Analyse Sinds 2019 neemt de aandacht van de rijksoverheid voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland snel toe, merken Co Verdaas (hoogleraar gebiedsontwikkeling) en Tom Daamen (directeur Stichting Kennis Gebiedsontwikkeling). "En dat is goed nieuws. Niet alleen voor de SKG en de leerstoel, maar vooral voor Nederland zelf", zo stellen zij in een voorpublicatie van de Gebiedsontwikkeling.krant die volgende week uitkomt.
Op 2 juli 2020 nam minister Ollongren de publicatie Nieuw sturingsconcept voor de inrichting van Nederland in ontvangst. De publicatie is onder andere een pleidooi voor een regionale investeringsagenda en het bundelen van publieke en private investeringen in een regionaal perspectief. Uitvoering vraagt niet alleen om het stapelen van ambities, het is ook zaak de beschikbare middelen daarbij op waarde te schatten. Maar een objectief beste ruimtelijke inrichting van Nederland bestaat niet. Af en toe zullen er dus knopen doorgehakt moeten worden door provincies en het Rijk.
Dit genuanceerde pleidooi werd door sommigen vertaald in een roep om recentralisatie. Je kan het ook zien als een roep om ‘eigenaarschap’ of ‘het nemen van verantwoordelijkheid’. Ruimtelijke inrichting is per definitie meer dan de optelsom van individuele of lokale wensen. Daaraan uitvoering geven kan niet zonder een hoger gezag dat af en toe een knoop doorhakt. Hetgeen niet wil zeggen dat het wenselijk is dat elke regio altijd de kans moet krijgen zelf verantwoordelijkheid te nemen voor het uitvoeren van democratisch gelegitimeerde plannen.
Ondenkbaar
Inmiddels zijn we een half jaar verder. Wat is er sindsdien in de regio en in Den Haag gebeurd? Op 11 september stuurde minister Ollongren de definitieve versie van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) met de bijbehorende uitvoeringsagenda naar de Tweede Kamer. Het idee van de regionale investeringsagenda – koppeling van concrete investeringen van overheden en marktpartijen per regio voor de (middel)lange termijn – resoneerde volop bij de behandeling van de NOVI in het parlement. Opvallend was dat in het overleg oppositie en coalitie elkaar vonden in de gezamenlijke wens de mooie voornemens van de NOVI daadwerkelijk tot uitvoering te brengen en daarvoor de minister en het kabinet ook op hun rol aan te spreken. De urgente opgave op de woningmarkt blijkt daarbij een belangrijke verbindende kracht.
Illustratief voor het belang van uitvoering en de wijze waarop oppositie en coalitie elkaar vinden is de motie over de regionale investeringsagenda’s van de leden Terpstra, Regterschot en Moorlag. In het dictum verzoeken de indieners de regering "Regionale Investeringsagenda's een centrale plaats in de uitvoering van de NOVI toe te kennen" en tevens dat "deze RIA's als voorwaarde worden gesteld binnen de zogenaamde 'voorlopige NOVI-gebieden' en, omgekeerd, dat opgestelde RIA's in gebieden kunnen leiden tot toekenning van een nieuw NOVI-gebied in de komende jaren."
Op het eerste deel van het dictum laat de minister het oordeel aan de Tweede Kamer. Voor die lezers die de Haagse mores niet kennen: de minister is niet dolenthousiast maar gaat er zeker niet voor liggen, dan wel gunt de indieners ‘het succes’. Het tweede deel van het dictum wordt door de minister ontraden. Dat heeft ongetwijfeld te maken met de vrees dat daar waar regio’s de RIA omarmen, dit als vanzelf tot de status van nieuw NOVI-gebied leidt. Op 3 november is de motie desondanks met steun van VVD, CDA, PvdA, GroenLinks en SP aangenomen. Dit bevestigt dat de wens tot meer rol en regie van het Rijk bij de inrichting van Nederland steeds breder gedragen wordt - en dat gebiedsontwikkeling en ruimtelijke ordening binnen ons landsbestuur bezig zijn aan een structurele comeback.
Een ander opvallend punt uit de begeleidende brief van minister Ollongren is "de mogelijke totstandkoming van een Rijksontwikkelbedrijf". Over het hoe, wat en wanneer is nog helemaal niks bekend. Maar duidelijk is wel dat er na 15 jaar actieve decentralisatie een stille revolutie gaande is, die zich ons inziens rond Prinsjesdag 2019 voor het eerst openbaarde (met daarin 2 miljard euro om de woningbouw te stimuleren en een investeringsfonds voor onder meer infrastructuur). Dat er anno 2020 een Rijksontwikkelingsbedrijf op de agenda van dit kabinet staat, was aan het begin van de regeerperiode ondenkbaar.
Hobbels en kuilen
Vanuit de leerstoel zullen we deze fundamentele draai van de rijksoverheid in het ruimtelijk domein doordenken en (waar gewenst en opportuun) ondersteunen. Zo hebben we afgelopen periode onderzoek gedaan naar regionale fondsvorming en komt binnenkort ons rapport uit over de alternatieve bekostiging van openbaar vervoer. De eventuele oprichting van een Rijksontwikkelingsbedrijf zullen we op de voet volgen en hiervoor revelante kennis en ervaring uit de internationale praktijk en wetenschap onder de aandacht brengen.
Uiteraard gaan we graag met de deelnemers van SKG in gesprek over de hernieuwde betrokkenheid van het Rijk. Een schot voor de boeg: wil een Rijksontwikkelbedrijf toegevoegde waarde hebben, dan vraagt dat om meer dan een zak geld of het inbrengen dan wel overdragen van gronden. Het gaat om partnerschap in de langetermijninvesteringen die de aanpak van complexe gebiedsontwikkelingsopgaven nu eenmaal vergen, over de bereidheid om bij conflicten tussen belanghebbenden een coördinerende of richtinggevende rol te nemen, en bij tegenslagen een competente, stabiele kracht te zijn zonder het over te nemen.
Onlangs is door het kabinet een studiegroep ruimtelijke inrichting ingesteld (naar aanleiding van de motie Harbers c.s. van 18 juni 2020) om een nieuw kabinet concrete beleidsopties te geven, met daarbij vooral aandacht voor het platteland. Dat Co Verdaas zal deelnemen in deze studiegroep is een enorme blijk van waardering voor het al verrichte werk van de leerstoel.
Het moge duidelijk zijn: de komende jaren staan gebiedsontwikkeling en de inrichting van Nederland maatschappelijk volop in de aandacht. Woningbouw, stikstof, bereikbaarheid, gezondheid (waaronder corona), klimaat en economie treffen elkaar immers in concrete gebieden. Dat is altijd zo geweest en zal altijd zo blijven, maar ernaar handelen is niet makkelijk en vanzelfsprekend. Dat dit besef is doorgedrongen tot onze nationale politieke arena is winst; het zal leiden tot investeringskracht en besluiten. Dat helpt om tot tastbare resultaten te komen, al is de weg nog onzeker en vol met hobbels en kuilen.
Verkiezingen
Op 17 maart gaan we naar de stembus. Inmiddels zijn de meeste verkiezingsprogramma’s verschenen en is op enkele partijcongressen de inzet voor de verkiezingen uiteengezet. Uiteraard zet elke partij daarbij de eigen accenten, maar wie door de teksten heen bladert, weet dat het wel heel raar moet lopen wil gebiedsontwikkeling door het volgende kabinet niet omarmd worden. Aan de precieze programma’s en instrumenten die gebruikt zullen worden - of de naam van het nieuwe ministerie - wagen wij ons niet. Maar gebiedsontwikkeling is terug van nooit weggeweest. En dat is goed nieuws. Niet alleen voor de SKG en de leerstoel, maar vooral voor Nederland zelf.
Cover: ‘Co Verdaas en Tom Daamen’ door Marc Blommaert (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)