Onderzoek In het debat over het oplossen van de woningnood gaat het vaak om de grote locaties en de dito getallen. Maar wat kan de bijdrage zijn van het bouwen van woningen in kleinere kernen? De provincie Drenthe liet bureau KAW onderzoeken wat de kwantitatieve mogelijkheden zijn in de Drentse dorpen. Is daar ook nog ruimte zat?
Bij verstedelijkings- en verdichtingslocaties wordt de focus vaak gelegd op de (middel)grote steden, waar nog ruimte zou zijn om woningen toe te voegen aan de voorraad. Of het nu om bedrijventerreinen gaat, naoorlogse wijken of andere transformatielocaties: de steden staan vooraan – en dan vooral in de Randstad en de provincies daar direct omheen. Maar niet alle regio’s van Nederland zijn echter gezegend met dergelijke gebieden. Terwijl er vaak wel ambities zijn uitgesproken om ook daar bij woningen te bouwen. De provincie Drenthe is daar een voorbeeld van; met Assen, Hoogeveen en Emmen zijn de grootste steden genoemd, terwijl er een woondeal ligt om tot 2030 wel bruto 16.200 woningen toe te voegen. Heel Noord-Nederland (inclusief Flevoland) legde in 2021 een bod op tafel om 222.000 woningen toe te voegen, met name om daarmee nieuwe en betere infrastructuur binnen te kunnen slepen (waaronder de inmiddels zwaar onder druk staande Lelylijn).
Ruimte in de dorpen
De vraag is dan: kunnen er in een provincie als Drenthe ook op andere, niet-stedelijke plekken woningen worden toegevoegd? Die vraag legde het Drentse provinciebestuur voor aan het ontwerp- en onderzoeksbureau KAW, dat de afgelopen jaren al meer van dit soort exercities uitvoerde. Tijdens het wooncongres ‘Samen bouwen aan Drenthe’ op 5 juni werd de studie naar de potenties van dorps verdichten gepresenteerd. Belangrijkste conclusie van de onderzoekers: er kunnen in en bij de dorpen minimaal 2.300 woningen gerealiseerd worden. Als ook het splitsen van woningen en het bouwen op voormalige erven wordt meegerekend, loopt dat aantal op tot ruim 13.000.
KAW ziet aan de hand van uitgevoerde quickscans kansen op drie soorten locaties, die in de studie nader zijn uitgewerkt: herbestemmingen, het invullen van lege plekken en het herstellen van dorpsranden. Daarbij gaat het overigens niet alleen om de stenen: de verdichting levert een “niet te onderschatten bijdrage aan de leefbaarheid van dorpen, het in stand houden van naoberschap en voorzieningen en draagt bij aan het versterken van de Drentse (ruimtelijke) kwaliteit.” Het gedachtengoed van de brede welvaart komt dus ook hier om de hoek kijken, vergelijkbaar met de manier waarop KAW in 2024 voorstellen presenteerde voor de centrumgebieden van Groningse gemeenten.
Soorten dorpen
De onderzoekers pleiten voor situationeel maatwerk: Drenthe heeft meerdere soorten dorpen en het is goed om daarbij aan te sluiten in de verdichtingsaanpak.
- De ‘esdorpen’ zijn de oudste dorpen van Drenthe die zijn gevormd op of aan de rand van de zandgronden. Esdorpen bestaan traditioneel uit bij elkaar gelegen boerderijen met ‘essen’ als akkers. Deze soort dorpen komt het meeste voor in deze provincie.
- De ‘kanaaldorpen’ op het veen (de veenkoloniën) zijn ontstaan vanaf de 18e eeuw toen op grote schaal veen werd afgegraven ten behoeve van de turfwinning. De efficiënte lineaire dorpsstructuren, zich uitstrekkend langs het kanaal waarlangs de turf werd verscheept, zijn hier vandaag de dag nog het resultaat van.
- De ‘wegdorpen’ die ontstaan zijn op de rand van het hoogveen zijn ook een resultaat van de turfwinning, maar zijn gegroeid rondom een centrale weg. De verkaveling volgt de structuur van de ondergrond meer dan in kanaaldorpen en is kleinschaliger.

Anloo, een van de karakteristieke esdorpen in noord-Drenthe.
‘Sint-Magnuskerk in Anloo’ door Travel Telly (bron: shutterstock)
In en bij elk van deze typen dorpen zijn de drie genoemde ruimtelijke ingrepen mogelijk. Van belang is om deze vorm te geven samen met de bewoners, aldus de onderzoekers: “Verdichten in dorpen vraagt om precisie. Het gaat om plekken kiezen die kloppen, én om draagvlak. Daarom is er aandacht voor hoe je dit lokaal aanpakt. Niet met een plan van bovenaf, maar door samen met inwoners te bepalen wat past en waar de behoefte ligt.” De 2.300 woningen die hier mogelijk zijn, zijn volgens KAW “geen druppel op de gloeiende plaat. Juist door in de dorpen te bouwen dragen we eraan bij dat dorpsbewoners in hun eigen dorp kunnen doorstromen en de basis onder dorpsvoorzieningen versterkt wordt.” Daarnaast liggen er dus mogelijkheden in het intensiever benutten van bestaande kavels en woongebouwen (met respectievelijk erfwonen en woningsplitsing).
De Drentse gedeputeerde Yvonne Turenhout (Wonen, PvdA) liet voor de camera van RTV Drenthe weten content te zijn met de uitkomsten en vooral ook met de voorstellen voor de dorpsranden. “Dan gaat het dus over ‘een straatje erbij’, maar wel heel goed passend bij de kwaliteit en identiteit van het dorp.” De vervolgvraag is uiteraard of de twaalf Drentse gemeenten in staat zijn om de potentiële bouwmogelijkheden om te zetten in concrete plannen – om die vervolgens ook vlot te trekken. Met name bij de kleinere gemeenten ontbreekt het aan voldoende capaciteit; niet voor niets introduceerde de provincie Drenthe in 2023 een subsidieregeling voor de ondersteuning van activiteiten in de voorfase van projecten, om zo tot versnelling te komen.
Het onderzoek van KAW is hier te downloaden.
Cover: ‘Grevelingskanaal in Annerveenschekanaal gezien vanaf her Roels Roetert Draaigie’ door Gouwenaar (bron: Wikimedia Commons) onder CC0 1.0, uitsnede van origineel