Analyse Lange tijd waren waterschappen faciliterend en op de achtergrond in de ruimtelijke ordening. Klimaatverandering maakt dat waterschappen zich deze houding niet langer kunnen permitteren en actiever zijn dan ooit in gebiedsontwikkelingen. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden vertelt waarom zij graag deze actieve positie inneemt. “Het is nu de uitdaging om met verleiding, samenwerking, en overtuigingskracht, het verschil te maken.”
Het was eerder deze zomer een bijzondere plotwending in de soap die de bouw van achtduizend woningen in de laaggelegen Zuidplaspolder tussen Gouda en Rotterdam is geworden. Het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK) stapt naar de Raad van State vanwege de bouwplannen die er liggen voor de polder. HHSK vindt dat “de met de gemeente gemaakte afspraken en waterstaatkundige voorwaarden voor een duurzaam goede en veilige leefomgeving onvoldoende zijn geborgd in het plan.” Er mag dan wel groen licht zijn gegeven voor bouwen op “deze complexe locatie”, maar dat was wel na de toezegging van aanvullende investeringen en “onder voorwaarden die rekening houden met onder meer de complexe bodem en de klimaatontwikkeling.”
‘Els Otterman.jpg’ (bron: HDSR)
HHSK komt nu tot de conclusie dat de toezeggingen die de gemeente Zuidplas heeft gedaan over bijvoorbeeld het waterhuishoudkundig plan in de toekomst onvoldoende zekerheid bieden. Ondanks het feit dat HHSK en de gemeente volgens de verantwoordelijke wethouder ‘wekelijks met elkaar verder praten om samen te komen tot een waterveilig nieuw dorp’ en de tien voorwaarden die het hoogheemraadschap eerder al aan de gebiedsontwikkeling stelde, ziet HHSK nu toch geen andere mogelijkheid dan de stap naar de Raad van State. Maar, het bijbehorende persbericht laat zien dat HHSK ondanks de plotwending niet op ramkoers is. “Het hoogheemraadschap blijft daarom in gesprek met de gemeente om tot overeenstemming te komen. We willen de relatie met de gemeente in stand houden.”
Zeer brede steun
De casus Zuidplaspolder laat mooi zien hoe de rol van waterschappen in het vakgebied de afgelopen jaren is veranderd. Door de enorme vraag naar (betaalbare) woonruimte en de schaarse beschikbare ruimte voor woningbouw in Nederland, komen er steeds vaker woningbouwlocaties in beeld waarvan lang werd gedacht dat daar nooit gebouwd zou worden. En dat is het moment waarop de waterschappen steeds vaker de ruimtelijke arena in worden getrokken. Want HHSK is lang niet de enige die proactief de ruimtelijke handschoen oppakt.
Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden regelt het lokale en regionale waterbeheer in het zuidelijk deel van de provincie Utrecht en een klein deel van Zuid-Holland. Als hoogheemraad in het dagelijks bestuur heeft Els Otterman naast waterveiligheid onder andere ruimtelijke ordening, water en bodem sturend en klimaatadaptatie in haar portefeuille. “We zijn met dit waterschap al langer proactief in de ruimtelijke ordening bezig. Het ontbreken van die houding was destijds ook een van mijn drijfveren om politiek actief te worden bij het waterschap. De watersector stelde zich, in mijn ogen, veel te dienstbaar op en deed veel te weinig in de ruimtelijke ordening, terwijl dat in deze delta onder zeeniveau wel heel logisch zou zijn. De watersector mag best een stap vooruit doen. Bij HDSR doen we dat.”
Glashelder standpunt
Waar voor HHSK het bouwen in de Zuidplaspolder het hete ruimtelijke hangijzer is, is dat voor Otterman en haar collega’s Rijnenburg. In die polder wil de gemeente Utrecht niet alleen ruimte creëren voor duurzame energie, ontwikkeling van natuur, nieuwe wandel- en fietsroutes en mogelijkheden om te sporten, maar ook 22.000 tot 25.000 woningen bouwen. “Het is niet haalbaar om te zeggen: we gaan helemaal niet meer in het westen van Nederland bouwen. Maar we moeten wel goed nadenken over andere vormen van bouwen, zodat er wel recht wordt gedaan aan onze toekomstige eisen wat betreft bijvoorbeeld waterberging.”
Al in 2020 was het standpunt duidelijk: voor het bouwen van woningen is Rijnenburg niet de meest voor de hand liggende locatie, maar met de juiste uitgangspunten kan het wel. In een brief aan de toenmalige minister gaf het waterschap aan “vanaf het begin van de planontwikkeling betrokken te willen worden bij eventuele woningbouw in Rijnenburg en de Ruimtelijke Strategie Utrecht. Dat is het principe van het werken als één overheid: ook water als uitgangspunt nemen bij ruimtelijke planning.”
‘Fictieve drijvende stad casus Rijnenburg’ (bron: PosadMaxwan)
Otterman: “Sindsdien zijn we glashelder over ons standpunt: Wij vinden Rijnenburg geen goede locatie om te bouwen vanwege de lage ligging, en de zettingsgevoelige veenbodem in grote delen van het plangebied. Dus over bouwen in Rijnenburg zeggen we ‘nee, tenzij klimaat- en bodemdalingsbestendig’. Dit betekent bijvoorbeeld dat er voldoende ruimte voor waterberging moet worden gereserveerd. We zijn daarover steeds nadrukkelijker met de gemeente en provincie in gesprek.”
Samen
Naast klokkenluider en actieve gesprekspartner is De Stichtse Rijnlanden ook een van de betrokken partijen binnen en financiers van het onderzoekstraject Drijvende Steden. In een fictieve casus die gebaseerd is op Rijnenburg wordt gekeken of het mogelijk is een drijvende stad te ontwerpen die meebeweegt met de verandering van het klimaat en goed te combineren is met waterberging. “Toen we werden benaderd voor het onderzoek hebben we gezegd: het zou heel sterk zijn om het samen met gemeente Utrecht te doen,” zegt Susanne Vermeulen, strategisch adviseur ruimtelijke ordening en klimaatadaptatie bij De Stichtse Rijnlanden. “Wij hebben de gemeente benaderd en samen gezegd: we doen mee, maar alleen met Rijnenburg als casus. Een fictieve casus, maar je zoomt wel in op de ontwikkeling. Dat proces draagt bij aan een goede ruimtelijke vertaalslag van ‘water en bodem sturend’ in de planvorming. Want we willen deze resultaten echt gaan gebruiken en toepassen in ons gebied.”
Otterman en Vermeulen roemen de constructieve samenwerking tussen de partijen gedurende het traject en de focus op de financiële haalbaarheid in het tweede, meest recente deel van het onderzoek. Vermeulen: “Heel mooi dat de gemeente mee wilde doen en op basis van vertrouwen zijn we tot een waardevol resultaat gekomen. Het is opvallend dat de financiële verschillen tussen ‘gewoon’ en drijvend bouwen niet zo heel groot zijn als vaak wordt aangenomen. Betrek je de lange termijnbaten erbij, dan wordt drijvend bouwen financieel gezien zelfs nog aantrekkelijker dan traditioneel bouwen. Je vraagt je af waarom bouwen op het water niet al op grotere schaal gebeurt. We vechten als Nederland al eeuwen tegen het water en zijn er heel goed in. Maar we moeten ook meer gaan meebewegen met het water en water omarmen.”
Veranderende rol
Maar moet een waterschap deze handschoen wel oppakken, gezien alle ruimtelijke vragen die er nu in Nederland beantwoord moeten worden? Ja, zegt Otterman heel stellig. “Ik denk zeker dat dit moet. Dat zijn wij als hoogheemraadschap aan onszelf verplicht. In de discussie komt die vraag heel vaak naar voren: hoort dit wel bij jullie kerntaken? Volgens mij zijn onze kerntaken al 900 jaar hetzelfde, maar we moeten wel iedere keer andere dingen doen om toekomstbestendig naar onze opgaven te kijken, zeker in West-Nederland. Dat betekent dat we die rol anders invullen dan 50 of 100 jaar geleden. Je komt er niet met alleen maar kijken naar het watersysteem, het waterpeil en de dijken. Er gebeurt heel veel dat invloed heeft op en een relatie heeft met het watersysteem.”
“Juist zo’n onderzoekstraject en die signalerende functie, het leren door te doen, passen bij ons. Wij zijn een vrij uitvoerende overheid. Door de grote taak in beheer en onderhoud hebben wij denk ik een goed gevoel bij wat er speelt in de dagelijkse praktijk. Maar dat gebeurt wel uit het zicht en dat is vaak een zegen, maar soms is dat ook best jammer, want we doen heel veel mooie dingen.”
Frustrerend
Het tweetal ziet dat de actieve rol die het waterschap inneemt in gebiedsontwikkeling de komende tijd nog groter wordt. Dat betekent concreet dat ze de bevindingen uit het onderzoek over drijvend bouwen ook in de praktijk willen gaan brengen. Otterman: “We zijn concreet op zoek naar een proeftuinlocatie en zijn in gesprek met diverse gemeenten. Het is nu wachten op de eerste enthousiaste gemeente. We hopen dat we met Rijnenburg wat betreft klimaatadaptief bouwen een voorbeeld kunnen zijn. Ervaring opdoen die voor de rest van West-Nederland waardevol kan zijn.”
‘Polder Rijnenburg bij Utrecht’ door Joostik (bron: Wikimedia Commons) onder CC0 1.0, uitsnede van origineel
“Het helpt wel als we daarbij steun en financiering van buiten, bijvoorbeeld andere overheden, krijgen. Het is nu de uitdaging om met verleiding, samenwerking en overtuigingskracht het verschil te maken. Natuurlijk is dat soms ook ingewikkeld. Wij zien welke watervragen er op ons afkomen. En het lijkt alsof de rest van Nederland doorgaat alsof er niets aan de hand is. Het is dan frustrerend dat we weinig formele positie hebben. Daarom stellen wij momenteel nieuwe klimaatregels op waarbij we juridisch kunnen afdwingen dat plannen voldoende rekening houden met water. Hiermee vergroten we onze invloed. Niet dat dat alles oplost. Soms bereik je met zachte invloed en informele instrumenten meer.”
Cover: ‘Polder Rijnenburg’ (bron: Gemeente Utrecht)