als belangrijk instrument. Dat systeem komt nu aan haar grenzen, aldus Janssen: “Dat systeem is bijzonder goed in staat gebleken de agrarische productie op te voeren, maar schiet tekort in de ‘productie’ van andere waarden, bijvoorbeeld op het vlak van biodiversiteit, gezondheid en schoon water. Een ruimtelijke ombouw is noodzakelijk om deze waarden een volwaardige plek te geven in de landbouw en de leefomgeving.”
In de plaats van het huidige systeem moeten we toe naar een gebiedsgerichte aanpak op regionaal niveau, waarin brede welvaart centraal staat en stad en platteland zich niet meer van elkaar afkeren, zo stel je voor. Waarom is deze koerswijziging noodzakelijk?
“We moeten de beweging maken van vrij uniforme naar meer gedifferentieerde landbouwrecepten. Recepten die ook veel beter in balans zijn met regionale ecosystemen, maar ook met wat bodem- en watervragen en de eisen vanuit klimaatadaptatie. Ook daar moet de landbouw zich toch toe verhouden.”
‘Joks Janssen’ (bron: Het PON & Telos)
“Als je dat goed wilt doen en je wilt boeren ook de kans geven om de brede welvaart te versterken, dan vereist dat op nationaal niveau inderdaad een systeemwijziging. Ik heb nu vooral het ruimtelijk spoor daartoe uitgewerkt en dat kun je regionaal ook nog best wel voor elkaar boksen. Maar ook financieel-organisatorisch is een omslag vereist. Je moet eigenlijk ook consequent de landbouw en de bijdrage van de landbouw aan de brede welvaart gaan beoordelen, beprijzen en belonen.”
Dat betekent dus de noodzaak van een parallel sociaaleconomisch spoor? Mede omdat een derde van de landbouwgezinnen onder het minimumniveau leeft?
“We zien dat de verschillen tussen de verschillende deelsectoren binnen de landbouw echt groot zijn. Je hebt een vrij kapitaalintensief deel van de sector, de glastuinbouw, delen van de akkerbouw. Die doen het vrij goed, daar zijn ook de inkomens wel op niveau. Maar het grootste probleem zit eigenlijk bij de veehouders, en dan met name de grondgebonden melkveehouderij.”
“Zij zijn eigenlijk de beheerders van grote delen van ons landschap. Als we daar niks aan gaan doen – bijvoorbeeld door hun verdiensten voor natuurwaarden te belonen - dan verliezen we een groot deel van die sector en krijgen we er intensieve teelten voor terug. Zonder inzet van actief grondbeleid zijn en blijven schaalvergroting en intensivering immers de dominante trend.”
Met alle gevolgen van dien, zoals je die ook in je rede schetst: een industrialisering van ons landschap met grote gebouwen en waar de koeien nooit het daglicht meer zien. Hoe wordt dat veroorzaakt?
“De stikstofaanpak van de overheid geeft aan dat de uitstoot omlaag moet, maar het laat eigenlijk als enige optie om die uitstoot te reduceren de technologische innovatie open. Dat kost heel veel geld en dus moeten boeren fors investeren. Alleen de meest kapitaalintensieve bedrijven kunnen zich dit pad veroorloven en de bank meekrijgen. Terwijl we landbouw willen die ook ruimte laat voor andere waarden. De manier waarop het systeem nu uitwerkt is dat we eigenlijk steeds minder boeren overhouden op steeds grotere complexen en die zich afkeren van de omgeving, inderdaad in afgesloten megacomplexen. In het huidige dominante landbouwmodel is alles gericht op kostprijsverlaging en volumeproductie voor de export. Het eist steeds meer inzet van technologische innovatie om binnen de milieugrenzen te blijven. En zelfs dat lukt nog niet eens.”
In Denemarken is daar wellicht nog de ruimte voor – en daar sluit men wel stevige akkoorden om de stikstofuitstoot terug te brengen – maar hoe past de landbouw nog in onze steeds voller wordende delta waar straks 20 miljoen mensen wonen?
“Er ontstaan steeds meer conflictsituaties. We zien dat bewoners steeds meer eisen gaan stellen aan de landbouw. Kijk naar de discussies in het noorden over de lelieteelt. Daarom ligt de grootste kans voor de landbouw in het zich weer verbinden met het maatschappelijk systeem. Daarvoor moeten we op nationaal en internationaal niveau de nodige wissels omzetten op financieel, economisch en organisatorisch niveau. Maar het ruimtelijk spoor waar ik op inzoom en dat een deel van de transitie behelst, is het meest gebaat bij regionaal maatwerk. De ruimtelijke inrichting hangt heel erg af van landschap en geomorfologie ter plekke. Het maakt nogal uit of je een veehouderij hebt rondom de kwetsbare veengebieden in de Peel of aan akkerbouw doet in Noordoost-Groningen.”
‘Koeien in het weiland bij Leeuwarden’ door Eric Schipper (bron: Shutterstock)
“Met de exit van het NPLG verliezen we een belangrijke, nationale steun voor ruimtelijke maatwerk in de regio. De regio is nu zelf aan zet en dan kijk ik vooral naar de provincies. Zij zijn het bevoegd gezag als het gaat over landinrichting. En hebben ook het instrumentarium in de Omgevingswet, wat eerst de Wet op de inrichting landelijk gebied was. Dus al die instrumenten – van kavelruil tot herverkaveling – staan ter beschikking. Alleen moeten ze het nu wel gaan doen. Daar zie ik nog wel wat koudwatervrees en ook wel wat moeizame manoeuvres. Daarom mijn appèl aan de provincies: jullie hebben lang geroepen dat je hiervan wil zijn, dan moet je nu ook echt aan de slag.”
Zou het in opkomst zijnde instrument van de Regionale Investeringsagenda een bijdrage kunnen leveren?
“Ik denk het wel. We moeten bijvoorbeeld opnieuw nadenken over verevening tussen rood en groen, om daarmee agrarische gronden te kunnen afwaarderen en zo bereikbaar te maken voor verweving van landbouw met natuurontwikkeling en andere functies. Met een planbatenheffing kunnen we tot een interactie tussen stad en land komen. De winst die we genereren met de verstedelijkingsopgave – en die ook in het landelijk gebied zal neerslaan met de volgende generatie nieuwe bouwlocaties – laten we voor een deel terugvloeien naar de boeren die willen extensiveren. We kennen uit het verleden de regionale landschapsfondsen die gevuld werden met middelen vanuit verevening. In de wederopbouw is min of meer afgesproken dat stad en land elkaar met rust zouden laten maar in mijn optiek moet je beide weer veel meer verbinden en verweven. Stedelingen hebben veel baat bij een goed, aantrekkelijk en toegankelijk landschap.”
In de rede stel je dat er naast het regionaal maatwerk een faciliterend nationaal beleid nodig is. Waar denk je dan aan, herintroductie van de Dienst Landelijk Gebied?
“Een nationale grondbank zou kunnen helpen. Maar ook een heldere kaart voor de lange termijn: waar willen we landbouw en andere functies verweven, en waar moeten we grondprijzen dus dempen? Maar ook: welke gebieden houden we juist vrij van verstedelijking omdat daar de beste gronden zijn voor plantaardige productie en duurzame voedselvoorziening? Sommigen spreken al over een nationale agrarische hoofdstructuur, complementair aan het natuurnetwerk. Ik zou zeggen: een heldere visie over waar we met het landelijk gebied in Nederland naar toe willen, zoals mijn Wageningse collega Martha Bakker ook bepleit. Waar willen we in 2050 zijn? Op zo’n manier geef je ook richting aan de boeren. Zij weten – met telkens wisselend overheidsbeleid – echt niet meer waar ze aan toe zijn.”
“De Dienst Landelijk Gebied komt niet meer terug, zeker niet onder dit kabinet. We zullen het vraagstuk van kennis en capaciteit daarom op een andere manier moeten organiseren. De knowhow inzake landsinrichting regionaal weer opbouwen en slim samenwerken tussen provincies, waterschappen en groene organisaties. Het zou ook helpen als we de landbouwproblematiek uit de politiek-bestuurlijke hectische cyclus kunnen trekken, net zoals we dat bij de waterproblematiek heel slim met een Deltaprogramma en een Deltacommissaris hebben gedaan. Dan kun je koersen op de lange termijn.”
Tot slot, zie je ook kansen voor de bottom-up aanpak bij de wederombouw? Dorpen en gemeenschappen die zelf het heft in handen nemen, zoals in Zundert bijvoorbeeld gebeurt?
“Daarom heb ik het ook bewust – naast grond – over gemeenschap en geschiedenis. Ik geloof in nieuwe samenwerkingen; ik was laatst nog in Zuidoost-Brabant waar een aantal boeren nu overstapt naar de natte teelt van lisdodden. Goed voor het waterpeil en goed voor de natuur. Zij hebben nu een coöperatie opgericht met een aantal boeren en zijn daarmee een interessante speler; ze hebben een deal kunnen sluiten met een aantal woningcorporaties in de regio. Daarmee hebben ze gegarandeerd een afzet van hun teelt, dat de corporaties inzetten in de verduurzaming van de bouw.”
“Zo snijdt het mes aan twee kanten: boeren helpen de bouw, en omgekeerd. Daar zit voor een deel ook mijn kritiek op het landbouwbeleid van het Rijk: het is heel erg gericht op de individuele agrariër. We individualiseren de grote problemen van landbouw en platteland, terwijl de oplossingen juist liggen in meer samenwerking. Eigenlijk moeten we het beleid collectiever maken. We moeten de boeren verbinden met andere spelers. En daarmee kun je ook buiten de bestaande agroketens om tot nieuwe bestaansmodellen komen, die ook financieel houdbaar zijn. En dat zou de overheid veel meer kunnen ondersteunen, bijvoorbeeld met haar lokale en regionale inkoopbeleid.”
Dubbele redevoering
Vanmiddag om 16.15 houden Prof. dr. ir. Joks Janssen en Prof. dr. ir. Hans Mommaas, beiden verbonden aan de Academische Werkplaats (Be)sturen op Brede Welvaart van Tilburg University, hun redes. Joks Janssen spreekt ter ere van zijn benoeming tot ‘Professor of Practice Brede Welvaart in de Regio’ en Hans Mommaas geeft een openbaar afscheidscollege als Hoogleraar Regionaal Duurzaamheidsbeleid. De bijeenkomst is hier online te volgen.
Cover: ‘Bruine en Zwart-Witte Koe in de Weide’ door Clara Bastian (bron: shutterstock)