rotterdam climate inititative water resilient

Zet de natuur in voor een klimaatadaptieve stad

5 april 2018

5 minuten

Verslag Op 23 maart vond de Masterclass Klimaatadaptatie plaats voor de BNA-ontwerpstudie 'De stad van de toekomst'. Deelnemers leerden hier dat we de natuur niet moeten temmen, maar er juist mee moeten samenwerken.

Afgelopen januari startte de ontwerpstudie ‘De stad van de toekomst’ van de Branchevereniging Nederlandse Architectenbureaus (BNA). Tien multidisciplinaire ontwerpteams, verspreid over vijf locaties (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Eindhoven), stortten zich op de vraag: welke vorm krijgt de stad vanwege de grote transities in onder andere energie en mobiliteit?

Voor de ontwerpteams zijn er masterclasses georganiseerd rondom, onder andere, het thema als  klimaatadaptatie. Op 23 maart gaven Arnoud Molenaar (Chief Resilience Officer bij gemeente Rotterdam), Fransje Hooimeijer (Assistant Professor Environmental Technology and Design bij TU Delft) en Harry Boeschoten (Programmadirecteur Groene Metropool bij Staatsbosbeheer) hier lezingen over op de TU Delft. Ontwerpteams krijgen zo een overzicht van de stand van zaken rondom klimaatadaptatie en kunnen dit meenemen in hun visies en ontwerpen voor de projectlocaties.

Software & hardware

Net als menig ontwerper, gemeente en projectontwikkelaar houdt ook de stad Rotterdam zich bezig met klimaatadaptatie. De havenstad staat, zelfs zonder direct merkbare klimaatverandering, onder druk van de natuurkrachten via het water. In Rotterdam komt het water vanuit vier richtingen (regen, bodem, zee en rivier) en liggen veel gebieden onder de zeespiegel. In zijn presentatie laat Arnoud Molenaar zien hoe de stad klimaatadaptatie aanpakt met zijn Resilience Strategy. Initiatieven als waterpleinen en parkeergarages met waterberging zijn goede voorbeelden van hoe maatregelen voor klimaatadaptatie op een kwalitatieve en integrale manier kunnen worden uitgevoerd. Dat bewijst bijvoorbeeld de Westersingel, waar de beeldentuin aan de oever functioneert als een uiterwaarde van de singel tijdens heftige regenbuien.

Bij het ‘resilient’ maken van steden gaat het volgens Molenaar om het vermogen om met verandering om te kunnen gaan. Dit betekent dat er altijd een aan te pakken stress (bijvoorbeeld ligging onder de zeespiegel) en shock (overstromingen of wateroverlast) moet zijn. Bij deze aanpak gaat het echter niet alleen om de ‘hardware’van de stad, zoals de waterpleinen, maar  ook om de ‘software’ , de inwoners. Rotterdam kan namelijk maar in 40% van de stad ingrepen doen. De overige 60% is privébezit. De stad heeft zijn inwoners dus nodig om klimaatbestendig te worden.

Natuur op één

Fransje  Hooimeijer richt zich juist op de ‘machinekamer van de stad’: de ondergrond. Voordat we aan klimaatadaptatie beginnen, stelt zij, is het goed om stil te staan bij onze relatie met de natuur. Bij planners en ontwerpers is de maakbaarheidsgedachte over natuurlijke processen in de stad nog sterk aanwezig, omdat alles in het ‘kunstmatige’ stadssysteem opgenomen kan worden, zoals regenwater in de riolering. Maar het stadsysteem is geen vervanging van de natuur, het blijft er een onderdeel van.

Hooimeijer stelt daarom de ‘reversed engineering with nature’-aanpak voor. Hierbij staat het natuurlijke systeem op de eerste plaats. Om klimaatadaptieve oplossingen te vinden, gebruikt de ontwerper de natuurlijke processen in combinatie met technische maatregelen, bijvoorbeeld wadi’s als vervanger voor het traditionele regenwaterafvoer via het riool. Deze aanpak is niet compleet nieuw. We kunnen bijvoorbeeld veel opsteken van vroeger, dus zonder toepassing van hoogtechnologische innovaties. Het patroon van de grachten in historische binnensteden zoals Amsterdam en Delft, is bijvoorbeeld gebaseerd op de structuur van de polders die deze steden voorheen waren.

De werking van de natuur zelf vormt dus vaak de oplossing. Deze aanpak zorgt ook voor synergie tussen natuursystemen in de stad. Het aanbrengen van wadi’s in een wijk draagt bijvoorbeeld bij aan de biodiversiteit van die plek. Wel is het zaak rekening te houden met de natuurlijke conditie van de aanwezige natuursystemen. Deze condities worden bepaald door de ondergrond, wat betekent dat klimaatadaptatie begint bij de bodem. Hooimeijer illustreert dit met het ontwerp voor het dorp Kethel bij Schiedam. De bodemkaart vormde de basis voor het stedenbouwkundig plan. Om tot deze synergie tussen natuur en cultuur te komen, moeten stedenmakers voor klimaatadaptatie  alle beschikbare natuurlijke systemen die invloed uitoefenen op de plek meenemen.

Waterberging annex roeibaan

Harry Boeschoten komt met concept dat kan bijdragen aan een bewustere houding tegenover de natuur. Hij presenteert tijdens zijn lezing de Groene Metropool. Veel gebieden liggen namelijk dichtbij de steden in de Randstad, waardoor dit gebied in vergelijking met andere metropolen erg groen is. Staatsbosbeheer beheert veel van die gebieden en wil dit groen inzetten als een nutsvoorziening voor iedere Nederlander. Natuurgebieden brengen heel veel voordelen met zich mee, zoals de bijdrage aan biodiversiteit, luchtkwaliteit en klimaatbestendigheid. Om de natuurgebieden in de Randstad te benutten als een werkelijke nutsvoorziening, is toegankelijkheid een grote opgave. Volgens Boeschoten moet iedereen namelijk zonder onderbreking in zijn route in deze gebieden kunnen komen.

Er zijn dus aardig wat vervolgstappen nodig om de Groene Metropool te realiseren, maar met de aanpak die Molenaar en Hooimeijer voordragen, lijkt dit een haalbaar doel. Want door in de transitie naar de klimaatadaptieve stad het groen (met zijn natuurlijke functies) én de bodem (als basis voor natuursystemen) in de stad centraal te stellen voor de mogelijke maatregelen, komt de natuur weer terug in de stad. Hierdoor kunnen multifunctionele en kwalitatief hoogwaardige oplossingen worden ontworpen, bijvoorbeeld een buitenstedelijke waterberging die ook fungeert als roeibaan.

De steden zijn tegenwoordig aardig versteend en dat leidt wateroverlast en hittestress. Inwoners zijn de dupe van deze problemen en de workshop bevat daarom ook een les voor hen. Huizen en percelen hebben namelijk invloed op de klimaatbestendigheid van de stad. Als we ons realiseren welke impact het regenwater op ons dak heeft op de stad, dan bestraten we misschien minder snel onze tuinen. Dan kunnen ontwerpers en  bewoners samen tot een klimaatbestendige stad komen.


Meer informatie over de BNA ontwerpstudie ‘Stad van de toekomst’ is te vinden op:
https://www.bna.nl/onderzoeks-project/stad-van-de-toekomst/

De presentaties zijn te bekijken/downloaden via de volgende links:
Resilience Strategy
Machinekamer van de stad
De Groene Metropool

Aanvullende literatuur:
Rotterdam Resilience Strategy
The significance of the subsurface in urban renewal
Staatsbosbeheer, dossier Groene Metropool

Coverfoto: Rotterdam Climate Initiative


Cover: ‘rotterdam climate inititative water resilient’


wouter ter heijden

Door Wouter ter Heijden

Graduate student Urbanism TU Delft


Meest recent

Hans-Hugo Smit Column Cover door Esther Dijkstra (bron: Illustratie Esther Dijkstra, bewerkte foto Matthijs van Roon)

Hugo, Hoyte, Kate and the Donald

Meer regie, wie is er tegen? We houden van krachtige teksten en beelden. Maar laten we ons nog wel regisseren? Hans-Hugo Smit prijst Hugo de Jonge maar vreest voor de uitvoering van zijn wet Versterking Regie Volkshuisvesting.

Opinie

18 maart 2024

Hotel New York in Amsterdam door ColorMaker (bron: Shutterstock)

Stedelijke identiteit en gemeenschapsvorming op gemeentelijk niveau

Veel (lokale) bestuurders maken graag aanspraak op ‘stedelijke identiteit’. Maar wat hebben de bewoners aan zo’n beeld, kunnen zij samen met de bestuurders dan ook de stad maken? Planoloog Frank van den Beuken zocht het uit.

Analyse

18 maart 2024

Arnhem door Marcel Rommens (bron: shutterstock)

Gevraagd: buitenlands kapitaal om de Nederlandse woningbouwambities te realiseren

Om in de komende jaren voldoende middeldure woningen te bouwen, is buitenlands kapitaal nodig. Cushman & Wakefield onderzocht hoe het investeringsklimaat voor internationale institutionele beleggers verbeterd kan worden.

Onderzoek

15 maart 2024