Toeristen op de Dam, Amsterdam door Georgios Tsichlis (bron: shutterstock.com)

Ook visionaire planologie vraagt om een stevig fundament

29 december 2021

12 minuten

Recensie ‘Er was eens een stad’ tekent volgens recensent Jaap Modder de planoloog, verhalenverteller en moderator Zef Hemel. Toch maakt de auteur niet altijd duidelijk wat het resultaat is van het continue gesprek dat hij met actoren in de stad voert. “Het zou goed zijn om zijn aanpak van een wat grondiger fundament te voorzien.”

‘Er was eens een stad’. De titel doet denken aan het begin van een sprookje. Zef Hemel schreef het boek “voor de burgers van Amsterdam”. Op de achterzijde wordt duidelijk dat we met het magnum opus van de auteur te maken hebben. Toch geen sprookje dus, maar het resultaat van zijn carrière als planoloog. Kijkend naar de inhoudsopgave krijg je de indruk dat hier twee boeken door elkaar zijn geweven. ‘Beide boeken’ tellen zo’n 175 pagina’s. Het ene boek gaat over Amsterdam en het andere over de helden van Hemel.

Het Amsterdam-deel van het boek is een autobiografisch verhaal over het werk van een planoloog in een ‘moeilijke stad’. De vraag is dan wel meteen wat de betekenis ervan is buiten onze hoofdstad. In een ander recent verschenen boek over planologie lees ik dat Rotterdam wellicht een speelveld is met meer kans op succes. Ja, ik heb het over Riek Bakker. Is dit het verschil tussen twee steden of tussen twee planologen? In ieder geval komen de opvattingen van beide over de gewenste aanpak van de planoloog sterk overeen: blijf dicht bij de mensen, luister en leer.

Daar lijkt mij niks mis mee, maar laten we het ‘Amsterdam boek’ eerst nader bekijken. De auteur beschrijft de ontwikkeling van de hoofdstad op de schaal van de regio.

Verhalenvertellers

Om precies te zijn de ontwikkelingen in de regio Amsterdam in de jaren 2004 tot 2008. Het gaat vooral over de talloze bureaucratische schermutselingen binnen en tussen overheden. Het leest niet erg gemakkelijk en je krijgt ook een ‘slager die zijn eigen vlees keurt gevoel’. Het is tien jaar na het mislukte referendum over de Stadsregio waarbij de regio Amsterdam als bestuurlijke eenheid uit moest groeien naar een metropool. Met horten en stoten komt het concept van de Metropoolregio Amsterdam toch van de grond, waarvan we inmiddels weten dat die nog steeds niet al te veel voorstelt.

Hemel gaat in Amsterdam aan de slag met een ander soort ruimtelijke planning. Hij gaat de straat op en komt terug met een verhaal onder de titel Bestemming AMS (Amsterdam Metropool Schiphol) – opvallend omdat hij recentelijk pleitte voor het verplaatsen van de luchthaven uit de nabijheid van Amsterdam.

Hemel meent dat zijn nadruk op Schiphol als aanjager van de metropool belangrijke invloed heeft gehad op wat er daarna werd geschreven in diverse beleidsstukken. Wat volgt is een beschrijving van allerlei conflicten tussen planologen en aanverwante disciplines en hun organisaties.

Museumplein Amsterdam door TonyV3112 (bron: shutterstock.com)

‘Museumplein Amsterdam’ door TonyV3112 (bron: shutterstock.com)


Dit hoofdstuk biedt een tamelijk mistroostig beeld van het functioneren van ambtelijke diensten rond ruimtelijke planning: iedereen wilde zijn eigen ding doen, iedereen wilde wat anders en iedereen kreeg daarvoor kennelijk de ruimte. Hemel schetst aan de hand van het verschil met Rotterdam de Amsterdamse planologencultuur. Rotterdammers zijn ontwerpers en Amsterdammers verhalenvertellers. In Rotterdam snapten ze de verhalende aanpak van Amsterdam (lees: de auteur) niet. Mijn indruk is dat de Rotterdammers een gedegen aanpak hadden terwijl Amsterdammers meer iets van fladderaars hebben.

Het tweede verhaal is een stuk interessanter. Het laat zien hoe Hemel te werk ging als rebel with a cause. Maar ook hier blijf je achter met de indruk dat het vele werk niet al te veel heeft opgeleverd. Het bestuur keek wel erg vaak weg. En de burger waar zo goed naar geluisterd moet worden? Over die inbreng lezen we vrijwel niets. Is er één idee van een burger omgezet in beleid? Het neemt allemaal niet weg dat hier een planoloog met een missie en een visie wordt neergezet. Hemel zelf dus. Hij laat goed zien hoezeer hij zijn best deed de planologie en de planologen uit het stadhuis richting de burgers van Amsterdam te krijgen. Het wordt ook duidelijk hoe weinig interesse hiervoor was bij het stadsbestuur. Ik ga voorbij aan de bureaucratische fricties en de snelheid waarbij intern van alles en nog wat werd opgetuigd en ook weer afgetuigd.

Je blijft achter met de indruk dat het vele werk niet al te veel heeft opgeleverd

Cultuuromslag

“Einde oefening”, lezen we op pagina 162. De structuurvisie van de hoofdstad bleef zonder bestuurlijke dekking, het werd een inspiratiedocument. Tja. Hemel ging opnieuw aan het werk. Nu met het project Vrijstaat Amsterdam. De communicative city streek neer in Amsterdam-Noord. Een prachtig initiatief, ook al kreeg het in het buitenland meer support dan in eigen stad. En de lezer moet ook hier gissen naar wat dit nu heeft opgeleverd en of het iets heeft veranderd, behalve de inspiratie die de deelnemers eraan overhielden. Mogelijk heeft de leergang voor jonge planologen die hij in zijn laatste jaren bij de gemeente opzette geleid tot een cultuuromslag in de eigen organisatie. Deze jonge planologen moesten in lijn met de visie van Hemel vooral achter het bureau vandaan en de straat op. Even later vertrok Hemel en landde in de binnenstad van Amsterdam voor een volgend avontuur. Op naar de grachtengordel!

Toeristen

Het binnenstadverhaal is zowel interessant als teleurstellend. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat we hier met een klassiek geval van een planning disaster van doen hebben. De opdracht was de toeristische druk op de binnenstad te verlichten en in betere banen te leiden. De oplossing was de toeristen naar een ander deel van de stad te dirigeren. Niet van CS naar het Museumplein maar van Station Zuid naar het Museumplein. Planoloog Hemel kroop in een klein huisje naast een kerk, sprak 80 mensen, organiseerde 12 bijeenkomsten, rook en snoof aan de binnenstad en oogstte boosheid en ontevreden gezichten. “Alles leek mislukt” schrijft hij op pagina 275. Maar was zijn oplossing gebaseerd op de resultaten van zijn aanpak? Hij laat er weinig over los.

Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat we hier met een klassiek geval van een planning disaster van doen hebben

Hemel lijkt te suggereren dat zijn voorstellen een succes zijn geworden. Hij citeert de burgemeester die zeven maanden na oplevering van zijn opdracht aan de Raad schrijft dat het bestuur wil “dat het centrum weer het echte centrum van de stad kan zijn”. En meldt tenslotte dat dit jaar het toekomstplan Aanpak Binnenstad is verschenen. Wat erin staat wordt niet vermeld. We gaan naar de apotheose: Visionaire planologie.

Gefragmenteerd

Wat doet een planoloog? Schrijven maar (daarna) vooral spreken, verhalen vertellen die aanspreken en mensen mobiliseren. Hemel is van de school van social learning. Hij noemt zijn vak visionaire of narratieve planologie. Denk in processen, in vertrouwen en het zelf oplossend vermogen van de stad. De dienstbare planoloog, de change agent die niet alleen detective is maar ook de empathische moderator die de mensen meeneemt. Mensen moeten elkaar in de ogen kunnen kijken. Helemaal eens maar je vraagt je wel af hoe specifiek dit nu voor de planoloog geldt. Ook de planoloog opereert te midden van een boze buitenwereld, bestaande uit ‘dwang en manipulatie’, als een moedige strijder. Anderzijds geldt bescheidenheid als eigenschap. De I Tjing komt langs. De stad als zelforganiserend systeem, probeer die van binnenuit te begrijpen. De beste planning is niet doelgericht maar zoekend en gefragmenteerd.

Lessen

Aan het eind van het Amsterdam-deel rijst de vraag welke lessen we uit de ervaringen van Hemel kunnen trekken. De metropoolregio Amsterdam is al veel te lang veelbelovend en de stad is een vat vol tegenstrijdigheden met een matig bestuurlijk vermogen. Alles overziende lijkt dit hoofdstedelijke verhaal wel erg op ‘operatie geslaagd, patiënt overleden’. De aanpak door in gesprek te gaan met de stad, is best overtuigend maar aantoonbare resultaten blijven uit. Is Amsterdam een onmogelijke stad of past de aanpak van Hemel daar niet bij?

De stad als zelforganiserend systeem, probeer die van binnenuit te begrijpen

Mogelijk valt er wat meer te leren van de inspiratiebronnen van de auteur, die hij in het tweede deel van ‘Er was eens een stad’ presenteert. Dat is zeker het geval want Hemels opvattingen over het vak passen prima bij de opgaven die gebiedsontwikkeling heeft in een democratische samenleving met mondige burgers.

Inspiratiebronnen

De belangrijkste inspiratiebronnen van Hemel bestaan uit twee Nederlandse planologen en Angelsaksische collega’s. Van Patrick Geddes leent de auteur de ‘dienstbare detective’. Van Dirk Frieling neemt hij de inspiratie, de verbeelding en het ontwerpend onderzoek over. Theo van Lohuizen, een hoofdrolspeler bij het AUP, levert de nauwgezetheid van zijn research. Jane Jacobs toont de planoloog als facilitator met oog voor het dagelijkse leven. En Friedman en Throgmorton, beide planning theoretici uit de VS, zijn de exponenten van de lerende planning en de inspirerende verhalenvertellers. Zij zijn de auteur op het lijf geschreven. Wat moeten we verder van ze weten?

Patrick Geddes

Patrick Geddes. Een Schotse denker en activist. Stedenbouw was in zijn tijd – begin twintigste eeuw – het vak van civiel ingenieurs. Geddes keek veel breder. De surveys die hij bepleitte, het onderzoek dat hij deed moest ook aanspreken, begrijpelijk zijn voor de mensen waar het om ging. De wens om mensen hun omgeving zo concreet mogelijk te laten zien vertaalde hij in een Outlook Tower op een heuvel in Edinburgh. Hemel identificeert zich sterk met deze ‘geniale planoloog’. Maar hij beschrijft hem ook als een vaak onbegrepen man voor zijn omgeving. De bijdrage van Geddes aan de ontwikkeling van het vak ligt vooral in de inspiratie die hij gaf aan mensen als Lewis Mumford, Ebenezer Howard en Patrick Abercrombie.

Dirk Frieling

Dirk Frieling was een optimistische stedenbouwkundige uit de Nederlandse polder die aan de start stond van vele initiatieven in het vakgebied in een periode, zeventiger jaren, waarin het ideologische debat op de achtergrond was geraakt. Frieling stond voor visie en ambitie. Nadat hij zelf was vastgelopen in de Amsterdamse stadsvernieuwing ging hij de IJsselmeer polders in. Hij startte daarna het project ‘Nederland Nu als Ontwerp’ (NNAO). Doel: de maatschappelijke discussie over verbeelding van de toekomst een impuls geven. Met Het Metropolitane Debat (HMD) deed Frieling een volgende poging het overheidsbeleid te activeren. De timing was goed, het HMD kon een ‘salon van de vrije gedachte’ organiseren. HMD was ook een poging burgers een rol te geven als voorlopers op overheidsbeleid. Dat laatste is niet gelukt. Het grote project dat Frieling daarna initieerde was de Vereniging Deltametropool, VDM. Dat zou een ideeënmachine moeten worden mede gericht op Europa. De tijdgeest zat nu niet mee. Het tijdperk van de ruimtelijke ordening als overheidsactiviteit was goeddeels voorbij. Hemel was actief voor Frielings project NNAO en hij is vooral een held voor hem vanwege het aanstekelijke optimisme van deze vakgenoot die in staat was om te enthousiasmeren en te inspireren.

Station Amsterdam Zuid door Ralph Rozema (bron: shutterstock.com)

‘Station Amsterdam Zuid’ door Ralph Rozema (bron: shutterstock.com)


Theo van Lohuizen

Theo van Lohuizen is de derde held van Hemel. Vooral omdat deze planoloog halverwege de twintigste eeuw zag dat je wetenschappelijke analyse, onderzoek, voorafgaand aan een plan moet inbedden in een overtuigend toekomstverhaal. In dit hoofdstuk komt een deel van de geschiedenis van ruimtelijke ordening en die van Amsterdam prominent langs. Begin 20ste eeuw kwam er meer aandacht voor de bijdrage van de wetenschap. Van Lohuizen beleefde zijn hoogtepunten met het maken van het uitbreidingsplan voor Amsterdam (AUP) samen met van Eesteren. Bakken vol research en prognoses gingen vooraf aan dit plan. Belangrijk voor hem was ook dat de planners hun werk naar buiten brachten. Dat deed hij met een grote tentoonstelling in het Stedelijk Museum. Het waren de hoogtijdagen van de stedenbouw in Nederland. Later in zijn carrière werd van Lohuizen ingeschakeld bij één van de eerste rapporten over ruimtelijke ontwikkeling. Hier zien we het permanente Nederlandse debat terug over concentratie of spreiding van de bevolking op nationale schaal. Voor Hemel is van Lohuizen een held, hij had cijfers en verhalen en hij liet een generatie planologen na die zich toelegden op deze elementen.

Jane Jacobs

Next in de Hall of Fame van Zef Hemel is een cultfiguur. Welke planoloog houdt niet van Jane Jacobs, de activiste uit de Village in New York City? Anno 2021 zou ze lid zijn van de stadmakers community, elke week in Pakhuis de Zwijger te zien zijn en op een bakfiets door Amsterdam fietsen. Maar ze had veel meer in huis. Jacobs markeert sinds de jaren zestig van de vorige eeuw, een kantelpunt in het denken over planning. Bij Jane Jacobs gaat het om de mensen, de straat, de kleine schaal en het toneel van het dagelijks leven in de stad. Daar ligt ook de kennis voor het oprapen. Planologen moeten die kennis gebruiken om de stadsmens het leven aangenaam te maken, te faciliteren zodat ze de stedelijke economie kunnen verrijken. Diversiteit en dichtheid zijn de sleutelbegrippen bij Jacobs. Wellicht een beetje anders dan de stadmakers van onze tijd was Jacobs zeer geïnteresseerd in de economie van steden. En ook hier had ze weinig met de grote theorie en idem schaal maar legde het accent op kleinschalige innovatie dat een stedelijk ecosysteem nodig had om te kunnen gedijen. Niet mee bemoeien, laat gaan, houdt de profs erbij weg want dan wordt het zeker niks. Steden moeten veel meer varen op hun ordinary people.

John Friedmann

Voor John Friedmann moeten we ook naar de VS in de zestiger jaren. Te midden van de studentenprotesten begint Friedmann een school voor planners. Hij komt dicht bij Jacobs, planning doe je voor de mensen. De planoloog moet de straat op, social learning moet het devies zijn. Planning van onderop in kleine verbanden, op kleine schaal met conglomeraten van zelf organiserende cellen als resultaat. ‘Transactieve planning’ noemde hij het, met dialoog als belangrijkste ingrediënt en empathie als houding. Hemel schetst een wat zweverige figuur met bezwerende analyses zonder concrete oplossingen. Friedmann zag Amsterdam als een stad waar ze het begrepen hadden: visievorming zou het denken onder brede lagen van de bevolking stimuleren en ruimtelijke kwesties konden zo op informele wijze worden gecoördineerd. Oh ja.

De planoloog moet de straat op, social learning is het devies

James Throgmorton

Storytelling is één van de passies van Zef Hemel. En met James Throgmorton heeft hij een prominente exponent van deze stroming in de planningtheorie te pakken. ‘Planning as persuasive storytelling’ verscheen in 1996. Het eerlijke verhaal, dat zouden de planners moeten vertellen. Het gevaar ligt altijd op de loer dat planners in hun taalgebruik hun eigen kijk op de voorgrond zouden plaatsen. Niet onbelangrijk, het gaat bij Throgmorton niet zozeer om het nemen van beslissingen, het gaat om overtuigen. Het gaat om aansprekende toekomstverhalen die overtuigen. De man kreeg nogal wat kritiek over zich heen, want waarom zouden planners allerlei verzinsels over de Bühne gooien? Maar Throgmorton benadrukte dat het niet zozeer ging om de feiten maar om de interpretatie ervan. Het verhaal, de toekomst en het overtuigen, daar dankt Throgmorton zeker zijn heldenstatus aan bij Hemel.

Succes is niet verzekerd, dat hangt in ieder geval van het strijdtoneel af waarop de planoloog moet opereren

Bottom-up

Zoals gezegd, de planningsbenaderingen van deze zes denkers zijn relevant. Tegenover de wat solide en rationale aanpak van de twee Nederlanders staan de veel meer bottom-up en lerende benaderingen van de anderen. Met die laatste aanpak kunnen we veel beter uit de voeten in gebiedsontwikkeling anno 2022. Succes is niet verzekerd, dat hangt in ieder geval van het strijdtoneel af waarop de planoloog moet opereren.

Zef Hemel laat ons zien dat ook voor planologen geldt dat ze hun vak met vallen en opstaan moeten uitvoeren. Zijn heldengalerij illustreert hoe het planologische spel in deze tijd gespeeld moet worden. Het zou goed zijn dat laatste nog eens van een wat grondiger fundament te voorzien.


Cover: ‘Toeristen op de Dam, Amsterdam’ door Georgios Tsichlis (bron: shutterstock.com)


Jaap Modder door Jaap Modder (bron: LinkedIn)

Door Jaap Modder

Brainville, urban and regional planning


Meest recent

David Sim tijdens zijn presentatie over de zachte stad door Joost Zonneveld (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)

Slim verdichten via de zachte stad

De druk op onze steden wordt in de komende jaren alleen maar groter. Hoe zorgen we dan voor een leefbare woonomgeving? Deze vraag stond deze week centraal tijdens de laatste sLIM-bijeenkomst, met ‘Soft City’-auteur David Sim als gastspreker.

Verslag

19 april 2024

Oosterschelde door Ruud Morijn Photographer (bron: Shutterstock)

Oké, water en bodem sturend – maar niet altijd en overal

Water en bodem sturend, je kunt er bijna niet tegen zijn. Maar we moeten oppassen dat het nieuwe adagium niet alles gaat overheersen, zo waarschuwt columniste Agnes Franzen.

Opinie

19 april 2024

GO weekoverzicht 18 april 2024 door Gebiedsontwikkeling.nu (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)

Dit was een week waarin de tijd begon te dringen

Dit was een week op Gebiedsontwikkeling.nu waarin de tijd begon te dringen. Voor de woningbouwproductie, om klimaatverandering tegen te gaan en om de openbare ruimte inclusiever te maken.

Weekoverzicht

18 april 2024