Mens-omgevingsrelaties

6 mei 2013

10 minuten

Verslag In het vierde en laatste deel van de serie Psychology behind architecture een pleidooi voor meer wetenschappelijk inzicht onder ruimtelijk ontwerpers in de wisselwerking tussen mens en gebouwde omgeving. Een optimistisch verhaal, want uit praktijkvoorbeelden blijkt dat ruimtelijk ontwerp een positieve invloed op welzijn kan hebben.

Lezingenreeks Psychology behind architecture, deel 4

Psychologische processen en ontwerp: een optimistisch verhaal

Henk Staats (universitair docent bij de sectie Sociale en Organisatiepsychologie van de Faculteit der Sociale Wetenschappen aan de Universiteit Leiden) kwam met een missie naar de faculteit Bouwkunde in Delft: architecten hebben volgens hem meer wetenschappelijk inzicht nodig in esthetiek en de invloed van het ontwerp op welzijn. Vanwege hun focus op esthetiek, technologie en waardering onder professionals (meer dan op gebruikers) ligt een kloof met de gebruikers op de loer. Ook baseren ze zich op ongefundeerde aannames over wat gebruikers belangrijk vinden, stelt Staats verwijzend naar Gifford (2007). Daarom haalde hij ter introductie kort enkele theorieën aan op het gebied van esthetiek en welzijn.

Berlyne onderzocht de eigenschappen van esthetische stimuli. Een esthetische ervaring ontstaat op basis van een vergelijking tussen stimuli: er is sprake van orde, complexiteit, overeenkomst of diversiteit. Tevens speelt het verrassingseffect veroorzaakt door een opeenvolging van stimuli een rol, door Staats geïllustreerd met de (blob-)kunsthal in het Oostenrijkse Graz. Daarnaast haalde Staats het model van Kaplan & Kaplan (1989) aan, die vier dimensies onderscheiden die bepalend zijn voor de voorkeur voor een landschap: samenhang, diversiteit (rijkheid aan elementen), leesbaarheid (structuur, je weg kunnen vinden) en mysterie (belofte van wat komen gaat). Verder speelt de gelijkenis op het prototype een rol bij esthetische waardering. Een kleine afwijking van het prototype van die categorie (bijv. een kerk) wordt het meest gewaardeerd.

Met betrekking tot het herstel van stress en mentale vermoeidheid zijn de theorieën van Ulrich (1983) en Kaplan & Kaplan (1989) leidend. Ulrich toonde aan dat de aanwezigheid van natuur negatieve gevoelens doet afnemen en herstel van stress bespoedigt (zoals hierna verder toegelicht). Kaplan & Kaplan stellen dat de aanwezigheid van natuur bijdraagt aan het herstel van mentale vermoeidheid.

Vervolgens illustreerde hij met een vijftal voorbeelden hoe ontwerpoplossingen op verschillende schaalniveaus kunnen bijdragen aan belevingswaarde en/of kunnen zorgen voor een afname van stress en mentale vermoeidheid en meer welzijn.

1. Het uitzicht uit een raam beïnvloedt mogelijk het herstel van stress

De resultaten van dit archiefonderzoek door Ulrich uit 1984 zijn spectaculair: patiënten met uitzicht op een park in plaats van een muur lagen minder lang in het ziekenhuis, hadden minder medicatie nodig, hadden minder last van kleine complicaties en minder negatieve aantekeningen van de verpleegkundigen.

2. Agressie en geweld in de binnenstad. Effecten van de omgeving via mentale vermoeidheid

Kuo & Sullivan (2001) onderzochten de relatie tussen agressie en natuur in de woonomgeving, onder bewoners van de Robert Taylor-woningen in Chicago. Sommige van deze woningen hebben uitzicht op de natuur, sommige op asfalt. De woningen zijn willekeurig toebedeeld aan bewoners; een uitzonderlijke situatie die bijna niet in het veld voorkomt. Resultaten: er kwam minder agressie naar de partner en kinderen voor in de woningen omgeven door natuur. Verder zijn de aandachtsscores (DSB) onder bewoners van woningen die niet omgeven zijn door natuur lager en zijn deze gerelateerd aan agressie. Er is geen directe relatie tussen agressie en natuur in de woonomgeving, maar door de invloed van natuur op aandacht kan agressie worden gedempt.

Mens-omgevingsrelaties  - Afbeelding 1

‘Mens-omgevingsrelaties - Afbeelding 1’


3. De rol van elementen van het interieurontwerp in de reactie van mensen op een hoge dichtheid

Evans, Lepore & Schroeder concluderen uit hun onderzoek (1996) dat het bieden van controle over het wel of niet hebben van sociale interactie zorgt voor een afname van sociale terugtrekking. Oftewel, paradoxaal: wanneer een omgeving het alleen-zijn faciliteert, hebben mensen betere, positievere relaties. Hier kan in de woningplattegrond rekening mee worden gehouden door de topologische diepte (architectural depth: hoeveel ruimtes moet je passeren om van de ene naar de andere plek te komen) te vergroten. Zie ook de blog Crowding - waarom ervaren we stress als er te veel mensen om ons heen zijn?

4. De impact van het herinrichten van twee gemeenschappelijke ruimtes in een zorginstelling op het gevoel van welbevinden onder bewoners

Uitgangspunten voor de herinrichting van twee gemeenschappelijke ruimtes in een zorginstelling waren dat de bewoners veel tijd in deze ruimten doorbrengen; sociale interactie erg belangrijk is en dat de bewoners zelf weinig controle hebben over hun woonomgeving. In het ontwerp werden lichtere, vrolijkere kleuren gebruikt, verplaatsbaar meubilair met meer natuurlijke materialen en in de inrichting werd beter voorzien in plaatsen met privacy. Uit een evaluatie onder bewoners (waarbij de gemiddelde leeftijd van de respondenten op 86 lag) (Weenig & Staats, 2010) bleek dat de herinrichting een positief effect heeft gehad, met name op het gebied van gecontroleerde interactie. Er werd een sterke relatie aangetoond tussen de beleving van de ruimte na herinrichting en het welbevinden van bewoners. Met ontwerp kun je dus een positief effect bereiken voor een kwetsbare groep, concludeert Staats.

5. Stress in de stad; hoe te voorzien in herstel?

Tenslotte haalde Staats twee van zijn eigen, recente onderzoeken aan naar het compenseren voor mentale moeheid en alleen-zijn in een café.

Respondenten werd een plattegrond van een café getoond, met de keuze waar te gaan zitten. Schuif je dan ergens aan als alleengaande bezoeker? Tevens werd een variant op de caféplattegrond werd getoond, met als klein verschil dat er een leestafel was toegevoegd. De verwachting was dat een leestafel het gevoel tempert dat socializen de norm is in een café. Resultaten: een leestafel in een café wordt sterker gewaardeerd door mensen die mentaal moe zijn, en is een substantiële verbetering voor mensen die een café alleen bezoeken in plaats van in gezelschap.

In de tweede studie, in het verlengde van de eerste, werd gezocht naar een verklaring voor de stress van een alleengaande cafébezoeker. Uit eerdere pilots en literatuur kwam een viertal verklarende factoren: (1) sociale onzekerheid; (2) het gevoel de privacy van anderen aan te tasten; (3) zich ellendig en eenzaam voelen en (4) het bewustzijn van de verwachting van anderen om te socializen. De tweede en derde factor blijken uit het onderzoek het sterkst verklarend te zijn voor de ervaren stress. Concluderend stelt Staats dat ruimtelijke en sociale kenmerken van de omgeving de mogelijkheden voor stressreductie en herstel bepalen. En dat een subtiele verandering van het ontwerp van een omgeving kan zorgen voor een grote verandering van de sociale betekenis ervan. Met de slotsom komt hij terug op zijn roep om meer wetenschappelijke verdieping onder architecten: psychologie kan daadwerkelijk een bijdrage leveren aan het ontwikkelen, testen en evalueren van ruimtelijke ontwerpen.

Mens-omgevingsrelaties: affordanties en gedragssettingen

Henny Coolen (senioronderzoeker bij het onderzoeksinstituut OTB van de TU Delft) gaf als laatste spreker in de serie een introductie op het onderzoeksgebied mens-omgevingsrelaties. Op welke wijze beïnvloeden mensen hun omgeving, en andersom? Welke mechanismen liggen hieraan ten grondslag? Ook voor ruimtelijk ontwerpers is dit een relevant wetenschapsgebied, stelt Coolen. Immers: ruimtelijk ontwerp heeft vaak betrekking op het creëren en transformeren van gedragssettingen.

Affordanties

Mensen kennen betekenissen toe aan de gebouwde omgeving. Andersom zendt de omgeving boodschappen uit naar mensen, zoals bij gated communities. Zie in dit kader het werk van Amos Rapoport (1929) met in het bijzonder aandacht voor de rol van cultuur. Er zijn verschillende niveaus van betekenis te onderscheiden: het hoge, filosofische niveau; het niveau van status en macht en het lage, instrumentele niveau, dat betrekking heeft op functionele aspecten, zoals toegankelijkheid.

De omgeving omvat andere levende wezens (mens en dier), alsmede fysieke, sociale en abstracte objecten. In het onderzoek naar mens-omgevingsrelaties staan twee begrippen centraal: affordanties en gedragssettingen. Affordanties hebben betrekking op de relatie tussen individu en omgeving en gedragssettingen op de relatie tussen collectief en omgeving.

Het begrip affordantie is geïntroduceerd door Gibson (1979). Hij duidt hiermee de complementariteit tussen individu en omgeving aan. Waar voorziet de omgeving in, zowel in positieve als negatieve zin? Zo is een affordantie van een stoel dat je erop kunt zitten. Een negatief voorbeeld is het vermijden van andere mensen en objecten in het verkeer. Affordanties zijn vormafhankelijk (zo is de ene stoel beter stapelbaar dan de andere), maar geen abstract, fysiek kenmerk, omdat de mens de maatstaf is. Wat voor de één een affordantie is, is dat dan ook niet per se voor de ander. Affordanties geven dus de betekenis weer die mensen aan omgevingsobjecten toekennen. Affordanties van een woning zijn bijvoorbeeld beschutting, privacy en comfort. Groene openbare ruimte affords in natuurbeleving, leefbaarheid, wandelen en ontmoeting.

Mens-omgevingsrelaties  - Afbeelding 2

‘Mens-omgevingsrelaties - Afbeelding 2’


Gibson stelt dat mensen leren van hun omgeving en zelf hun omgeving beïnvloeden via affordanties. Coolen voegt daar aan toe dat mensen hun omgeving ook evalueren door middel van affordanties.

Onderzoek op het gebied van wonen in relatie tot affordanties valt uiteen in twee typen: onderzoek naar woonvoorkeuren en evaluatief onderzoek: woontevredenheidsonderzoek / Post Occupancy Evaluation (POE).

Woonvoorkeurenonderzoek was voorheen georiënteerd op product en functie; de wat-vraag stond centraal. Coolen werkt aan een onderzoeksaanpak gebaseerd op affordanties: gebruikersgeoriënteerd onderzoek waarbij het waarom van voorkeuren leidend is. Daarbij hanteert hij een matrix waarin de gewenste affordanties voor elk deel van de woning kunnen worden aangegeven. Bijvoorbeeld dat de keuken ook als plaats van ontmoeting fungeert. Deze matrix ondersteunt het transparant maken van keuzes. Ook op het gebied van woontevredenheidsonderzoek werkt Coolen aan een affordantie-gebaseerde aanpak, vanuit de stelling dat affordanties bepalend zijn voor de tevredenheid.

Vervolgens gaat Coolen in op affordantie-gebaseerd ontwerp. Maier & Fadel brachten hierover sinds 2001 een serie publicaties uit. Daarin staat het Designer – Artifact – User (DAU) system centraal. Voorwerpen (artifacts) worden door de gebruikers gebruikt door hun affordanties. Ontwerpers creëren de affordanties van voorwerpen. En gebruikers informeren ontwerpers over de gewenste affordanties van voorwerpen, of ontwerpers ‘ontlokken’ bij gebruikers welke affordanties zij wensen.

mens3 Klik voor groot

Maier & Fadel (2003) onderscheiden twee typen affordanties: de Artifact – User – Affordances (AUAs) zoals Gibson die bedoelde, en de Artifact – Artifact – Affordances (AAAs). Met AAAs worden ‘technische’ affordanties tussen subsystemen van het voorwerp bedoeld. Deze zijn vaak voorwaardelijk voor AUAs; bijvoorbeeld dat de muren van een gebouw het dak moeten dragen. Op basis van het DAU system is een model opgesteld voor affordantie-gebaseerd ontwerpproces, bestaande uit zeven stappen. Voor producten als een föhn en een ladder is dit reeds toegepast, maar nog niet voor complexere projecten als een gebouw, waarbij vele actoren betrokken zijn. Dit vraagt om doorontwikkeling van het model, stelt Coolen. Maier, Fadel en Battisto (2009) stellen namelijk dat het concept van affordantie fundamenteler is voor architectuur dan bijvoorbeeld vorm. Ten eerste kunnen affordanties gebruikt worden om de relatie tussen mensen en de gebouwde omgeving te begrijpen. Daarnaast kunnen affordanties bijdragen aan een gedeelde taal onder de betrokkenen in een ontwerpproces. En tenslotte kunnen affordanties fungeren als een evaluatieinstrument in de praktijk. Door de intenties van het oorspronkelijke ontwerp te vergelijken met het gebruik in de praktijk kunnen ontwerpfouten in daarop volgende projecten worden voorkomen, stellen deze onderzoekers.

Het OTB ziet hierin dan ook een opgave voor nader onderzoek in de komende jaren. Coolen benadrukt dat alle stakeholders en gebruikers in alle fasen betrokken dienen te worden. Naast het luisteren naar de gebruiker blijft het betrekken van experts van belang, voor oplossingen die de gebruiker niet bedenkt. Je komt er dus niet met ‘ontwerpersintuïtie’, zoals uit het publiek geopperd wordt. Volgens Coolen bestaat die ook niet; je kunt na vele jaren van oefening hoogstens spreken van ontwerpervaring.

Gedragssettingen

Waar het om meerdere betrokkenen gaat, komt het begrip gedragssettingen kijken; een staand gedragspatroon van een collectief. Dit komt voor bij groepen mensen die met een doel bij elkaar zijn, bijvoorbeeld in een concerthal, stadion, winkelcentrum of onderwijsinstelling. Het gedrag is gerelateerd aan die setting, en de setting bakent het gedrag af. Bijvoorbeeld: de grens van het voetbalveld is de grens van het spel. Aangezien een huishouden vaak ook uit meer dan één individu bestaat, kan wonen ook worden beschouwd als gedragssetting. Deze bestaat uit vaste elementen (de constructie), semivaste elementen (de inrichting) en losse elementen (gedrag), aldus Rapoport (2005). Affordanties worden in dit kader - d.w.z. met betrekking tot collectieven - synomorphs genoemd; gedrag-milieueenheden. Klassiek voorbeeld is het veldonderzoek Midwest and Its Children (1947 -1972) door Roger Barker (Coolen: ‘Een onderzoeksfunding voor 25 jaar, dat waren nog eens tijden’).

Wat hebben de individuen die deel uitmaken van een gedragssetting gemeen? Bij sommige gedragssettingen worden mensen slechts onder bepaalde voorwaarden toegelaten, bijvoorbeeld leden van een gezin in een huis of ingeschreven leerlingen op een school. Anderzijds kan sprake zijn van zelfselectie, bijvoorbeeld in een winkelcentrum bij een concert. Deelname aan zo’n collectief kan deels door individuele motivatie worden verklaard, die je kunt uitdrukken in termen van affordanties. Bijvoorbeeld ‘van voetbal houden’ en daarom wedstrijden bezoeken. Kortom: gedragssettingen kunnen worden beschouwd als plaatsen die zowel in affordanties als synomorphs voorzien; en bepaalde affordanties zijn typisch voor een gedragssetting.

Voor de theoretische en filosofische basisbeginselen van de omgevingspsychologie, verwijst Coolen tenslotte naar ‘Ecological Psychology in Context’ van Heft (2001).

De lezingen van Henk Staats en Henny Coolen maken deel uit van de lezingenreeks 'Psychology behind Architecture', die plaatsvond van 18 t/m 22 maart 2013. De lezingenreeks werd georganiseerd door studenten van het Explorelab, een multidisciplinair afstudeerlab van de faculteit Bouwkunde TU Delft.

Overige verslagen uit deze reeks:


Portret - Arienne Mak

Door Arienne Mak

Projectmedewerker bij Praktijkleerstoel Gebiedsontwikkeling TU Delft


Meest recent

GO weekoverzicht 18 april 2024 door Gebiedsontwikkeling.nu (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)

Dit was een week waarin de tijd begon te dringen

Dit was een week op Gebiedsontwikkeling.nu waarin de tijd begon te dringen. Voor de woningbouwproductie, om klimaatverandering tegen te gaan en om de openbare ruimte inclusiever te maken.

Weekoverzicht

18 april 2024

Zuiderpark, Rotterdam door Frans Blok (bron: Shutterstock)

“Openbare ruimte is ontworpen voor (jonge) mannen maar (jonge) vrouwen voelen zich vaak onveilig”

De openbare ruimte voldoet vooral aan de behoeftes van (jonge) mannen, waardoor (jonge) vrouwen zich vaak onveilig voelen. Wetenschappers stelden zeven ontwerpprincipes op zodat gebiedsontwikkelaars aan de inhaalslag kunnen beginnen.

Onderzoek

18 april 2024

Zonnepanelen door WHYFRAME (bron: Shutterstock)

De energietransitie anno 2024, op het kruispunt van wegen

Het Nationaal Programma RES publiceert een serie essays waarin wetenschappers kritisch reflecteren op de energietransitie in Nederland. Derk Loorbach bijt de spits af met een historische analyse. Decentraal of centraal, dat is de vraag.

Opinie

17 april 2024