Opinie Bij het maken van beleid voor duurzame mobiliteit wordt veel te veel gekeken naar de grote steden, stelt Jacob de Vries van onderzoeksbureau Trajan. Om echt impact te maken zou er veel meer aandacht moeten zijn voor de tien miljoen Nederlanders die op het platteland of in middelgrote tot kleine steden wonen.
Als directeur van Trajan, een onderzoeksbureau voor academisch verkeersonderzoek, houdt Jacob de Vries zich dagelijks bezig met mobiliteitsvraagstukken. Hij richt zich daarbij met name op data die opdrachtgevers kunnen helpen bij het maken van beleid. “Dat we vaker zouden gaan thuiswerken had ik wel gedacht, maar niet dat we dat allemaal op dezelfde dag zouden gaan doen. Hoe dan ook is het een enorm winstpunt dat we niet meer voor alles klakkeloos de auto pakken.”
Stedelijke bril
Ondanks die vooruitgang zijn de stappen die nu worden gezet nog niet groot genoeg, vindt De Vries. “Het probleem is dat beleid over het algemeen wordt gemaakt voor en door mensen in een stedelijke omgeving. Daar is al weinig ruimte en er wordt daarom sneller gebruik gemaakt van andere vormen van mobiliteit dan de auto. Er zijn veel huishoudens zonder auto. Zij kiezen bijvoorbeeld voor een elektrische bakfiets. Duurzame mobiliteit sorteert zich daar door de beperkte ruimte als vanzelf uit.”
Er wordt volgens hem dan ook te veel gekeken naar de inwoners van de grote steden, waar slechts 15 procent van onze bevolking woont. Voor de tien miljoen Nederlanders die op het platteland of in middelgrote tot kleine steden wonen, is het veel moeilijker om die stap vooruit te zetten. “Men wil wel duurzamer zijn, maar heeft de mogelijkheid niet. Het OV kalft af op het platteland en in kleinere steden. Gelukkig is de elektrische fiets wel in opkomst, maar verder zijn er maar weinig andere opties. Voorzieningen worden ook steeds minder, waardoor men ook voor dagelijkse boodschappen moet reizen.”
Garanderen
De auto-afhankelijkheid is buiten grote steden groot en de auto is daardoor heel erg verweven in dagelijkse patronen. Op jonge leeftijd al een auto bezitten is dan ook normaal. Het probleem is duidelijk, wat is de oplossing? De Vries: “Twintig jaar geleden is het OV geprivatiseerd en werd het echt gericht op de massa. Openbaar vervoer in de haarvaatjes van Nederland werd wegbezuinigd. Dat zouden we moeten terugdraaien, het OV moet weer meer publiek worden. Je moet overal in het land een vorm van mobiliteit kunnen garanderen.”
‘Jacob de Vries’ (bron: Manon van Ketwich)
De vraag of het OV dan nog rendabel is, zou volgens De Vries niet de belangrijkste vraag moeten zijn. Leefbaarheid is in zijn ogen leidend. Daarnaast zou gekeken moeten worden naar het voorzieningenniveau. In steeds meer dorpen op het platteland verdwijnen basisvoorzieningen als supermarkten en huisartsen. “Je moet gaan nadenken over de gevolgen voor mobiliteit op het moment dat je een voorziening weghaalt.”
Als het niet meer mogelijk is om zonder auto bepaalde voorzieningen te bereiken, zouden die voorzieningen ambulant moeten worden, oppert De Vries. “Tegenwoordig moeten we heel veel spullen, zoals batterijen of kapotte apparaten, zelf wegbrengen. Voor ouderen die niet zo mobiel meer zijn is dat een hoge drempel. Beter zou zijn om die spullen bij de mensen in de buurt op te halen. En we kunnen de SRV-wagen weer in het leven roepen. Of een wekelijks spreekuur van de huisarts in een dorp.”
Noodzakelijk verkeer
Met dit soort oplossingen wordt een groot deel van het (duurzame) mobiliteitsprobleem weggehaald. De noodzaak om in de auto te stappen is er niet meer en er zal meer gelopen en gefietst worden. “Uiteraard kan je niet alle autoritten voorkomen, je hebt altijd noodzakelijk verkeer. Bijvoorbeeld als je een ziekenhuis moet bezoeken.” De Vries heeft een achtergrond in de planologie en kijkt daarom ook naar mobiliteit in relatie tot ruimtelijke ordening. De manier waarop Nederland is ingericht draagt in zijn ogen niet echt bij aan een duurzame mobiliteit.
Of dat nog op te lossen is, is nog maar de vraag. “De woonkernen die in de jaren 60 van de vorige eeuw zijn ontwikkeld hebben niet goed uitgepakt. In steden als Purmerend en Almere zien we een onbalans tussen wonen en werken.” Aan de andere kant van de wereld worden heel andere modellen gehanteerd, weet De Vries. “In Hongkong kopen vervoersmaatschappijen stukken land op. Ze bouwen er een groot station met allemaal torenflats eromheen en een metrolijn ernaartoe. Ze verdienen niet zozeer aan de verkoop van die woningen, maar aan de exploitatie van die metrolijn.”
Nergens echt perfect
Dat het voor de bewoners van de grote steden makkelijker is om de duurzame vervoerskeuze te maken, betekent volgens De Vries niet dat daar nu de perfecte situatie is ontstaan. “Die volle steden leiden tot ruimtegebrek. Daardoor pakken we daar meer de fiets. Een stuk duurzamer, maar op den duur leidt dat ook weer tot nieuwe problemen en uitdagingen. Uiteindelijk is het nergens echt perfect, ook niet in steden waar ze dat claimen, zoals Kopenhagen.”
Deze artikel verscheen eerder in Biind magazine.
Cover: ‘Nederlandse weg met fietspaden’ door Clara Bastian (bron: shutterstock.com)