Recensie Het begrip ‘rechtvaardigheid’ wint terrein in het ruimtelijke debat. Dat vraagt om opheldering over wat het precies is – én hoe we het realiseren. In hun recent verschenen essay ‘Onderweg naar de rechtvaardige stad – over nabijheid, vertrouwen, wederkerigheid en gemeenschap’ delen Simon Franke en Wouter Veldhuis de inzichten die zij opdeden in hun professionele zoektochten tijdens de afgelopen jaren.
Interessant is dat het essay niet direct focust op een specifieke maatschappelijk opgave of doelgroep om de thematiek aan te stippen. In plaats daarvan nemen de auteurs de ruimte voor een conceptuele bijdrage over hoe het thema ‘rechtvaardigheid’ een rol zou moeten spelen in het ruimtelijk domein. Want de crux, volgens de auteurs, zit hem al in de manier hoe we het thema begrijpen. Waar de auteurs de contouren van ‘de rechtvaardige stad’ wel stellig definiëren, namelijk als ‘het recht van iedereen om een betekenisvol leven in een betekenisvolle omgeving’, stellen zij nadrukkelijk ook dat het concept niet direct helder uit te drukken is in een eenduidig principe of in rechtvaardige doelen.
Per situatie uitvogelen
De rechtvaardige stad is volgens de auteurs namelijk ‘een reis’ – iets waar we altijd naartoe onderweg zijn, een verhaal dat permanent aanwezig is bij stedelijke ontwikkelingen. Professionals die aan steden werken hebben een ‘goed afgesteld kompas’ nodig om dit verhaal te kunnen vertellen. De auteurs geloven niet dat er één juist perspectief bestaat dat voor alle situaties geldend is. De kunst voor vakgenoten en directbetrokkenen is om per situatie uit te vogelen wat ‘het goede doen’ daar betekent.
Het essay fungeert vervolgens als een verzameling van ideeën, theorieën, bouwstenen, principes en praktijkvoorbeelden die gezamenlijk het kompas vormen dat professionals in de juiste richting dient te leiden. Uit het essay spreekt impliciet ook de omvangrijke reis die de auteurs de afgelopen jaren zelf door zowel theorie als praktijk hebben gemaakt, via hun eigen ontwerppraktijken, ‘talloze onderlinge gesprekken’ en de deelname aan een community of practice in Nederland.
Op basis van vier meer generieke waarden – vertrouwen, wederkerigheid, nabijheid en gemeenschap – delen Franke en Veldhuis hun ideeën over waar de rechtvaardige stad naar hun idee over gaat. Hier komen ook de rol van de grondmarkt, de principes van ontgroeien, het idee van de ‘fundamentele’ economie en het denken vanuit welzijnseconomie aan bod. Het resultaat aan inzichten is enigszins eclectisch: de zeer gestructureerde lezer zal wellicht wat houvast missen, de narratief ingestelde lezer kan inspiratie putten uit de vele verschillende ideeën van filosofen, economen en andere auteurs die de revue passeren.
In de vergetelheid
Bovenal geven de auteurs het publiek belang een centrale positie in het essay – dit is waar de rechtvaardige stad volgens hen in essentie over gaat. De publieke taak staat gelijk aan ‘het goede doen’, volgens de auteurs, net zoals leerkrachten goed onderwijs bieden als vanzelfsprekendheid zien. Publieke waarde zou dan ook de toetssteen moeten zijn voor alle disciplines die verantwoordelijk zijn voor de inrichting van de leefomgeving. Dit klinkt misschien logisch, maar de auteurs zijn van mening dat het publiek belang de afgelopen jaren nogal eens in de vergetelheid is geraakt – bijvoorbeeld vanwege het modernisme dat nadruk legde op hoge productieaantallen van woningen maar ook vanwege de prestatienormen en maximale financiële rendementen die opdrachtgevers van stedelijk ontwerpers vragen.
‘Ommoord, Rotterdam’ door WJBRAPS (bron: Flickr) onder CC BY-NC 2.0, uitsnede van origineel
Interessant is dat de auteurs ook de stap zetten naar handelingsperspectief: waar te beginnen in de dagelijkse praktijk om aan de rechtvaardige stad te werken? Dit perspectief begint met het pleidooi voor de herintroductie van de vroegere term ‘stede-bouw’ (stede = plek) in plaats van ‘steden-bouw’. De auteurs verwijzen hiermee vooral naar de brede lading die stedebouw draagt, want een plek maken betekent veel meer dan enkel de fysieke stad maken – namelijk ook maatschappelijke, sociaaleconomische en historische inbedding.
Vijf posities
Het is noemenswaardig hoe de auteurs de vele facetten van de thematiek weten te verknopen in één essay en zo willen voorkomen om in ‘ideologische dogma’s’– zoals zij zelf verwoorden - te verzanden. Wel doen de auteurs een moreel appel op ruimtelijke inrichters om de status quo te doorbreken en om breder te kijken dan enkel het verdelen van de ruimte. Zij benoemen vijf ‘posities’ in stedebouw om bij te dragen aan de rechtvaardige stad: via vakuitoefening (de kwaliteit van het ontwerpambacht), verbeelding (het breder dan alleen ruimtelijke oplossingen kijken), de gebruiker (het gebruikersperspectief begrijpen en integreren in plannen), publiek debat (het opzoeken van verbindingen tussen disciplines) en publiek domein (het scheppen van condities voor het publiek domein waarin vertrouwen, wederkerigheid en gemeenschap gestalte krijgen).
Het essay richt zich primair op ontwerpers. De grotendeels onbeantwoorde vraag is dan ook wat de rol van andere partijen, zoals regelgevers, investeerders, ontwikkelaars, beleidsmakers en beheerders is om bij te dragen aan de rechtvaardige stad. Of sterker nog: in hoeverre zij dit wellicht al doen? Door de specifieke focus op ontwerpers gaan de auteurs in dit essay vlug voorbij aan bestaande processen, structuren en regelgeving in beleid en praktijk. De oproep aan stedebouwers en architecten om een actieve rol te nemen en “hun morele kompas aan te zetten” en zo “tegengewicht te bieden aan de dominante marktstrategieën en politiek geweld” is weliswaar belangrijk, maar belichaamt zeker niet alle capaciteit en mandaat die nodig zijn om steden rechtvaardiger te maken. Wat als dit kompas allang aanstaat, maar het simpelweg niet lukt om rechtvaardige plannen tot uitvoering te brengen?
Samenwerken in de tussenruimte
Op enkele momenten in het essay bewegen de auteurs zich wel degelijk richting proces en besluitvorming, bijvoorbeeld wanneer ze het op het einde hebben over goed publiek opdrachtgeverschap en de afbreuk van de publieke sector die de afgelopen decennia heeft plaatsgevonden. Ook vragen de auteurs zich af in hoeverre onze bestuurlijke lagen van gemeenten en provincies representatief zijn, als de meest relevante vragen rondom de rechtvaardige stad zich op buurt-, regionaal of Europees niveau afspelen. Er zijn volgens de auteurs nieuwe overlegvormen en andere manieren van representatie nodig: niet alleen moeten overheden en burgers elkaar vinden, maar dat geldt ook voor marktpartijen, gemeenschappen, NGO’s en informele organisaties. In de zogenoemde ‘tussenruimte’ zien zij plek zijn voor nieuwe samenwerkingsvormen die afwijken van de traditionele rolverdelingen en verantwoordelijkheden.
‘COM workshop in Zwolle’ door Birgit Hausleitner, Faculteit Bouwkunde TU Delft (bron: tudelft.nl/stories)
En dat is precies waar je als lezer die geïnteresseerd is in gebiedsontwikkeling meer wilt weten. Waar de auteurs de stedebouwkundige aanwijzen als dé partij om deze tussenruimte te begeleiden, zullen sommige conceptontwikkelaars, ambtenaren, adviesbureaus, kennisinstituten en zelfstandigen zich afvragen of zij zich misschien al in deze ruimte bevinden. Een vervolgessay (in een reeks van drie) zou daarom meer aansluiting bij de empirische realiteit kunnen zoeken. Hoe verlopen processen van stadsontwikkeling momenteel en in hoeverre zijn deze toereikend? En als partijen elkaar meer moeten ontmoeten – op welke momenten gebeurt dat, onder welke voorwaarden en wie beslist?
Conclusie: Franke en Veldhuis plaatsen de rechtvaardige stad terecht op de agenda en leveren via dit essay een belangrijke conceptuele bijdrage over hoe we aan de rechtvaardige stad moeten werken: niet door het te zien als een ontwerptechnisch concept, maar als een verhaal dat continue verteld moet worden en waar men stelling voor dient in te nemen. Desondanks is het nodig om binnen het brede werkveld van gebiedsontwikkeling in beeld te krijgen hoe en wanneer wie kan bijdragen. Want alleen als we de volledige breedte van het gespeelde spel in ons blikveld hebben, weten we waar we moeten beginnen om onze steden een stukje eerlijker te maken. Want dat is hard nodig.
‘Omslag Rechtvaardige Stad.jpg’ (bron: Valiz)
Een interessant recent gesprek van het platform Ecosofie met Wouter Veldhuis over wat naar zijn idee belangrijk is over de rechtvaardige stad.
Cover: ‘Den Haag in vogelvlucht’ door Sean Pavone (bron: Shutterstock)