2013.05.31_Op zoek naar doorwaadbare plaatsen_660

Op zoek naar doorwaadbare plaatsen in Gebiedsontwikkeling

31 mei 2013

8 minuten

Verslag Een master city developer moet een strateeg en een regisseur zijn, maar wel een die op het juiste moment weet mee te gaan met de flow. Hij of zij moet multilevel en multidisciplinair kunnen schakelen. Complexiteit overzien, visie ontwikkelen en die verwoorden. Uit verschillende sturingsmechanismen de juiste kiezen.

Verslag MCD open college ‘De provincie als regionale regisseur en programmeur’

“Gebiedsontwikkeling is een unieke Nederlandse term. Dit is een jong vak”, zei MCD-directeur drs. Geurt van Randeraat tijdens een open college voor provincieambtenaren op 24 mei jl. Het vak is nog halverwege volwassenheid. In korte tijd zijn weer veel nieuwe concepten opgedoken. “Bottom-up ontwikkeling, faciliterende overheid, organisch ontwikkelen, uitnodigingsplanologie, strategisch sturen zonder blauwdruk – deze termen bestonden nog niet toen ik zelf de opleiding deed”, aldus Van Randeraat. Cursisten worden uitgedaagd diepgaand te onderzoeken wat ze inhouden en hoe ze in de praktijk werken. Gebiedsontwikkeling is een multidisciplinair vak waarin het de kunst is om overzicht te houden en te blijven sturen. Je moet verschillende schaalniveaus en dossiers weten te koppelen, je moet verschillende, soms tegengestelde belangen kunnen verenigen. Het is hard sleuren maar ook strategisch en subtiel sturen, het is afstand nemen en visie ontwikkelen maar die ook praktisch en marktgericht kunnen vertalen. Als master city developer zul je leren dat je niet alles in de hand hebt, maar word je wel toegerust om condities voor systeemsprongen te scheppen, of de doorwaadbare plaats te vinden en te benutten.

prof. dr. ing. Geert Teisman

'Oh Lord, can't you see, Life is a complexity, So give us, give us simplicity’, zong Heer Bie op de eerste langspeelplaats van het Simplisties Verbond. Van erg lang geleden dus. Deze smeekbede om eenvoud is aan , kerndocent van de MCD-opleiding, niet besteed. ‘Complexiteit in stedelijke ontwikkeling’ luidde de nog neutrale titel van zijn bijdrage aan het open college. Het werd een tegendraadse aanprijzing van bestuurlijke en procesmatige complexiteit als kenmerk van vooruitgang. Je verzetten tegen complexiteit, het willen beheersen, is een reflex die niet tot het beste resultaat leidt. Hoe meer greep je probeert te krijgen op een (bestuurlijk) proces, een organisatie, of een project, hoe minder effectief je bent.

Teisman schetste om te beginnen een maatschappij in de greep van ontevredenheid en wantrouwen. Het consumentenvertrouwen is nog nooit zo laag geweest, in de Tweede Kamer buitelen de moties van wantrouwen over elkaar heen. “Als land zijn we zo bezorgd om te behouden wat we hebben dat we alleen nog geld willen uitgeven aan zorg en veiligheid.” En waar Duitsland bijvoorbeeld echt werk maakt van de energietransitie is Nederland er vooral door in verwarring gebracht. Wat is er met ons aan de hand? Teisman betoogde dat de Nederlandse maatschappij moeite heeft met de komst van de netwerksamenleving. “Wij polderaars blijken hier niet zo goed in te zijn, het wordt ons al gauw te veel.” Iets voor elkaar brengen met heel veel stakeholders tegelijk vinden we lastig.

Omarmen van complexiteit – niet bestrijden ervan – maakt het mogelijk stappen voorwaarts te maken, hield de hoogleraar bestuurskunde de toehoorders voor. Dus niet ‘verminder bestuurlijke drukte’ maar ‘vele handen maken licht werk’. Niet actie maar vooral interactie. Niet blindstaren op ‘grote’ besluiten nemen (die vaak geen gevolg krijgen), maar de dynamiek volgen.
Wat is dat dan, complexiteit? Het is een samengesteld systeem, zonder hiërarchie, met veel zelforganisatie. “In gebiedsontwikkeling zijn het projecten die spelen binnen of naast jouw project maar waar je niets over te vertellen hebt”, duidde Van Randeraat. De kunst is daarom, aldus Teisman, om jouw handelingen te synchroniseren met die van anderen. Of voor de bestuurder, de beleidsambtenaar: jouw besluiten laten interfereren met andere besluiten. Sturen is dus een netwerkactiviteit. De netwerksamenleving is gelaagd (multilevel), onbegrensd en heeft geen kern, formuleerde Teisman. Is de rol van regisseur dan nog wel aannemelijk – zoals de provincie opgeroepen wordt een regierol te vervullen in de ruimtelijke ontwikkeling, luidde een vraag uit de zaal. “Laat regisseur maar weg”, zei Teisman. De essentie van een netwerk of een netwerksamenleving is uiteindelijk dat niemand in charge is.

prof. ir. Joost Schrijnen

“Regie is een machtsterm”, sloot , eveneens kerndocent bij MCD, in zijn college aan op het vorige. Maar het verlies aan regie, het ‘weg met de normatieve overheidsrol’, heeft voor hem ook problematische kanten. Het vergunningvrij bouwen tot 70 kuub leidt in Zeeuws-Vlaanderen bijvoorbeeld tot “het neer donderen” van blauwe containerwoningen. Burgemeesters zitten met de handen in het haar. Pijnlijk voor de rol van de provincies is dat het Rijk niet meer integreert. In de Tweede Kamer ontbreekt belangstelling voor ruimtelijke ordening omdat er nauwelijks meer financiën aanhangen. Helder moet zijn dat ruimtelijke ordening geld kost, het is maar heel kort zo geweest dat het geld opleverde. Dat gold al voor sleutelprojecten zoals Kop van Zuid, met dure Erasmusbrug en metrostation. We zijn er trotst op, terecht. Daarom moeten we de Blauwe Stad in Groningen niet eenzijdig als een financieel debacle zien, het is geweldig wat daar tot stand is gebracht.

Een project kan niet zonder visie

Bij ruimtelijke ordening kunnen we drie manieren onderscheiden om naar de toekomst te kijken: i. mogelijke toekomsten, het domein van ontwerpers en ontwikkelaars, ii. wenselijke toekomsten, domein van het politiek-bestuurlijke; iii. waarschijnlijke toekomsten, domein van de wetenschap. “In het ambtelijke moet je de ook eens de vrijheid nemen om in het domein van het mogelijke binnen te gaan.” , al heeft een project een langere adem dan de visie. Visie moet je op tijd bijstellen. Echt een verrijking is het bij grote projecten een atelier te hebben dat niet direct op beleidsproductie gericht is. Schrijnen deed als programmadirecteur goede ervaringen op met Atelier Zuidvleugel en Werkplaats Zuidwestelijke Delta. “Ik ging er elke week een uur langs om de mensen te laten vertellen wat ze hadden. Soms moest ik zeggen, dat is prachtig bedacht maar ik kan er niets mee doen, soms kon ik het gebruiken.”

Bij het project Zuidwestelijke Delta

zoekt Schrijnen naar een oplossing voor het stagnant zoute (dode) Grevelingenmeer en het stagnant zoete (door blauwalg geplaagde) Volkerak-Zoommeer. Als gevolg van de Deltawerken hebben beide wateren zich tot ecologische drama´s ontwikkeld. Het gaat om rijksgrond, rijkswater en rijkskunstwerken, om nationale en regionale economie, maar vooralsnog zegt de rijksoverheid: zoek het daar zelf maar uit. Ondanks ontbrekende rijksmiddelen is er een plan neergelegd voor acht mogelijke (deel)oplossingen in een tijdsbestek van tien, twintig of dertig jaar. Met wel of geen getij, zoet of zout, met of zonder waterberging, gehele of gecontroleerde opening van sluizen en dammen, als modaliteiten. Elk van de acht modaliteiten kan op zichzelf staan, of de tussenstap zijn voor een volgende stap. “Maar de factor tijd moet je nooit belemmeren om een hoofdrichting te kiezen”, stelde Schrijnen. Dat gold wat hem betreft ook voor een andere plan waar hij bij betrokken was: Schaalsprong Almere. De IJmeerverbinding met Amsterdam is voorlopig van de baan, maar op de lange termijn zal het er toch van komen. De planvorming is doorgezet, al is het evident dat je een ander Almere krijgt met of zonder metroverbinding met Amsterdam.

slotdebat

Prof. mr. Friso de Zeeuw opende op dit punt in het relaas van Schrijnen al het waarvoor hij was uitgenodigd. Het ontbreken van de metroverbinding zou hij als einde verhaal voor Schaalsprong Almere beschouwen, merkte hij op. “De beleidstrein dendert door, maar leidt het ergens toe?!” Collega Schrijnen vond het verdedigbaar het plan overeind te houden en de metrolijn daarin als modaliteit op te nemen. In het slotdebat werd concreet over de rol van de provincies gesproken. Een ambtenaar van de provincie Gelderland merkte op dat Gelderland (dankzij de Nuon-gelden) zo goed bij kas zit dat ze er gek genoeg moeite hebben om goede investeringen te vinden. Desondanks vond De Zeeuw terughoudendheid geboden vanuit zijn taakopvatting van de provincie. “Een provincie die stedelijke vernieuwingsprojecten ondersteunt, vind ik een randgeval. Twijfelachtig is ook hoe ver Limburg gaat met economische projecten.” De provincie kan zich volgens de hoogleraar Gebiedsontwikkeling beter richten op groen en blauw. Schrijnen merkte op dat ze voor project Zuidwestelijke Delta bepaald niet in het geld zwemmen. Hij was blij dat het relatief rijke Noord-Brabant besloot met Zuid-Holland en Zeeland mee te doen en de portemonnee meenam. De provincie blijkt dan ook prima iets te kunnen doen met koppelprojecten, door deze te co-financieren. Bijvoorbeeld het herstellen van een gedempte binnenhaven in de gemeente Moerdijk. Dezelfde Gelderse ambtenaar merkte op dat relatief veel geld naar buitengebieden gaat, terwijl volgens hem de steden, i.c. Nijmegen-Arnhem, absolute prioriteit hebben. De Zeeuw zette daar een frontaal botsende opvatting tegenover: “De provincie heeft helemaal niets te zoeken in de steden.” Schrijnen vond die opvatting, mede gezien de mogelijkheid van koppelen, gewoon onjuist. Teisman wees erop dat het onvermogen om het geld goed te besteden komt door de praktijk van aanbodgestuurde projecten. “Projecten worden verzonnen om aan de eisen te voldoen.” Hij verschilde van mening met De Zeeuw over het strikt willen scheiden van taken en bevoegdheden tussen gemeenten, provincies en rijk. Van Randeraat ging daar op door met de vraag: “Is taken geven niet ouderwets? Mag de linksback niet ook een keer op doel schieten zoals in de goede tijd van Ajax?” Teisman zei dat in gekke initiatieven de mogelijkheid van systeemsprongen schuilt.
De Zeeuw wilde nog kwijt niet te geloven in ‘heel open het proces ingaan’. “Er moet een urgentie zijn, een duidelijke probleemstelling, anders wordt het geouwehoer, dat alleen maar geld kost.” Echt open staan bestuurders en stakeholders in de regel immers niet, iedereen komt binnen met belangen, verwachtingen en voorkeuren.

“Dit is precies zoals onze colleges gaan”, sloot Van Randeraat af. “Dé waarheid in ons vak bestaat immers niet, zeker niet op dit hoge denkniveau.”

Datum: vrijdag 24 mei 2013
Locatie: Stadsontwikkeling Rotterdam, Europoint II
Organisatie: MCD, Rotterdam (www.mastercitydeveloper.nl)

Zie ook:


Cover: ‘2013.05.31_Op zoek naar doorwaadbare plaatsen_660’


Portret - Kees Hagendijk

Door Kees Hagendijk

Zelfstandig journalist


Meest recent

Fietsende dame, Leiden door Dutch_Photos (bron: shutterstock)

“Laten we de stad weer aantrekkelijk maken voor gezinnen”

Hoe zorgen we ervoor dat steden aantrekkelijk blijven om kinderen te laten opgroeien? “Gezinnen die in de stad willen wonen, hebben op dit moment geen betaalbaar alternatief.”

Verslag

26 april 2024

Jonge zakenmensen overleggen in creatief kantoor door G-Stock Studio (bron: shutterstock)

Een opvallende acceleratie, de creatieve industrie doet het goed in de regio

De creatieve industrie associëren we meestal met de grote steden, maar daar neemt de banengroei de laatste jaren af. Daarentegen doen de middelgrote steden het een stuk beter. Wat zit er achter deze autonome regionale spreiding?

Analyse

26 april 2024

GO weekoverzicht 25 april 2024 door Gebiedsontwikkeling.nu (bron: Gebiedsontwikkeling.nu)

Dit was de week van de complete buurt

Dit was een week op Gebiedsontwikkeling.nu waarin de complete stadsbuurt centraal stond. Van de transformatie van het Utrechtse Wisselspoor via het naoorlogse stadsdeel Breda Noord naar de verdichting in het Haagse Bezuidenhout.

Weekoverzicht

25 april 2024