1

De energietransitie: uitdager van een nieuwe ontwerppraktijk

16 juni 2016

16 minuten

Tijdens zes avonden zetten de IABR en Ruimtevolk de vragen die de zoektocht naar “The Next Economy” opwerpt in het perspectief van de ontwerp- en planningsopgave. Welke ontwerpoplossingen, planningsstrategieën en handelingsperspectieven zijn denkbaar om de maatschappelijke opgaven van de Next Economy en gewenste ontwikkelingen ruimtelijk vorm te geven? Kortom, wat zijn de Next Steps voor ontwerp, planning en governance?

 “Welkom bij de derde aflevering van “Next Steps” ,een serie talkshows over een aantal grote maatschappelijke en economische opgaven en de ruimtelijke impact en consequenties daarvan. Vandaag hebben we het over de energietransitie. Wij zien in het land grote ambities als het gaat om de energietransitie. Wat nu een fascinerende uitdaging lijkt te worden, is dat de economie, politiek en maatschappij langzaam maar zeker gereed lijken te zijn voor de transitie. Zijn steden en regio’s eigenlijk wel klaar om die gigantische transitie ruimtelijk te accommoderen? Hier gaan we het vanavond over hebben: Hoe groot is de opgave en hoe kunnen steden en regio’s acteren?”, aldus Sjors de Vries, directeur Ruimtevolk

Lessons learned

-       Voor een duurzame energietransitie zijn landelijk leiderschap en heldere keuzes noodzakelijk. We hebben groene generaals nodig, die de strijd aanbinden met de fossiele orde.
-       Als energietransitie ruimte is, dan moet het eigenaarschap verdeeld worden. Anders krijgen we in dit democratische polderland over 30 jaar nog niets voor elkaar.
-       Democratie moet in het energiesysteem zitten; monopolistische fossiele stadsverwarming blokkeert innovatie.
-       Centrale systemen met grote CO2- en afvalproducties passen niet meer in het huidige en toekomstige denken. De overstap naar circulaire systemen moet gemaakt worden.
-       Niet het wegennet maar de energienetwerken worden de drager van de nieuwe ruimtelijke ordening.
-       Gebouwen die nieuw opgeleverd worden, moeten energieneutraal zijn.
-       Ingrijpen op de gas- en olieprijs; deze moet fors omhoog zodat gebruik ontmoedigd wordt.
-       Instellen CO2-belasting; het milieu mag niet meer gratis belast worden.
-       Een plan van aanpak voor de 25.000 windmolens à 10 MW in de Noordzee.
-       Het Havenbedrijf Rotterdam zou de aandelen van deze windmolens kunnen verdelen over haar industrie en bedrijven zodat deze een businessmodel voor de toekomst hebben.

Dirk Sijmons, H+N+S Landschapsarchitecten

Hoe ziet de energietransitie als opgave eruit en wat zijn de ruimtelijke perspectieven voor steden en regio’s? De transitie van fossiele brandstoffen naar hernieuwbare brandstoffen is een enorm karwei. We verbruiken in de eerste plaats heel veel energie op globaal niveau. Er komt een hoeveelheid zonne-energie op aarde die ongeveer tienduizend keer zo groot is als dat we als mens zijnde gebruiken. Positief gezegd: energie genoeg maar we zijn nog niet slim genoeg om het goed te oogsten. Echter, omgedraaid, de hoeveelheid energiegebruik van de mens is ongeveer viermaal zoveel is als de totale getijdenenergie, die het aarde-maansysteem opbrengt. We zijn halverwege de hoeveelheid energie die de kerncentrale in het binnenste van onze aarde (vulkanisme, platentektoniek) aandrijft, gebruikt. We verbruiken een onvoorstelbare hoeveelheid energie en om dit om te zetten naar duurzame bronnen moet eerst aan besparen gedacht worden en dat is een groot karwei.

Met de fossiele bronnen staat ergens ver weg een centrale te draaien, waar je niets van ziet. Maar met hernieuwbare energie zal dit voor iedereen zichtbaar worden; de energie moet geoogst worden. Het zal zo voor iedereen duidelijk worden waar de energie vandaan komt. Het is een decentraal gebeuren; iedereen zal het in zijn dagelijkse woon- en leefomgeving gaan zien. Dat is enorm wennen en daarom is het vaak zo’n heftige discussie. Als het om de energietransitie gaat, zit ruimte uit kwantitatief oogpunt nergens op het kritieke pad, met uitzondering van de biomassaproductie discussie. Het gaat fout als ruimte zijn symbolische gedaante als landschap of als stadslandschap aanneemt, dan worden daar betekenissen aan gekoppeld. Dat maakt de discussie vaak ontzettend heftig.

Als basis voor de discussie pakken we het schema uit de “European Roadmap 2050”. Hier is op weg naar 2050 in beeld gebracht wat de samenstelling in modaliteiten van energie is. Daarnaast is het opbergen van CO2 in de grond ook een optie, die door Europa aangeraden wordt om uiteindelijk de 80% reductie in 2050 te halen. Het is een indrukwekkende toename van zon, wind, biomassa, geothermie en CCS. Het is dus niet alleen een vervanging van de fossiele brandstoffen; we moeten nog meer energie zien op te wekken. Echter, dat moet in twijfel getrokken worden. Moeten we dat wel willen? Europa gaat ervan uit, dat de stijging in energieverbruik gaat doorzetten..

Wat vaak vergeten wordt, is dat drie hoofdrolspelers in de energietransitie aanwezig zijn: de elektriciteitsproductie, de warmtevraag en de brandstoffen (diesel). Aardgas wordt veel geëxporteerd. Wind, zon en biomassa hebben in Nederland nog maar een heel klein aandeel in de energieproductie. Belangrijk is om te zien, dat van de opgewekte energie slechts de helft nuttig wordt ingezet en de andere helft door conversie- en transportverliezen in de vorm van warmte verdwijnt. Daar is veel te winnen. Kijk naar de verschillende afnemers van energie: zwaar transport / luchtvaart 212 PJ; licht transport 471 PJ; industrie / landbouw 1.049 PJ; utiliteiten 448 PJ en huishoudens 416 PJ. Kortom, de huishoudens bepalen circa 20% van de totale energievraag in Nederland.

Na de energietransitie wordt het anders. Ten eerste: de samenleving elektrificeert. Er is veel meer elektriciteitopwekking nodig uit duurzame bronnen. Een nieuwe grote speler is warmte; het gebruik wordt alleen gehaald als een groot deel van de huishoudens gebruik gaat maken van geothermie. Ten derde moet waterstof opgewekt worden van overvloedig opgewekte elektriciteit. Biomassa speelt ook een rol; zij moet de petrochemie, in bijvoorbeeld de haven van Rotterdam, gaan omzetten in biochemie. Dit scenario gaat ervan uit, dat in 2050 zo’n 15% meer energie gebruikt wordt dan nu. 

2

‘2’


Een tweede scenario is gebaseerd op het feit, dat 30% energie bespaard kan worden ten opzichte van het huidige verbruik. Door goed met warmte om te gaan, kan fors bespaard worden. Voor dit scenario is het provocerende ontwerp “2050 – An Energetic Odyssey” gemaakt: 25.000 windturbines in de Noordzee van 10 MW elk, zie afbeelding 2. Deze bestaan nu nog niet, maar gezien de huidige ontwikkelingen zal dat tegen 2050 haalbaar zijn. Deze windmolens leveren tezamen 90% van de elektriciteitsbehoefte voor Engeland, Noorwegen, Duitsland, Denemarken, Nederland en België. In dit ontwerp is “research by design” toegepast; door te ontwerpen, wordt tegelijkertijd onderzoek gedaan. Dit geeft een viertal mogelijkheden: (1) Kijk naar de voor- en nadelen van ontwerpvoorstellen (2) Het uittekenen van een plan dwingt partijen tot het innemen van een positie (3) Het dwingt partijen tot verder nadenken en (4) Partijen kunnen nadenken hoe het project gefinancierd kan worden.

Meer informatie omtrent het ontwerp “2050 – An Energetic Odyssey” is hier te vinden.

Daarnaast is echter eenzelfde deel aan zonne-energie op land nodig om het windsysteem in balans te brengen, bijvoorbeeld bij seizoenswisselingen windaanbod. Dit vergt zowel nationaal als regionaal grote aanpassingen. De huidige plaatsing van windmolens verloopt via consortia, die via aanbestedingswedstrijden het project gegund krijgen. Het interessante is dat bij sommige consortia het volksaandeel een grote rol speelt. Aandelen zijn dan niet alleen in handen van institutionele beleggers maar ze zijn tevens te vinden bij individuele burgers. Dit is, alleen al qua financiële engineering, een ontzettend complex en interessant verhaal.

Pallas Agterberg, directeur strategie Alliander

In de media verschijnen regelmatig verhalen over mega zonneparken in de Sahara en het doortrekken van kabels daar naartoe. Maar de energietransitie is zoveel meer dan dat. CO2-reductie speelt een rol bij overheden maar niet bij burgers. Daar draait het om grip te krijgen op de eigen energie. Het gaat om decentralisatie: het zelf kunnen doen, dat is een hele belangrijke drijfveer. Monopolies, ongeacht van het bedrijfsleven of de overheid, creëren afhankelijkheid en blokkeren hierdoor verdere ontwikkeling bij de huishoudens. Mensen moeten juist gestimuleerd worden om zelf aan de slag te gaan met zonnepanelen en een gezamenlijk gefinancierde windmolen.

Om een voorbeeld te noemen: de huidige vorm van monopolistische fossiele stadsverwarming blokkeert innovatie. In een wijk waar stadsverwarming ligt, is het momenteel vanwege de verplichte afname van warmte niet mogelijk om off-grid woningen te bouwen. Democratie moet in het systeem zitten, dan pas gaat het werken. Zorg dus voor keuze bij warmte (welke bron kan men gebruiken) en zorg voor openheid. Daarnaast kunnen woningen zo goed geïsoleerd worden, dat deze bij het aanzetten van de computer al geen warmtevraag meer hebben. Hiermee verliezen bedrijven klanten. Het zijn systeemkeuzes. Het verdienmodel van de markt gaat niet altijd samen met het belang van de burger.

Waar kunnen mensen beginnen? Met het isoleren van de gebouwde omgeving, dat kan vandaag nog. Het doel moet dan ook zijn: in 2050 moeten we een CO2-uitstoot van 0% hebben. En niet 80%. Het is zinloos om halfslachtig te werk te gaan. Het probleem moet echt opgelost worden. Om dit te realiseren moet je de gaskraan in Groningen dicht draaien. Mensen moeten dan in actie komen, want dit gebeurt niet als de gasprijs zo laag blijft. Oude gasnetten moeten na 50 jaar vervangen worden. Alliander staat ervoor open om deze niet te vervangen, maar te verwijderen. Zo creëer je duidelijkheid. Op een gegeven moment weet de burger wanneer de gasleiding verwijderd wordt. Als dit over bijvoorbeeld 15 jaar is dan hebben mensen 15 jaar de tijd om voor een alternatief te zorgen. Hierbij valt te denken aan: isoleren, zonnepanelen, warmtepomp; kortom NoM-achtige woningen. Dit zijn energieproducerende gebouwen. Een overschot aan elektra kan opgeslagen worden in elektrische auto’s. Verder kun je onderling met de buurt energie uitwisselen. Tot slot is het misdadig, dat nu nog nieuwbouw wordt aangelegd met een gasnet.

Bij de industrie gaan we van een energie- naar een economietransitie. We produceren met behulp van veel warmte komkommers en tomaten om deze vervolgens naar een warm land te transporteren. Dit is absurd. Feitelijk zouden alleen de zaden naar Spanje getransporteerd moeten worden. De overheid dient dit mogelijk te maken door regelgeving te ontwerpen die niet blokkerend op deze trend werkt. Centrale systemen met grote CO2- en afvalproducties passen niet meer in het huidige en toekomstige denken. De overstap naar  circulaire systemen moet gemaakt worden. De Nederlandse “Energiewende” kan morgen al gerealiseerd worden als we een manier vinden om het milieu niet meer gratis te belasten. Als dit is opgelost, dan kan de energietransitie erg snel gaan. Burgers klagen soms dat het landschap wordt aangetast door windmolens en dergelijke. Het landschap is echter altijd al veranderlijk geweest. De monumenten van nu zijn de energielandschappen van 100 jaar geleden.

Roeland van der Schaaf, wethouder gemeente Groningen

Wat is “The Nordic City”? De provincie Groningen heeft te maken met de ellende, die de fossiele brandstofwinning met zich meebrengt. Een groot deel van de provincie heeft last van aardbevingen. Daarnaast bestaat de grote en kennisintensieve stad Groningen, die met 200.000 inwoners erg compact wonen en een hoge woondichtheid kent. Dit staat in groot contrast met de leegte van het ommeland met de Eemshaven, de energyport in wording, en Delfzijl met een sterk chemisch cluster. Hoe kunnen de verschillende ingrediënten van de regio samenwerken, zodat de energietransitie aan een economische transitie verbonden kan worden? En hoe kan dit ruimtelijk zo verbeeld worden, dat mensen in de regio ook enthousiast worden? Zo hoopt de provincie samen met haar bewoners aan de slag te kunnen in de toekomst; het moet zeker geen top-down verhaal zijn.

3

‘3’


De Eemshaven, zie afbeelding 3, ligt heel strategisch in de Noordzee ten opzichte van alle windmolenparken die nu al bestaan. De Eemshaven kan goed dienen als “stopcontact” voor dit deel van Europa. De Groningse dorpen zijn zelfstandig en kennen een hoge ruimtelijke kwaliteit. In tegenstelling tot wat je in Friesland en Drenthe ziet, is de uitbreiding van de jaren ’90 voorbij gegaan aan de provincie Groningen. Dit geeft de kwaliteit van ruimte een grote winst. De “waaier van Groningen” is het oostelijk gelegen gebied en heeft het meeste last van de aardbevingen. Dit deel zou voorop moeten lopen in de energietransitie en een voorbeeld kunnen geven voor Nederland.

Een gedetailleerde en uitgebreide beschrijving van het project “The Nordic City” kunt u hier lezen.

Het hele project ontmoet veel enthousiasme bij bewoners. Dat heeft de regio ook nodig, want het perspectief van gaswinning, krimp en economische achterstand heeft een verhaal nodig van vooruitgang. De energietransitie biedt die kansen. Echter, dit vereist wel een investering van zo’n 7 miljard euro; wie gaat dat betalen? Het is een veelvoud van hetgeen jaarlijks uit de bodem gehaald wordt dus op die manier zou de financiering al rond kunnen zijn. Los hiervan kan een groot deel verdiend worden. Juist op het platteland nemen mensen zelf initiatief; ze maken zelf de rekensommen. Als je de energierekening kapitaliseert dan kunnen investeringen gemaakt worden. Op een hoger schaalniveau verbouwen woningcorporaties de jaren ’60 portiekwoningen al tot NoM-woningen. Dit verdient zichzelf terug.

Wat is nu de volgende stap? Hoe realiseer je dit scenario binnen een aantal decennia? Dat is het dilemma waar iedereen voor staat. Vanuit de landelijke politiek kan het, vanwege een nieuw kabinet, zomaar twee jaar duren voordat de volgende stappen worden gezet. Wil je stappen maken, dan zullen regio’s en steden zelf aan de slag moeten. Derhalve wordt nu een eigen regionale routekaart ontwikkeld. Dit is een samenwerking tussen provincie, lagere overheden en grote energieleveranciers om in Groningen daadwerkelijk stappen te gaan zetten komende twee jaar. Je kunt als overheid dit proces goed faciliteren. Enerzijds door zelf en door anderen het verhaal te vertellen. Anderzijds door met regelgeving en financieringsconstructies dit soort initiatieven echt aan te jagen.

De energietransitie kan in de breedte alleen maar gaan werken als iedereen eraan mee doet. Het is niet alleen een vraagstuk voor de overheid en bedrijven; burgers zullen ook zelf aan de slag moeten. Het is vrij onvoorspelbaar hoe dit gaat gebeuren. Overheden moeten niet dicteren waar windmolens komen; je moet naast mensen gaan staan om samen de goede stappen te zetten. Een actieve overheid is nodig; niet alleen om te steunen en faciliteren maar ook om mensen de ruimte te geven zodat zij plannen kunnen realiseren.

Isabelle Vries, adviseur strategie Havenbedrijf Rotterdam

Net als Delfzijl in Groningen is Rotterdam een energiehub. Een karakterschets: de haven is een plek waar 60% fossiele brandstoffen worden overgeslagen en verwerkt. Inclusief ertsen is dit 70%. Rotterdam heeft hier zijn huidige positie ook aan te danken; de grote industrie, werkgelegenheid en toegevoegde waarde. Het is een heel belangrijk economisch cluster. Vandaag is de werkgelegenheid niet besproken maar dat moet wel bij de discussie betrokken worden. Hoe kom je van een economisch fossiel naar een duurzaam cluster? Er is niet één strategie; we moeten meerdere paden gaan bewandelen. Veel technologie kan goed toegepast kan worden maar heel veel is nog onzeker. Wat kunnen we bijvoorbeeld met het ontwikkelen van bio-based plastics? Wat kunnen we op het gebied van recycling? Wat kan op het gebied van lokale energieproductie? Behalve zekerheden als zon en wind bestaan ook onzekerheden dus we maken geen blauwdruk. Het Havenbedrijf heeft de ambitie om van fossiele naar duurzame groene energiehub te gaan, echter, de haven is in bezit van diverse marktpartijen. Hoe ga je dat doen?

Drie stappen die gemaakt moeten worden:

-       Reduced: De industrie moet energie-efficiënter worden; de industrie zelf moet minder energie gaan gebruiken. Er zal een verminderde consumentenvraag komen; meer dan 80% van de brandstoffen en alle olieproducten die door de haven gaan, is voor een groot deel transport gerelateerd. De elektrificering van het wagenpark is opkomend, dus de vraag naar olieproducten zal afnemen.

-       Recycling: Het faciliteren van de uitwisseling tussen bedrijven; “recycling”-investeringen voor overkoepelende infrastructuur zoals CCS, warmtenet en waterzuivering, die financieel door veel bedrijven wordt gedragen. Proberen om met zijn allen één systeem te maken wat robuust is en dat niet afhankelijk is van twee bedrijven onderling.

-       Replaced: Hier draait het om investeringen in zon, wind en geothermie, waarbij tevens gericht wordt op de bio-based chemie. Dat laatste is erg moeilijk en de kanteling gaat te traag. Na jaren getouwtrek, staan nu slechts twee bioraffinaderijen en een aantal biochemische bedrijven in Rotterdam. Dit zou flink opgeschaald moeten worden. Het is een lastig speelveld; de lage olieprijs werkt niet mee en bedrijven hebben het moeilijk op dit moment. Het loopt niet zoals het zou moeten.

Omdat de energietransitie zo snel gaat, is het de vraag hoe lang je nog met fossiele investeringen door moet gaan. Als deze raffinaderijen hier over 20 jaar nog staan, dan kunnen ze maar beter de schoonste van de hele wereld zijn. Zo gaat Exxon 1 miljard euro investeren in hun raffinaderijen. Dat kan niet tegenhouden worden, want ze hebben de grondpositie. Wat wel gedaan kan worden, is een gesprek aangaan en helpen bij de transitie naar schoner en duurzamer. Het Havenbedrijf gelooft in co-creatie. Daarbij kunnen condities en randvoorwaarden geschept worden door te stellen, dat bijvoorbeeld geen CO2-uitstoot meer mag plaatsvinden.

Tegelijkertijd is het belangrijk om aan het vestigingsklimaat te denken. Exxon zit in Houston; daar zitten de grootste biochemische bedrijven. Die moeten niet te horen krijgen, dat ze niet meer hoeven te investeren in Rotterdam. Het ligt dus gecompliceerd. Kortom, het Havenbedrijf gaat de bedrijven, die dat willen, helpen en zo nodig dwingen om zo schoon mogelijk te produceren en tegelijkertijd probeert ze hard te trekken aan de duurzame energie. Het gaat om een transformatie van 7.000 hectare; dat is een enorme opgave. Bij de herstructurering van oude havengebieden komen ook vragen aan de orde als: “Is het land nog wel bruikbaar voor de nieuwe energie?”. Het is een leuke maar ook spannende ontwerpuitdaging.

Er is een toekomstbeeld voor de haven van Rotterdam geschetst. Het Havenbedrijf wil investeren in het warmtenet, het warmtegrid en het energiegrid. Hiervoor is een consortium opgericht in PPS-verband. Momenteel wordt dit gevoed door fossiele brandstoffen maar op termijn moet de bio-based chemie het overnemen. Tennet is nu bezig met het Havenbedrijf en Shell om een plan uit te werken. De haven is een belangrijke speler en kan een batterijfunctie bekleden waar verschillende duurzame energieproducties aan gekoppeld kunnen worden. Zon- en windoverschotten kunnen uitgewisseld worden; zo ontstaat de hubfunctie van de haven. 

Een wenkend perspectief voor de haven zou “2050 – An Energetic Odyssee” kunnen zijn; die is ook voor het Havenbedrijf interessant. Zij is zoekende naar nieuwe vormen van werkgelegenheid en een maakindustrie. De wind offshore en de productie van zonnepanelen kunnen prima in de haven gefaciliteerd worden. Daar zit veel werkgelegenheid aan. Meer dan de containerterminal want die is verregaand gerobotiseerd en geautomatiseerd. Het Havenbedrijf is bezig met: “Hoe krijgen we nieuwe productieve maakindustrie naar de stad?”. Een voorbeeld hiervan is de oude RDM-werf, zie afbeelding 4. Wat is haven gerelateerd? Hierbij kun je denken aan 3D-printing, big data en de klimaatopgave. Het Havenbedrijf kijkt of voor dit soort activiteiten nieuwe bedrijvigheid aangetrokken kan worden.


Rick Bosman, onderzoeker DRIFT

“De energietransitie wordt een slagveld” klinkt onheilspellend, maar strijd is inherent aan transities. Conflict is niet alleen maar destructief; het biedt ook kansen om de transitie te versnellen. Een nuchtere constatering is echter dat Nederland in 2016 hopeloos achterloopt. Feitelijk, in termen van het aandeelduurzame energie: op dit moment een magere 5%, waarmee we plaats 25 van de 27 EU-lidstaten innemen. Maar ook qua beleidsambitie: het energieakkoord zet in op 16% duurzame energie in 2023, ruim onder de Europese doelstellingen. In Duitsland levert hernieuwbare energie intussen 33% van de stroom, van ongeveer 4% in 1990. Een vergelijkbaar startpunt als Nederland destijds. De nieuwe eigendomsverhoudingen in Duitsland leiden tot een aardverschuiving in energieland. De komst van nieuwe spelers en businessmodellen zet de gevestigde orde onder druk om sneller te verduurzamen. Meer dan de helft van de nieuwe hernieuwbare energie-opwekcapaciteit is in handen van burgers, boeren en coöperaties, tegen 5% van de grote vier energieleveranciers (E.On, RWE, Vattenfall en ENBW).

Onze poldercultuur is zeer effectief in het maskeren van fundamentele verschillen van inzicht en vertraagt daarmee echt radicale doorbraken, met het halfslachtige SER Energieakkoord als levende bewijs. Bovendien kent ons land een sterke fossiele industrie met nauwe banden met de politieke elite. Nederland is met haar gasproductie en havens een fossiele hub, die voor een groot deel van Europa fossiele brandstoffen produceert, transporteert en verwerkt en daarmee flinke belangen heeft in de fossiele industrie. Maar ook hier lijkt intussen her en der strijd te ontstaan.

In deze strijd ontstaat mentale en fysieke ruimte voor nieuwe oplossingsrichtingen en worden alternatieven steeds aantrekkelijker. Die ruimte goed gebruiken, vergt echter wel leiderschap en heldere keuzes. De groene generaals, die de strijd durven aanbinden met de fossiele orde, lijken echter nog dun bezaaid. Waar we in de polder conflicten het liefst wegmasseren, leren de ervaringen uit Duitsland dat dergelijke veranderingen nu eenmaal winnaars én verliezers kennen. Iedereen tevreden proberen te houden, is contraproductief als het gaat om het bewerkstelligen van echte maatschappelijke verandering. Het dwingt ons een kant te kiezen: blijven we vasthouden aan het oude vertrouwde, maar onduurzame, of gaan we vol overtuiging voor het nieuwe nog onbekende?


Cover: ‘1’


Portret - Tine van Langelaar

Door Tine van Langelaar

Onderzoeksmedewerker bij Staatsbosbeheer


Meest recent

Shoppen door Inside Creative House (bron: Shutterstock)

Growth for good, lukt het tegengaan van klimaatverandering zónder ontgroeien?

Moeten we stoppen met groeien om werkelijk duurzaam te worden? Degrowth is niet per se dé panacee, ontdekt recensent Frank van Oort in een boek van Alessio Terzi.

Recensie

16 april 2024

Veenetië impressie door Zeinstra Veerbeek Architecten (bron: Zeinstra Veerbeek Architecten)

Veenetië: is de tijd rijp voor drijvend bouwen in de veenweidepolder?

Wanneer kunnen we Veenetië, de eerste drijvende woonwijk in veenweidegebied, verwachten? Welmoed Visser, expert water- en bodemvraagstukken in het Groene Hart, zocht uit of de tijd al rijp is voor drijvend bouwen.

Analyse

16 april 2024

Annius Hoornstra Column Cover door Esther Dijkstra (bron: Illustratie Esther Dijkstra, bewerkte foto Patrick van den Hurk)

De versnellers

Het zou wat zijn, maar toch: ze liggen klaar. Plannen voor 630.000 nieuwe woningen in de komende kabinetsperiode. Volgens columnist Annius Hoornstra zijn alleen nog wat onorthodoxe maatregelen nodig.

Opinie

15 april 2024