2013.10.24_Ook in de jaren vijftig krimpbeleid_180

Ook in de jaren vijftig ging overheid krimp met participatie te lijf

24 oktober 2013

4 minuten

Nieuws Krimp wordt vaak gezien als doemscenario. Maar het is geen nieuw fenomeen, plattelandsgebieden in de jaren vijftig van de vorige eeuw hadden ook te maken met ‘de leegloop’ zoals het destijds werd genoemd. Het wiel hoeft dus niet opnieuw te worden uitgevonden.

Voor mijn promotieonderzoek Naar een leefbare regio onderzocht ik hoe in de tweede helft van de twintigste eeuw werd omgegaan met krimpvraagstukken in Noord-Groningen (Melis, 2013). De leegloop in de jaren vijftig werd hoofdzakelijk veroorzaakt door de afnemende werkgelegenheid. Machines namen het handwerk in de landbouw over en veel plattelandsgebieden boden geen vervangende werkgelegenheid. Bewoners trokken daarom voor werk van de traditionele landbouwgebieden naar industriegebieden, zoals het Westen en Twente.

Voor de nieuw opkomende sociale wetenschappen was de veranderende situatie op het platteland een mooi onderzoeksobject. In die periode verschenen verscheidene studies over de plattelandssituatie (zie Kalma, 1960; Saal, 1958). De situatie zag er volgens de onderzoekers niet rooskleurig uit. Studenten van de Wageningse hoogleraar rurale sociologie Evert Hofstee concludeerden zelfs dat kleine plattelandsdorpen zouden verdwijnen (Abma en Tonckens, 1957).

Hoe het ministerie burgerparticipatie afdwong

Een opvallend dreigend onderzoeksrapport uit die periode is Bedreigd bestaan. De sociaal, culturele en economische situatie in Noord-Groningen, dat verscheen op initiatief van een burgemeester, enkele notabelen en onder leiding van het Sociologisch Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen. Dit rapport geeft de sfeer van die tijd goed weer. Opvallend is dat de aanbevelingen van toen lijken op de strategieën van tegenwoordig. Een voorbeeld is de aanbevolen community organization: inwoners betrekken bij de ontwikkeling van hun dorp (community). Dat lijkt op onze huidige burgerparticipatie. Vanuit het ministerie van Maatschappelijk Werk werd dit gestimuleerd door bij sociale projecten tien procent eigen financiële bijdrage uit een dorp en samenwerking tussen verschillend sociale groepen (lees de toenmalige religieuze en politieke zuilen) te eisen.

Toch kwam de community organization slechts beperkt van de grond. Dat had te maken met een verschil in beleving: de bewoners vonden de leefbaarheid door de stijgende welvaart toenemen, de Noord-Groningse bestuurders veronderstelden juist dat de leefbaarheid door de krimp slecht was en probeerden hier regionaal oplossingen voor te vinden. De bewoners konden zich daar niet mee identificeren.

Met overheidssubsidies werden er dan wel dorpshuizen opgericht, maar het waren vooral lokale leiders die bepaalden wat er gebeurde, al deden zij dat namens de ‘hele’ bevolking. Vooral voor jongeren en vrouwen betekende dit dat ze weinig invloed hadden op lokale ontwikkelingen. Vanaf de jaren zeventig komt hier langzamerhand een beetje verandering in en kregen ze steeds meer mogelijkheden om eigen voorzieningen te ontwikkelen. Zo werd in die tijd in een aantal Groningse dorpen door jongeren een jeugdsoos opgericht.

De Groningse dorpen verdwenen niet, integendeel

Hoewel de huidige krimpsituatie natuurlijk niet helemaal vergelijkbaar is met die in de jaren vijftig, kunnen we van het verleden leren. Leefbaarheid werd een halve eeuw geleden vaak op verschillende manieren ingevuld. De gemeente dacht daarbij hoofdzakelijk aan het voorzieningenniveau, terwijl het voor bewoners ook in grote mate draaide en nog steeds draait om het sociale klimaat (zie Gardenier, 2012; Vermeij en Molenhorst, 2008). In de praktijk kan deze tegenstelling lastig werken. In het ergste geval voert een gemeente een beleid, bijvoorbeeld een participatiebeleid, zonder dat het weet wat haar bewoners wil en voelen bewoners zich niet serieus genomen. Samen kunnen burgers en bestuurders veel sterker inspringen op de veranderingen en kunnen initiatieven voor burgerparticipatie veel sterker van de grond komen.

De Noord-Groningse leegloop sloeg in de jaren zeventig om naar groei. Door de opkomst van de auto konden mensen op het platteland wonen en werken in de stad; de suburbanisatie deed zijn intrede. De Noord-Groningse dorpen verdwenen daardoor niet en tegenwoordig zijn het juist deze dorpen die de identiteit van Noord-Groningen bepalen. Het verdwijnen van voorzieningen heeft dan ook niet de verwachte mate van negatieve gevolgen gehad. De gevolgen van krimp hoeven dan ook niet altijd als een probleem gezien te worden.

Korrie Melis werkt als onderzoeker bij het Kenniscentrum Publieke Zaak van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Haar proefschrift ‘Naar een leefbare regio. Regionale leefbaarheid en identiteiten in Noord-Groningen tijdens de tweede helft van de twintigste eeuw’ (Groningen, 2013) is als geïllustreerd boek te bestellen bij Boekhandel Godert Walter in Groningen en via regiogana.nl.

Noten:

Gardenier, J. D. (2012). Rijk met kleine dorpen. Een sociologische studie naar het platteland van Noord-Groningen. Assen: Van Gorcum.

Kalma, J. J. (1960). Dorpen willen leven, een studie over het Friese platteland. ‘s-Gravenhage: Boekencentrum n.v.

Saal, C. D. (1958). Het boerengezin in Nederland. Sociologische grondslagen. Assen: Van Gorcum & Comp. N.V.

Tonckens, N. A., & Abma, E. (1957). Verdwijnende dorpen op het Groninger Hogeland. Wageningen: Afdeling Sociologie en sociografie van de landbouwhogeschool.

Vermeij, L., & Mollenhorst, G. W. (2008). Overgebleven dorpsleven. Sociaal kapitaal op het hedendaagse platteland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.


Cover: ‘2013.10.24_Ook in de jaren vijftig krimpbeleid_180’


Door Korrie Melis

Onderzoeker Kenniscentrum Publieke Zaak


Meest recent

Fietspad langs fruitbomen in bloesem, Betuwe door Wolf-photography (bron: Shutterstock)

TNO en RIVM ontwikkelen universele indicatorenset voor een gezonde leefomgeving

Hoe maak je een leefomgeving gezond? TNO en RIVM sloegen de handen ineen en presenteren een basisset indicatoren. De set helpt professionals bij het meten, monitoren en verbeteren van een gezonde leefomgeving.

Analyse

21 mei 2025

Stadsveteraan, Amsterdam door AM (bron: AM)

Zo is (sociale) woningbouw voor senioren in de stad wél mogelijk

De vergrijzing neemt toe, maar het aantal seniorenwoningen groeit nauwelijks door hoge kosten en weinig beschikbare grond. Twee Amsterdamse sociale woonconcepten voor senioren lukt het wél. Wat valt hiervan te leren?

Uitgelicht
Casus

21 mei 2025

Surveillance Software in Tallinn door Gorodenkoff (bron: Shutterstock)

De opmars van AI, dit is een routekaart voor toekomstbestendige steden

De opkomst van AI zorgt voor nieuwe ontwikkelingen rondom stedelijk beleid en beheer. Internationaal onderzoek brengt in kaart hoe 250 steden wereldwijd de mogelijkheden van AI verkennen of dit al inzetten om complexe uitdagingen aan te pakken.

Onderzoek

20 mei 2025